ECLI:NL:RBBRE:2010:BR3944
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van Hooff
- J. Rouwen
- A. de Bruijn
- Rechtspraak.nl
Bewijslast in civiele procedure betreffende overlijden
In deze civiele procedure, aangespannen door eiseres, wordt de bewijslast besproken met betrekking tot de stelling dat gedaagde betrokken is geweest bij het overlijden van een persoon, aangeduid als [slachtoffer]. De rechtbank Breda heeft op 21 april 2010 een tussenvonnis uitgesproken waarin de hoofdregel van artikel 150 Rv. wordt toegepast. Dit artikel stelt dat de eiser de bewijslast draagt voor zijn stellingen, tenzij er bijzondere regels of eisen van redelijkheid en billijkheid zijn die een andere verdeling van de bewijslast rechtvaardigen. De rechtbank overweegt dat er in dit geval geen dergelijke uitzonderingen zijn en dat eiseres dus de bewijslast moet dragen.
De procedure is voortgekomen uit eerdere vonnissen en stukken, waaronder een tussenvonnis van 25 november 2009 en een akte van depot van 22 december 2009. Tijdens de comparitie van partijen op 20 april 2010 hebben de advocaten van beide partijen hun standpunten toegelicht over de wijze van bewijslevering. De rechtbank heeft besloten dat eiseres het bewijs moet leveren dat gedaagde de hand heeft gehad in het overlijden van [slachtoffer].
Eiseres heeft aangegeven dat zij dit bewijs wil leveren door middel van reeds gedeponeerde stukken en een toelichting daarop. De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol, zodat eiseres in de gelegenheid wordt gesteld om het bewijs te leveren. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiseres voor 9 juni 2010 alle beschikbare bewijsstukken moet deponeren en dat de zaak op die datum weer op de rol komt voor het nemen van een conclusie na tussenvonnis. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgedaan.
Het vonnis is uitgesproken door de rechters M. van Hooff, J. Rouwen en A. de Bruijn en is openbaar gemaakt op 28 april 2010.