ECLI:NL:RBBRE:2010:BP3040

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
7 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
800481-10 en 620779-09 [P
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prenger
  • A. Bakx
  • J. Kneepkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en stalking met betrekking tot slachtoffers in Made

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 7 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en stalking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 februari 2008 tot 21 mei 2009 meermalen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem te schoppen en/of te slaan. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en getuigen voldoende bewijs boden voor de mishandeling. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de getuigen overtuigend.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van stalking van [slachtoffer 2] in de periode van 5 augustus 2009 tot en met 9 april 2010. De rechtbank oordeelde dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] door haar te achtervolgen, sms-berichten te sturen en zich in de buurt van haar woning op te houden, ondanks een eerder opgelegd contactverbod. De rechtbank achtte de stalking wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte het vereiste oogmerk had om [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen of te dulden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 191 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 160 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook schadevergoeding aan [slachtoffer 2] toegewezen voor immateriële schade, en de verdachte is aansprakelijk gesteld voor deze schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de impact op de slachtoffers en de herhaalde overtredingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 800481-10 en 620779-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Langenberg, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak met parketnummer 620779-09 naar de meervoudige kamer verwezen. Ter zitting van 23 september 2010 zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken met de parketnummers 800481-10 en 620779-09 gevoegd. Op deze zitting hebben de officier van justitie, mr. Janssen, en de verdediging hun standpunten kenbaar gemaakt
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2: [slachtoffer 1] meermalen heeft mishandeld;
feit 3: [slachtoffer 2] heeft gestalkt;
feit 4: [slachtoffer 2] heeft gestalkt.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Voor de feiten 1 en 2 bestaat het wettig bewijs volgens de officier van justitie uit de verklaring van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) zelf, de aangifte van moeder [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) en de ondersteunende verklaring van dochter van slachtoffer 2. Bij de overtuiging spelen daarnaast het logboek van aangeefster, de verklaring van de vader van het slachtoffer, [naam vader slachtoffer], alsmede de verklaringen van diens schoonouders, [namen van de schoonouders] de verklaring van de schoolmaatschappelijk werker, [naam schoiol maatschappelijk werker] en de verklaring van de moeder van [naam vader slachtoffer], [naa[getuige 4] een rol. Ten aanzien van de stalking van [slachtoffer 2] gedurende de periode oktober 2009 tot en met 9 april 2010 zoals die ten laste is gelegd onder feit 3, is de officier van justitie van mening dat deze wettig en overtuigend bewezen kan worden gelet op de aangifte van het slachtoffer, de beveiligingsrapportages, het vonnis van de civiele rechter, het proces-verbaal van wijkagent [naam verbalisant] alsmede de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]. Ook de stalking gedurende de periode mei 2009 tot en met september 2009 kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden. Zij baseert zich hiervoor op dezelfde bewijsmiddelen als bij feit 3 en voegt daar nog de beveiligingsaantekeningen over het kermisbezoek en de sms-berichten die zich in het dossier bevinden, aan toe. Ten slotte speelt voor de officier van justitie bij deze laatste twee feiten ook mee dat verdachte tijdens de zitting heeft verklaard dat hij met zijn gedrag inderdaad is doorgeschoten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat voor de feiten 1 en 2 geen bewezenverklaring kan volgen. Verdachte ontkent stellig dat sprake zou zijn van mishandeling en in het dossier is te weinig wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt onvoldoende ondersteund. De enige persoon die uit eigen waarneming heeft verklaard over de manier waarop verdachte met [slachtoffer 1] zou zijn omgegaan, is mevrouw [getuige 3]. Haar verklaring moet volgens de verdediging echter zodanig worden geïnterpreteerd dat verdachte stoeide met [slachtoffer 1] en daarbij mogelijk iets te ruw is geweest. Er was in dat geval geen sprake van mishandeling waardoor ook deze verklaring niet kan worden gebruikt voor het bewijs. Verder is [slachtoffer 1] volgens verdachte zeer beïnvloedbaar en heeft zelfs [naam vader] de vader van [slachtoffer 1], verklaard dat [slachtoffer 1] een levendige fantasie heeft. Hoewel bij [slachtoffer 1] wel letsel is geconstateerd en sprake zou zijn geweest van een gedragsverandering, is volgens de verdediging niet vast komen te staan dat dit werd veroorzaakt door verdachte.
Voorts is de verdediging van mening dat de periode, waarin blijkens de tenlastelegging sprake zou zijn geweest van stalking, nader moet worden uitgesplitst. De verdediging onderscheidt vijf verschillende periodes. De eerste periode loopt van mei 2009 tot 9 juli 2009. Gedurende deze tijd was de relatie tussen verdachte en [slachtoffer 2] al over maar verbleef verdachte nog wel in haar woning. In deze periode komt aangeefster hier ook nog steeds over de vloer waardoor contact heeft plaatsgevonden met wederzijds goedvinden. Van stalking was gedurende deze periode dan ook geen sprake. De tweede periode loopt volgens de verdediging van 9 juli 2009 tot 4 augustus 2009. Ook in deze periode is stalking niet aan de orde. Verdachte was weliswaar op aangeven van aangeefster op 9 juli 2009 uit haar woning vertrokken maar zij bleef de sms-berichten van verdachte beantwoorden. Op 4 augustus 2009 heeft [slachtoffer 2] vervolgens aan verdachte laten weten dat zij geen behoefte meer had aan contact. Verdachte is toen tot 21 augustus 2009 doorgegaan met het sturen van sms-berichten waardoor mogelijk kan worden gezegd dat verdachte [slachtoffer 2] in deze periode heeft lastiggevallen. Hetzelfde geldt voor de tijd daarna, tot aan het civiele vonnis van 15 december 2009. Verdachte heeft in deze periode met enige regelmaat met zijn auto langs de woning van [slachtoffer 2] gereden, waardoor stalking in deze periode wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdediging is ten slotte van mening dat verdachte zijn gedrag heeft veranderd sinds de uitspraak van de civiele rechter. Hierdoor was vanaf 15 december 2009 geen sprake meer van belaging. Het feit dat verdachte het contactverbod mogelijk een beperkt aantal keer heeft overtreden doet hier niet aan af. Dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring voor stalking te kunnen komen voor de periode vanaf 15 december 2009.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2 inzake parketnummer 800481-10
Verdachte en [slachtoffer 2] zijn in februari 2008 samen gaan wonen in een woning aan de [adres] Op 21 mei 2009 is de relatie beëindigd en is [slachtoffer 2] met de kinderen bij haar ex-schoonouders gaan wonen . Op 30 december 2009 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van mishandeling door verdachte. In deze verklaring heeft [slachtoffer 1] aangegeven dat hij in de periode dat verdachte bij hem en zijn moeder in huis woonde diverse malen is mishandeld door verdachte. Hij werd daarbij geschopt en soms ook geslagen. Verdachte deed hem heel veel pijn . [dochter] verklaart dat zij heeft gezien dat [slachtoffer 1] wel eens werd geschopt door verdachte. Ook verklaart zij dat [slachtoffer 1] klappen kreeg van verdachte . [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] haar over een aantal voorvallen heeft verteld waar zij erg van is geschrokken. Hij vertelde onder andere dat hij is geschopt door verdachte . Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 1] in de woning van [slachtoffer 2] tussen zijn benen heeft geschopt waarbij hij zijn geslachtsdeel raakte. Zij zag dat [slachtoffer 1] veel pijn had . Ten slotte heeft getuige [naam vader slachtoffer] verklaard dat als hij aan [slachtoffer 1] vroeg hoe hij aan zijn blauwe plekken was gekomen, dit altijd met verdachte te maken had. Voorts verklaart hij dat hij in de tijd dat verdachte en [slachtoffer 2] samenwoonden zeker vijftien keer heeft gezien dat [slachtoffer 1] lichamelijk letsel had opgelopen.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] meermalen mishandeld heeft in de periode van 1 februari 2008 tot 21 mei 2009, door hem te schoppen en/of te slaan. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] op dit punt voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen uit het dossier. Zowel zijn zusje [naam zusje] als zijn oma, mevrouw [getuige 4], hebben verklaard dat zij gezien hebben dat verdachte [slachtoffer 1] sloeg of schopte. Daarbij is door zijn vader ook verschillende keren letsel geconstateerd.
[slachtoffer 1] heeft ook uitgebreid verklaard over een incident waarbij hij van de trap zou zijn geduwd door verdachte die daarna nog met zijn schoenen op lichaam zou zijn gaan staan of tegen zijn lichaam zou hebben geschopt. Ook zou verdachte eens een kussen op het gezicht van [slachtoffer 1] hebben geduwd waarbij deze laatste pijn heeft ondervonden, een kras op zijn gezicht heeft opgelopen en in ademnood is gekomen. Verdachte ontkent ook deze incidenten stellig. Ten aanzien van deze voorvallen is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] op deze punten onvoldoende ondersteund wordt door de overige bewijsmiddelen uit het dossier. [slachtoffer 2] verklaart weliswaar ook tamelijk uitgebreid over deze incidenten, maar zij verklaart alleen over hetgeen zij heeft gehoord van [slachtoffer 1]. Zij noch iemand anders is bij deze voorvallen aanwezig geweest waardoor in dit geval sprake is van het verhaal van [slachtoffer 1] aan de ene kant tegenover het verhaal van verdachte aan de andere kant. Nu niemand anders hierover uit eigen waarneming kan verklaren, acht de rechtbank dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde feit alsmede van het gedeelte van het onder feit 2 ten laste gelegde feit dat ziet op het incident met het kussen.
Feit 3 inzake parketnummer 800481-10 en het feit inzake parketnummer 620779-09
Nadat [slachtoffer 2] op 21 mei 2009 haar relatie met verdachte beëindigt en samen met haar kinderen de woning verlaat, blijft verdachte in haar woning achter. Hij blijft hier wonen tot 9 juli 2009. Enkele dagen daarna keren [slachtoffer 2] en haar kinderen vervolgens terug naar haar[adres]] In de periode van 21 mei 2009 tot en met 4 augustus 2009 vindt op verschillende manieren contact plaats tussen verdachte en [slachtoffer 2]. Zo stuurt verdachte een groot aantal sms-berichten die door [slachtoffer 2] gedeeltelijk beantwoord worden. Ook hebben verdachte en [slachtoffer 2] elkaar in deze periode nog wel eens gesproken, onder andere via de telefoon. Op 4 augustus 2009 laat [slachtoffer 2] verdachte dan per sms weten dat zij geen behoefte meer heeft aan contact en dat hij haar met rust moet laten.
De rechtbank is, gelet op het feit dat het voor verdachte tot 4 augustus 2009 mogelijk niet duidelijk was dat [slachtoffer 2] geen behoefte meer had aan contact, met de verdediging van oordeel dat van stelselmatig lastigvallen gedurende deze periode geen sprake kan zijn. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de hem ten laste gelegde belaging gedurende deze periode.
Vanaf 4 augustus 2009 is verdachte wel op de hoogte van het feit dat [slachtoffer 2] geen contact meer met hem wenst te onderhouden. Bij verdachte leven op dat moment echter nog veel gevoelens van onvrede en onbegrip over het hoe en waarom van de beëindiging van hun relatie . Verdachte blijft daarom contact zoeken met [slachtoffer 2], onder andere door het zenden van vele sms-berichten en door langzaam met zijn auto door de straat van haar woning te rijden in de hoop een glimp van haar op te vangen . Op 21 augustus 2009 komt er uiteindelijk een einde aan de stroom van sms-berichten waarin verdachte [slachtoffer 2] smeekt om te reageren en waarin hij [slachtoffer 2] verwijt dat hij door haar toedoen kapot gaat aan verdriet . Verdachte blijft echter ook na 21 augustus 2009, zij het naar eigen zeggen in mindere mate, met zijn auto door de straat van de woning van [slachtoffer 2] rijden en geeft aan dat hij daarin mogelijk is doorgeschoten . Voorts duikt verdachte ook op andere momenten toevallig op in de buurt van [slachtoffer 2]. Zo worden [slachtoffer 2] en haar kinderen door verdachte achtervolgd terwijl zij op 25 september 2009 over de kermis in Made lopen. Verdachte blijft daarbij met een boze blik, strak naar het gezin kijken . Op 15 december 2009 wordt verdachte naar aanleiding van al het voorgaande door de voorzieningenrechter een straatverbod alsmede een contactverbod opgelegd, met een dwangsom van € 500,- per overtreding .
Verdachte geeft aan dat hij na 15 december 2009 geen contact meer heeft gezocht met [slachtoffer 2] en ook niet meer door haar straat gereden is. Op 23 januari 2010 wordt verdachte echter gezien terwijl [slachtoffer 2] vanaf de McDonalds naar huis rijdt. Verdachte blijft kort achter [slachtoffer 2] aanrijden totdat zij thuis is . Verder is verdachte op 1 februari 2010 en 3 februari 2010 door de wijkagent, de heer B [naam verbalisant] gezien vanaf het kruispunt Eijkenstraat-Stationsstraat-Kerkstraat te Made. Dit is een punt op de route naar de basisschool van [slachtoffer 1] en [naam zusje]. Verdachte wordt waargenomen terwijl hij in zijn auto langzaam voorbij rijdt. De heer [naam verbalisant] heeft hem hierover wederom aangesproken op 3 februari 2010. Echter op 5 februari 2010 wordt verdachte opnieuw gezien door de wijkagent terwijl hij op dit zelfde punt langzaam voorbij rijdt . Een ander incident vindt plaats op 18 februari 2010. [slachtoffer 2] is op dat moment in Rijen om daar samen met een vriendin een huis te bezichtigen. Ook hier komt verdachte meerdere keren langzaam voorbij gereden . Verder heeft ook op 2 april 2010 een incident plaatsgevonden, bij een supermarkt in Made. Uit de videobeelden blijkt dat verdachte zich kennelijk zonder enige reden langdurig ophoudt in het winkelpand. Vervolgens loopt hij enkele keren op korte afstand langs [slachtoffer 2] en kijkt hij ook in haar richting . Daarnaast wordt verdachte bijna dagelijks waargenomen terwijl hij zowel overdag als ’s nachts langs de woning van [slachtoffer 2] loopt of rijdt . Zo ook op 10 januari 2010, 16 januari 2010, 5 februari 2010 en 9 april 2010 .
De rechtbank constateert dat verdachte niet alleen in de periode tot 15 december 2009 maar ook in de periode daarna op verschillende momenten het contact- en straatverbod heeft overtreden. De hiervoor beschreven incidenten werden allen waargenomen door getuigen.
De rechtbank stelt voorop dat voor de vraag of sprake was van belaging in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, beslissend is of er sprake was van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk werd gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander. Het gaat er daarbij om of het lastigvallen van die ander een zekere mate van indringendheid, duur en frequentie heeft. Daarvan is, gelet op het vorenstaande, naar het oordeel van de rechtbank in de periode van 5 augustus 2009 tot en met 9 april 2010 sprake geweest.
Daarbij is de rechtbank van oordeel dat verdachte het vereiste oogmerk had. Uit de hiervoor beschreven handelingen volgt dat [slachtoffer 2] door verdachte geen keuze werd gelaten in het al dan niet aanvaarden van de contacten met verdachte. Door zijn handelen dwong verdachte [slachtoffer 2] feitelijk te dulden dat stelselmatig contact met haar werd gezocht en dat haar vrees werd aangejaagd.
Gelet op de intensiteit, duur en frequentie van de gedragingen van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 5 augustus 2009 tot en met 9 april 2010 wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2]. Hiermee komt de rechtbank dus tot een bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 620779-09 ten laste gelegde feit voor de periode vanaf 5 augustus 2009 alsmede tot een volledige bewezenverklaring van het onder parketnummer 800481-10 ten laste gelegde feit 3.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Inzake parketnummer 800481-10
2.
in de periode van 1 februari 2008 tot en met 21 mei 2009 te Made, gemeente Drimmelen, meermalen opzettelijk mishandelend een persoon [slachtoffer 2]), heeft geschopt en/of geslagen tegen het lichaam waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
op meerdere tijdstippen in de periode van de maand oktober 2009 tot en met 9 april 2010 te Made, gemeente Drimmelen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [initialen]. [slachtoffer 2], met het oogmerk die [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij zich toen aldaar op diverse dagen en tijdstippen opzettelijk tegen de wil van die [slachtoffer 2], al dan niet als bestuurder van een personenauto, hinderlijk opgehouden in de buurt van haar woning en de basisschool [naam school] (te weten de basisschool van haar 2 kinderen);
Inzake parketnummer 620779-09
op meerdere tijdstippen in de periode van 5 augustus 2009 tot en met 28 september 2009 te Made, gemeente Drimmelen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [initialen].[slachtoffer 2], met het oogmerk die [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft heeft hij toen aldaar op diverse dagen en tijdstippen opzettelijk tegen de wil van die [slachtoffer 2] sms-berichten verstuurd naar die [slachtoffer 2] en/of (als bestuurder van een personenauto) zonder noodzaak langs de woning van die [slachtoffer 2] gereden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor hetgeen zij wettig en overtuigend bewezen acht, aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is de officier van justitie van mening dat als bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd een contactverbod met mevrouw [initialen]. [slachtoffer 2] en haar kinderen alsmede een straatverbod voor de [adres] Daarnaast dient verdachte zich te gedragen naar de aanwijzingen van Novadic-Kentron, ook als dat inhoudt dat verdachte moet meewerken aan een blaastest. De officier van justitie is van mening dat gelet op de documentatie van verdachte, de ernst van de feiten en de langdurige periode waarin sprake is geweest van stalking, niet kan worden volstaan met het opleggen van een werkstraf. De omvangrijkheid en de intensiteit van de stalking zorgen er verder voor dat de officier van justitie bij deze eis is uitgekomen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat een gevangenisstraf, zelfs bij een volledige bewezenverklaring, een te zware straf is voor verdachte. De rol die verdachte heeft gespeeld wordt in deze zaak erg benadrukt terwijl er ook vanaf de kant van het slachtoffer pogingen zijn ondernomen om contact te zoeken. Daarnaast vindt de verdediging het vreemd dat er zoveel tijd is verstreken tussen de beweerdelijke strafbare feiten en de uiteindelijke aangifte. Met dit tijdsverloop dient bij de strafmaatbepaling rekening te worden gehouden. Voorts is het van belang dat verdachte volgens de beide gedragsdeskundigen voor feit 3 als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Ten slotte merkt de raadsman op dat verdachte sinds de schorsing uit de voorlopige hechtenis zijn leven weer enigszins heeft opgepakt. Zo heeft hij zicht op een baan als internationaal vrachtwagenchauffeur en heeft hij een nieuwe relatie. Wanneer de eis van de officier van justitie gevolgd zou worden zou deze positieve ontwikkeling worden doorbroken hetgeen volgens de raadsman niet bijdraagt aan oplossing van deze zaak.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in de periode van 1 februari 2008 tot en met 21 mei 2009 meermalen schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 1], de adoptiezoon van zijn toenmalige echtgenote. Verdachte heeft [slachtoffer 1] verschillende keren tegen zijn lichaam geschopt en geslagen waardoor [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden en blauwe plekken heeft gehad.
De rechtbank acht dit ernstig. Ieder kind moet in een beschermde, veilige en vertrouwde omgeving kunnen opgroeien. Door zijn handelen heeft verdachte deze situatie voor [slachtoffer 1] onmogelijk gemaakt en heeft hij in ernstige mate de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] geschonden. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Voorts heeft verdachte zich in de periode van 5 augustus 2009 tot en met 28 september 2009 alsmede in de periode van oktober 2009 tot en met 9 april 2010, schuldig gemaakt aan stalking van zijn ex-vrouw, [slachtoffer 2]. Het betreft hier dus een langere periode waarin verdachte er van alles aan heeft gedaan om in de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffer aanwezig te zijn en te blijven, ondanks het feit dat de relatie tussen hen beiden reeds was beëindigd en het slachtoffer ook duidelijk had aangegeven dat verdachte haar met rust moest laten. De gevoelens van onmacht en onbegrip die mogelijk bij verdachte leefden omtrent de verbroken relatie rechtvaardigen geenszins de gedragingen van verdachte.
Belaging is een ernstig feit nu het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Blijkens de slachtofferverklaring die [slachtoffer 2] hierover heeft opgesteld, beheerst de stalking door verdachte haar hele leven. Zij heeft het gevoel constant op haar hoede te moeten zijn alsof er een roofdier op de loer ligt. De rechtbank neemt dit verdachte bijzonder kwalijk. Dit geldt helemaal nu verdachte ondanks een uitspraak van de civiele rechter op 15 december 2009, waarbij hem een contactverbod met het slachtoffer en een straatverbod is opgelegd, gewoon door is gegaan met zijn gedrag. Verdachte heeft hiermee aangetoond zich niets aan te trekken van een rechterlijke uitspraak en geen rekening te houden met de gevoelens van anderen. De rechtbank heeft hiermee ten nadele van verdachte rekening gehouden bij de bepaling van de op te leggen straf.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor belaging. Wel is verdachte in 2006 door de politierechter veroordeeld wegens mishandeling.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de gedragsdeskundige rapportages die over verdachte zijn opgesteld. Psycholoog [naam deskundige] heeft aangegeven geen uitspraak te kunnen doen over de psychische gesteldheid van verdachte ten tijde van het mishandelen van [slachtoffer 1] omdat verdachte stellig ontkent dat hij [slachtoffer 1] zou hebben mishandeld. Met betrekking tot de stalking heeft de psycholoog aangegeven dat verdachte leed aan een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in die zin dat verdachte aan een depressieve stoornis leed. Als gevolg van deze stoornis voelde verdachte zich somber en kon hij de zin van het leven minder inzien. Om deze reden acht psycholoog (naam deskundige) verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van de ten laste gelegde stalking. Psychiater [naam deskundige] heeft hier nog aan toegevoegd dat verdachte ten tijde van de stalking ook leed aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een afhankelijkheid van alcohol. Deze stoornis is inmiddels gedeeltelijk in remissie maar was volgens de psychiater duidelijk aanwezig in de periode van het najaar 2009 tot ongeveer februari 2010. Psychiater [naam deskundige] acht verdachte hierdoor ten aanzien van de stalking gedurende voormelde periode licht verminderd toerekeningsvatbaar. Met betrekking tot de overige periode en de andere ten laste gelegde feiten is deze gedragsdeskundige van mening dat verdachte als volledig toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank kan zich vinden in de inhoud en de conclusies uit de beide rapporten en neemt de conclusie dat verdachte gedeeltelijk als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, mee in haar overwegingen.
Ten slotte heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de inhoud van het zeer recent uitgebrachte reclasseringsadvies. Hieruit volgt dat verdachte zijn afspraken met de reclassering is nagekomen en volgens de reclassering een groei heeft doorgemaakt in de mate van zelfinzicht. Verder constateert de reclassering dat het op emotioneel vlak beter lijkt te gaan met verdachte. De rechtbank acht dit allen positieve ontwikkelingen. Daar staat echter helaas tegenover dat verdachte ook bij de reclassering stellig blijft ontkennen dat hij het contactverbod uit het civiele vonnis van 15 december 2009 heeft overtreden, terwijl de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zich ook in de periode na 15 december 2009 schuldig heeft gemaakt aan belaging. De rechtbank constateert dan ook dat er voor wat betreft de houding van verdachte en de mate van zelfinzicht nog wel winst valt te behalen.
Gelet op al hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen is zij van oordeel dat niet volledig kan worden volstaan met het opleggen van een werkstraf zoals de verdediging heeft bepleit. De rechtbank zal verdachte wel een werkstraf opleggen voor de duur van 160 uur. Voorts zorgen de ernst van de feiten en de houding van verdachte ervoor dat een gevangenisstraf in de ogen van de rechtbank noodzakelijk is. Echter nu verdachte voorzichtig op de goede weg lijkt te zijn, wil de rechtbank deze positieve ontwikkeling niet doorkruisen. Zij zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die qua duur overeenkomt met de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding voor het opleggen van een forse voorwaardelijke straf om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en een verplichte begeleiding door Novadic-Kentron mogelijk te maken. De rechtbank zal verdachte daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opleggen en daarbij als bijzondere voorwaarden opnemen dat verdachte geen contact mag hebben met zijn ex-vrouw,
[initialen]. [slachtoffer 2] en haar kinderen, en zich ook niet in de straat van hun woning mag bevinden. Ten slotte zal verdachte zich moeten houden aan de aanwijzingen aan hem te geven door of namens Novadic-Kentron, ook als dat inhoudt dat verdachte moet meewerken aan een blaastest.
De rechtbank ziet geen mogelijkheden voor een andere of lichtere sanctie.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [initialen]. [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 9361,24 voor
feit 3 inzake parketnummer 800481-10 en het feit inzake parketnummer 620779-09. De benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 386,- voor feit 2 inzake parketnummer 800481-10.
De rechtbank is van oordeel dat de schade van [initialen]. [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 1000,- ter zake van immateriële schade, een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de gehele schade van [initialen] [slachtoffer 2] ter zake van immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot die bedragen voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vorderingen tot die bedragen toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij [initialen]. [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan deze benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2: Mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 3: Belaging;
feit 4: Belaging;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 191 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte geen contact mag zoeken met [initialen]. [slachtoffer 2] en haar kinderen;
* dat verdachte zich niet mag bevinden in de [adres], gemeente Drimmelen;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Novadic-Kentron, ook als dat inhoudt dat verdachte mee moet werken aan een blaastest;
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij deze reclasseringsinstelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 160 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 dagen;
- heft het geschorste bevel voorlopige hechtenis op;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [initialen]. [slachtoffer 2] van € 1000,-, ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
29 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 2] van
€ 386,-, ter zake van immateriële schade en vermeerd met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [initialen]. [slachtoffer 2] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;(BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [initialen]. [slachtoffer 2] (feit 3 inzake parketnummer 800481-10 en het feit inzake parketnummer
620779-09), € 1000,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [initialen] [slachtoffer 2] (feit 2 inzake parketnummer 800481-10), € 386,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Prenger, voorzitter, mr. Bakx en mr. Kneepkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Heslinga, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 oktober 2010.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
parketnummer 800481-10
1.
hij in de periode van 1 februari 2008 tot en met 9 juli 2009 te Made, gemeente Drimmelen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon [initialen] [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [initialen] [slachtoffer 1] van de trap heeft gegooid en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2008 tot en met 9 juli 2009 te Made, gemeente Drimmelen, meermalen opzettelijk mishandelend een persoon ([initialen] [slachtoffer 1]), heeft geschopt en/of geslagen en/gestompt tegen het lichaam en/of een kussen op zijn gezicht heeft geduwd waardoor [initialen] [slachtoffer 1], de adem enige tijd is ontnomen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van de maand oktober 2009 tot en met 9 april 2010 te Made, gemeente Drimmelen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [initialen]. [slachtoffer 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij zich toen (aldaar) op diverse dagen en tijdstippen (meermalen) opzettelijk (tegen de
wil van die [slachtoffer 2]), al dan niet als bestuurder van een personenauto, hinderlijk opgehouden in de buurt van haar woning en/of de basisschool [naam school] (te weten de basisschool van haar 2 kinderen);
art 285a lid 1 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 620779-09
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van de maand mei 2009 tot en met 28 september 2009 te Made, gemeente Drimmelen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [initialen].[slachtoffer 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft heeft hij toen (aldaar) op diverse dagen en tijdstippen (meermalen) opzettelijk (tegen de wil van die [slachtoffer 2]) getelefoneerd en/of (ongeveer 615) sms-berichten verstuurd naar die [slachtoffer 2] en/of (op straat) die [slachtoffer 2] (achter)na gelopen en/of (als bestuurder van een personenauto) (meermalen) (zonder noodzaak) langs de woning van die [slachtoffer 2] gereden ;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht