ECLI:NL:RBBRE:2010:BY8859
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing op zwijggeld en verduisterde gelden in het kader van inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 15 maart 2010, staat de belastingheffing over zwijggeld en verduisterde gelden centraal. De belanghebbende, een accountant, had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen van de inspecteur van de Belastingdienst voor het jaar 2006, waarbij het belastbaar inkomen was vastgesteld op € 178.298. Dit bedrag was het resultaat van een verhoging door het ontvangen van € 157.000 aan zwijggeld en € 4.409 aan verduisterde gelden. De rechtbank moest beoordelen of deze bedragen terecht als resultaat uit overige werkzaamheden konden worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelde dat het zwijggeld, dat de belanghebbende had ontvangen als tegenprestatie voor het niet melden van verduistering door een collega, was verkregen in het economische verkeer. Dit betekende dat het belastbaar was, ondanks de illegale aard van de transactie. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, die bevestigde dat ook verduisterde bedragen als belastbaar inkomen konden worden aangemerkt, mits deze in het economische verkeer waren verworven.
De rechtbank concludeerde dat de inspecteur het belastbaar inkomen correct had vastgesteld en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen een afschrift op 30 maart 2010.