zaaknummer / rolnummer: 165997 / HA ZA 06-1684
Vonnis van 2 februari 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CELLS4HEALTH BV,
gevestigd te Brummen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. drs. J.C. Broekman te Breda,
[gedaagde],
wonende te Hilvarenbeek,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.K. Creusen te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Cells4health en mevrouw [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 april 2009
- de brieven van 2 september 2009 en 8 oktober 2009 van de zijde van Cells4health
met producties
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 25 februari 2010
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 25 mei 2010
- de conclusie na getuigenverhoor van de zijde van mevrouw [gedaagde]
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor van de zijde van Cells4health.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en reconventie
2.1. Bij vonnis van 1 april 2009 is mevrouw [gedaagde] toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat zij bedrogen is, althans onder een onjuiste voorstelling van zaken de behandelingsovereenkomst heeft gesloten, althans onvoldoende is geïnformeerd over de stamcelbehandeling en dat zij, indien zij op duidelijke wijze was geïnformeerd over de risico’s van de behandeling, niet voor deze behandeling gekozen zou hebben, en met name:
- dat zij niet geïnformeerd is over het experimentele, niet-wetenschappelijk gefundeerde, stadium waarin de stamceltherapie voor dwarslaesiepatiënten verkeerde alvorens de overeenkomst te sluiten;
- dat haar slechts succesverhalen zijn voorgehouden en dat zij niet gewezen is op de risico’s van de stamcelbehandeling en de mogelijkheid dat haar toestand daardoor zou kunnen verslechteren;
- dat zij onvoldoende is geïnformeerd over de inhoud en betekenis van de zogeheten, in het Engels gestelde, Appendix alvorens dit stuk te tekenen;
- dat haar MRI-scan niet, althans niet op de wijze als toegezegd, is voorgelegd aan en beoordeeld door een team van specialisten;
- dat zij de keuze voor stamcelbehandeling, was zij wel deugdelijk geïnformeerd, niet gemaakt zou hebben.
2.2. In de enquête zijn gehoord: Mevrouw [gedaagde] (partijgetuige), haar echtgenoot [man] en [Q] (schoonzus van mevrouw [gedaagde] die haar begeleidde naar Turkije). In de contra-enquête zijn gehoord: [[X2]echtgenote [X2], als respectievelijk manager en manager customercare werkzaam voor Cells4health.
2.3. Voorafgaand aan de getuigenverhoren zijn de navolgende stukken (met vertaling) in het geding gebracht:
a. informed consent anesthesie, getekend door anesthesioloog [B] en mevrouw [gedaagde];
b. registratie als ziekenhuispatiënte van 9 augustus 2005 (opname) tot 13 augustus 2005 (ontslag);
c. bevestiging overdracht medische gegevens bij ontslag op 13 augustus 2005;
d. operatierapport van 10 augustus 2005;
e. radiologisch consultatierapport van radioloog dr. [I] d.d. 10 augustus 2005 in verband met de voor de operatie verrichte MRI scan;
f. Appendix I, vrijwaringverklaring jegens het Turkse ziekenhuis en de behandelend artsen met betrekking tot de opname en behandeling in het Alman Hastenesi ziekenhuis in Istanbul (Engelse taal), getekend door mevrouw [gedaagde] op 10 augustus 2005.
Ten aanzien van de informatie over het experimentele karakter van de stamcelbehandeling, en de aan de stamcelbehandeling verbonden risico’s.
2.4. De getuigen hebben hierover zakelijk weergegeven het navolgende verklaard.
2.4.1. Mevrouw [gedaagde] heeft verklaard dat zij vanaf haar 1e verzoek om informatie in april 2005 slechts succesverhalen van mevrouw [X2] heeft gehoord over de resultaten van stamceltherapie, ook bij dwarslaesie. Daarbij werd verteld dat wereldwijd veel meer resultaten waren bereikt dan binnen Europa, omdat er in Europa meer voorschriften en protocollen zijn.
Op vrijdag 5 augustus kreeg zij telefonisch bericht van mevrouw [X2], die enthousiast liet weten dat zij bij beoordeling van de MRI scan zeer geschikt werd geacht voor behandeling; er bleek al in de toen komende week plaats voor de behandeling in Turkije. Zij zelf wilde heel graag de behandeling laten doorgaan, ook al was het op korte termijn. Haar echtgenoot, die wat gereserveerder en kritischer is, heeft telefonisch contact gehad met de heer [X1] met een aantal kritische vragen. Na afloop van het gesprek gaf haar echtgenoot de behandeling het voordeel van de twijfel.
Op vrijdagmiddag 5 augustus werd vervolgens door mevrouw [X2] de afname van beenmerg in een kliniek in Ochtrop (Duitsland) op maandag 8 augustus en de reis naar Turkije op 9 augustus geregeld.
Bij het bezoek aan het echtpaar [X1 en X2] op zondagmiddag 7 augustus, op weg naar de kliniek te Ochtrop voor de beenmergafname, is in het algemeen gesproken over de komende behandelingen en de risico’s van een operatie, maar beslist niet over de risico’s van de onderhavige behandeling. Er werd enthousiast gesproken over de resultaten van de stamcel-therapie en de verwachting van mevrouw [gedaagde] daarbij was, dat zij een kans had weer te kunnen lopen en dat het er in ieder geval niet minder van zou worden. Ook haar ten opzichte van de behandeling wat meer gereserveerde echtgenoot was na het bezoek overtuigd.
Mevrouw [gedaagde] betwist in haar verklaring uitdrukkelijk, dat bij het bezoek op 7 augustus de risico’s van deze specifieke behandeling, de bekendheid met het feit dat het een nieuwe therapie betreft waarmee slechts beperkte ervaringen zijn, het niet kunnen garanderen van succes en dergelijke, een en ander zoals vermeld in de overeenkomst met name in punt 3.4, zo met hen besproken is. Er is niet besproken dat het verkeerd kon aflopen en wat de specifieke risico’s waren. Over de afname van beenmerg en het prepareren van stamcellen daags daarna is wel gesproken, maar meer uit enthousiasme over de mogelijkheden van de stamceltherapie in het algemeen. Zij herinnert zich niet dat de overeenkomst toen besproken is en/of dat er papieren meegegeven zijn. Het bezoek was niet lang, ongeveer ½ tot 1 uur.
Mevrouw [gedaagde] wist niet dat de heer [X1] geen arts was; dat is zij pas gaan vermoeden, toen zij in Turkije waren voor de stamcelbehandeling. Op 7 augustus heeft zij hem voor het eerst ontmoet. De overeenkomst heeft zij pas op 12 augustus, na de operatie dus, ondertekend.[man] heeft verklaard, dat vanuit Cells4health druk is uitgeoefend op zijn echtgenote om de stamceltherapie te ondergaan. Zij was een geschikte kandidaat en er werd uitsluitend gesproken over het succes van de behandeling. Ook in het gesprek dat hij met de heer [X1] had op 5 augustus, toen de MRI positief was beoordeeld, kreeg hij slechts succesverhalen te horen en dat het zeker goed zou gaan, dat ze vertrouwen konden hebben in de Turkse artsen en dat de kans van slagen positief was. In Nederland was men te behoudend, terwijl men in Turkije progressief doende was het de therapie toe te passen. Hij bleef een onbestemd twijfelgevoel houden.
Bij het bezoek aan het echtpaar [X1 en X2] op 7 augustus, op weg naar Duitsland, werden opnieuw slechts succesverhalen verteld, o.a. aan de hand van een artikel in een Turks tijdschrift over stamceltherapie. Het doel van het bezoek was naar zijn stellige overtuiging om hem positiever te laten denken over de behandeling en hem over te halen. Over de concrete behandeling zelf en de risico‘s van deze specifieke behandeling is niet gesproken, slechts over algemene risico’s van een operatie: “ook een meniscusoperatie kent risico’s”.
Hij herinnert zich niet dat de overeenkomst ter tafel is geweest en ontkent beslist dat artikel 3.4 van de overeenkomst, handelend over stamceltherapie als nieuwe vorm van therapie waaraan risico’s verbonden zijn en over de in het artikel genoemde risico’s, met hen besproken is. Wel is gesproken over het prepareren van stamcellen. [gedaagde] ontkent beslist dat zij die middag formulieren of andere stukken meegekregen hebben.
2.4.3. [X1] heeft verklaard dat zijn echtgenote degene is die aan de (a.s.) patiënten informatie verschaft over de behandeling, zorgt dat de benodigde gegevens er zijn (zoals MRI en Sep EMG) en de logistiek regelt. Hij heeft op 5 augustus telefonisch gesproken met de heer [man] die nogal sceptisch stond tegenover de behandeling. Hij heeft hem uitdrukkelijk gezegd dat de behandeling niet doorging als de heer [man] het niet wilde. Daarop heeft mevrouw [gedaagde] contact opgenomen met zijn echtgenote en haar laten weten dat zij besliste en dat zij toestemming gaf voor de behandeling.
Bij het bezoek op 7 augustus heeft hij – zijn echtgenote was daarbij – de overeenkomst woord voor woord met de heer en mevrouw [gedaagde]-[gedaagde] doorgenomen. Hij herinnert zich niet dat zij bij het doornemen van artikel 3 van de overeenkomst specifiek hebben gereageerd ten aanzien van de uitsluiting van de aansprakelijkheid. Op de vraag of hij ooit aan mevrouw [gedaagde] of haar echtgenoot heeft verteld dat het ging om een experimentele operatie waaraan nog geen wetenschappelijke studie ten grondslag ligt, heeft hij geantwoord dat hij bezwaar heeft tegen het woord experimenteel, tegenwoordig wordt gesproken over advanced celltherapy. Het betreft hier een stamcelbehandeling die al meerdere jaren wordt toegepast in het buitenland.
Hij heeft de overeenkomst aan hen meegegeven en voor de operatie getekend terug-gekregen. De barcode op de overeenkomst is gelijk aan de barcode op de etiketten voor de buisjes beenmerg. De datering 12 augustus kan hij niet verklaren, hij betwijfelt dat de behandeling op 10 augustus plaatsvond.
2.4.4. Mevrouw [X2] heeft verklaard dat zij belast is met de voorlichting over de stamcelbehandeling en over wat er voor nodig is, zoals een MRI scan en een Sep EMG. Zij vertelt ook altijd over de risico’s, bijvoorbeeld infectie, die zeker aan een behandeling als deze verbonden zijn, naast de succesverhalen. Zij bevestigt dat haar echtgenoot bij het bezoek op 7 augustus de overeenkomst met mevrouw [gedaagde] en haar echtgenoot heeft doorgenomen, al kan zij niet bevestigen dat het stuk woord voor woord is doorgelopen, want ze was niet constant bij het gesprek aanwezig en heeft niet zelf aan het gesprek deel-genomen. De overeenkomst is aan hen meegegeven om nog eens door te kijken alvorens te tekenen. Hoe mevrouw [gedaagde] en haar echtgenoot reageerden toen haar echtgenoot het hoofdstuk met betrekking tot de risico’s en de aansprakelijkheid met hen doornam herinnert zij zich niet. Zij bevestigt dat de barcode op de buisjes beenmerg dezelfde is als op de overige documenten zoals de overeenkomst.
Ten aanzien van de Appendix I
2.4.5. Mevrouw [gedaagde] heeft verklaard dat zij zich niet herinnert dat de in het Engels gestelde Appendix bij gelegenheid van het bezoek door de heer [X1] helemaal vertaald is en ook niet dat besproken is, dat het stuk de vrijwaring van aansprakelijkheid betrof van het Turkse ziekenhuis en de Turkse medici bij een mogelijke slechte afloop van deze nieuwe behandeling. Ten aanzien van de ondertekening van de Appendix door haar en haar echtgenoot, gedateerd op 8 augustus 2005, herinnert zich niet wanneer zij en haar echtgenoot de Appendix hebben getekend. Mogelijk bij het bezoek op 7 augustus of
op 8 augustus bij het afgeven van de buisjes beenmerg te Brummen, op de terugweg uit Duitsland. Het kan zijn dat zij de Appendix op 7 augustus bij het bezoek aan het echtpaar [X1 en X2] hebben getekend, maar dan is de datering fout. Zij weet niet meer of zij papieren ter tekening heeft meegekregen bij het bezoek op 7 augustus. Wel is haar vlak voor de operatie in Turkije nog om een handtekening gevraagd op een verklaring. Zij schrok daarvan, werd onzeker en heeft de neurochirurg gevraagd of hij er wel vertrouwen in had; het voelde aan of zij haar doodvonnis moest tekenen.
2.4.6[man] heeft bevestigd dat een in het Engels of Turks gesteld stuk ter tafel is geweest op 7 augustus. Hij betwist dat de heer [X1] het stuk helemaal vertaald en met hen doorgenomen heeft. Gezegd werd dat het stuk bij de behandelingsovereenkomst hoorde en dat zij het gerust konden tekenen. Als hij geweten had dat het om een vrijwaring van het Turkse ziekenhuis en de Turkse artsen ging, had hij nooit getekend en had hij zijn echtgenote afgeraden te tekenen. Hij betwist dat zij stukken meegekregen hebben. Uit het feit dat zij terugkomend uit Duitsland op 8 augustus alleen even de buisjes beenmerg hebben afgegeven leidt hij af dat zij de Appendix op 7 augustus getekend moeten hebben.
2.4.7. [X1] heeft verklaard dat hij de Appendix woord voor woord heeft vertaald en doorgenomen met mevrouw [gedaagde] en haar echtgenoot. Hij heeft het stuk pas in Turkije teruggekregen, na herhaaldelijk aandringen.
2.4.8. Mevrouw [X2] heeft bevestigd dat haar echtgenoot de Appendix in het Nederlands heeft weergegeven en met mevrouw [gedaagde] en haar echtgenoot heeft doorgenomen, evenals de overeenkomst. De Appendix is aan hen meegegeven.
2.5. De rechtbank constateert dat de verklaringen van enerzijds mevrouw [gedaagde] en haar echtgenoot en anderzijds de heer en mevrouw [X2] elkaar tegenspreken en overweegt in het kader van het door mevrouw [gedaagde] te leveren bewijs het volgende.
2.5.1. De rechtbank kent de partijverklaring van mevrouw [gedaagde] bewijskracht toe, nu haar verklaring aansluit bij en bevestigd wordt door ander bewijs, met name de verklaring van haar echtgenoot [man].
Beiden verklaren dat zij in antwoord op hun verzoek om informatie c.q. op kritische vragen slechts succesverhalen te horen kregen. Over de experimentele status en het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing ten aanzien van de effectiviteit en veiligheid van de stamceltherapie bij een dwarslaesie verklaren zij niet geïnformeerd te zijn en ook niet over de specifieke risico’s van deze nieuwe behandeling.
Zij betwisten voorts dat de overeenkomst en de Appendix woord voor woord (vertaald) met hen doorgenomen is en dat artikel 3 (met name artikel 3.4) van de overeenkomst en de (vrijwaringsverklaring in de) Appendix met hen is besproken. Ook ontkennen zij dat zij de overeenkomst en de Appendix bij het bezoek op 7 augustus meegekregen hebben.
2.5.2. De verklaringen van de heer en mevrouw [X2] ter zake acht de rechtbank onvoldoende overtuigend, waaromtrent het navolgende wordt overwogen.
Van andere informatie dan succesverhalen is ook uit de schriftelijke informatie niet gebleken. Ook over de experimentele status van deze nieuwe behandeling die in Nederland niet uitgevoerd mocht worden en over de risico’s van deze specifieke behandeling
– behoudens de algemene risico’s van een operatie – zijn mevrouw [gedaagde] en haar echt-genoot niet geïnformeerd alvorens mevrouw [gedaagde] op 5 augustus toestemming gaf voor de behandeling in Turkije. Althans daarvan blijkt niet uit de verklaringen of ander schriftelijk bewijs. Vooralsnog heeft de heer [X1], die bezwaar had tegen de benaming experimenteel, niet aannemelijk gemaakt dat er wetenschappelijke studies waren over de effectiviteit en veiligheid van stamceltherapie bij een dwarslaesie.
2.5.3. Voorts is niet aannemelijk geworden dat de heer [X1] op 7 augustus de overeenkomst en de Appendix (vertaald) woord voor woord, althans geheel met mevrouw [gedaagde] en haar echtgenoot heeft doorgenomen en dat zij aldus kennis hebben genomen van het bepaalde in artikel 3 van de overeenkomst en van de (vrijwaringsverklaring in de) Appendix omtrent de experimentele status van de therapie, de daaraan verbonden risico’s en de vrijwaring van aansprakelijkheid voor de negatieve gevolgen van de therapie. Het is immers niet aannemelijk dat mevrouw [gedaagde] en zeker [man], die sceptisch stond ten aanzien van de behandeling, niet gereageerd zouden hebben als dit woord voor woord met hen besproken zou zijn. Toch verklaren de heer en mevrouw [X2] dat zij zich niet herinneren dat daarop door mevrouw [gedaagde] en [man] specifiek is gereageerd.
2.5.4. Ook hecht de rechtbank geloof aan de verklaringen van mevrouw [gedaagde] en [man] dat zij de overeenkomst en de Appendix niet na het bezoek meegekregen hebben alvorens te tekenen.
Dat impliceert dat de Appendix bij gelegenheid van het bezoek op 7 augustus door hen getekend moet zijn, doch fout gedateerd. Aan mevrouw [gedaagde] is op 10 augustus vlak voor de operatie nogmaals gevraagd de Appendix te ondertekenen; [man] was daar niet bij en heeft dus niet kunnen tekenen.
Vaststaat voorts dat de overeenkomst door mevrouw [gedaagde] in het Turkse ziekenhuis is getekend; haar handtekening is gedateerd 12 augustus 2005, dus na de operatie. De handtekening van [man] staat niet op de overeenkomst. Naar verklaring van mevrouw [gedaagde] heeft de heer [X1] haar op 12 augustus, bij zijn vertrek uit Turkije, verzocht een stuk te ondertekenen dat later de overeenkomst bleek te zijn. Dat dit stuk de originele overeenkomst was, voorzien van dezelfde unieke barcode als op de etiketten van de beenmergbuisjes, zoals de heer [X1] heeft verklaard, doet niet af aan die verklaring van mevrouw [gedaagde] en sluit aan bij de verklaring dat zij na het bezoek geen stukken meegekregen hebben.
2.5.5. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat mevrouw [gedaagde] is geslaagd in het haar opgedragen bewijs, dat zij niet geïnformeerd is over het experimentele stadium waarin de stamceltherapie bij dwarslaesies verkeerde, de risico’s van deze behandeling waaronder de mogelijkheid van verslechtering van haar toestand en de inhoud / betekenis van de Appendix.
Ten aanzien van de MRI scan
2.6. Vaststaat dat mevrouw [gedaagde] met medewerking van haar neurochirurg heeft gezorgd voor toezending aan Cells4health van een MRI scan en een Sep EMG, ter beoordeling door een medische commissie of zij een geschikte kandidaat was voor stamceltherapie. Op 1 augustus is haar gevraagd de gegevens nogmaals op te sturen, omdat ze onvindbaar waren bij Cells4health. Op 5 augustus ontving mevrouw [gedaagde] telefonisch bericht dat de MRI scan positief was beoordeeld.
2.7 Mevrouw [gedaagde] is onvoldoende geïnformeerd over het medisch team dat haar MRI scan heeft beoordeeld en over het doel en de uitslag van de beoordeling. Weliswaar is niet onaannemelijk dat haar gegevens naar Turkije zijn doorgestuurd, maar welke medici nu precies de gegevens hebben beoordeeld wordt niet duidelijk, ook niet nadat de rechtbank gelegenheid had gegeven dit nader toe te lichten. Voorts wordt wat de uitslag betreft verwezen naar de handgeschreven aantekening op een formulier van Cells4health (prod. 18) luidende “no transsection…(onleesbaar, is bedoeld “eligible”?), hetgeen een telefoonnotitie van de uitslag is naar verklaring van mevrouw [X2]. Aan mevrouw [gedaagde] is slechts doorgegeven dat zij “zeer geschikt” werd geacht voor de stamceltherapie, maar niet wat de medische uitslag was, wie de MRI scan hebben beoordeeld en waar het bij de beoordeling om ging. Achteraf is gebleken dat aan het predikaat “zeer geschikt” slechts ten grondslag lag de vaststelling “no transsection” van het ruggemerg.
2.8. Op grond van het voorgaande kan vastgesteld worden, dat mevrouw [gedaagde] is geslaagd in het bewijs dat zij op 5 augustus 2005 bij het nemen van haar beslissing ten aanzien van het ondergaan van de stamcelbehandeling in Turkije, en ook op 7 augustus 2005 toen zij op weg was naar Duitsland voor de afname van beenmerg, onvoldoende is geïnformeerd over de effectiviteit, de experimentele status en de risico’s van de stamceltherapie.
2.9. Voorts diende zij te bewijzen dat zij niet voor deze behandeling had gekozen als zij adequaat geïnformeerd was geweest, met name ten aanzien van het experimentele status van de behandeling en de daaraan verbonden risico’s.
2.10. De rechtbank acht mevrouw [gedaagde] ook in dat bewijsonderdeel geslaagd.
In dat kader wordt in aanmerking genomen dat mevrouw [gedaagde] en haar echtgenoot op hun verzoek om informatie slechts succesverhalen te horen hebben gekregen. Mevrouw [gedaagde] heeft verklaard dat, als met haar besproken was wat in de overeenkomst en de Appendix I stond, zij beslist niet meteen akkoord gegaan was met de behandeling en zich nader beraden had, ook met haar neurochirurg. Haar echtgenoot [man], die toch al sceptisch stond ten opzichte van de behandeling, heeft verklaard dat hij, als hij geweten had wat in de Appendix I stond, dat stuk niet getekend zou hebben en dat hij, had hij de inhoud van artikel 3.4 van de overeenkomst gekend, zijn vrouw beslist afgeraden zou hebben dat stuk ooit te tekenen. Daarmee acht de rechtbank in voldoende mate bewezen dat mevrouw [gedaagde] geen toestemming had gegeven voor de stamcelbehandeling en de daaraan voorafgaande beenmergafname, als zij toereikend geïnformeerd was geweest om een keuze te kunnen maken.
2.11. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat mevrouw [gedaagde] is geslaagd in het haar opgedragen bewijs omtrent de informatievoorziening en haar daarop gebaseerde toestemming tot de behandeling, zoals verwoord in de bewijsopdracht.
Voorts dient beoordeeld te worden of uit de bewezen geachte feiten en omstandigheden afgeleid kan worden dat sprake was van bedrog door Cells4health c.q. dwaling aan de zijde van mevrouw [gedaagde], grond voor vernietiging van de overeenkomst, of (subsidiair) van toerekenbaar tekortschieten zijdens Cells4health als grondslag voor ontbinding van de overeenkomst.
2.12. Voor het bewijs van bedrog van de zijde van Cells4health vindt de rechtbank onvoldoende grond in de bewezen geachte feiten. Van opzettelijke misleiding door het opzettelijk doen van onjuiste mededelingen of opzettelijke verzwijging is niet gebleken.
2.13. Van dwaling is sprake als een overeenkomst tot stand is gekomen bij een onjuiste voorstelling van zaken, te wijten aan inlichtingen van de wederpartij. De overeenkomst is vernietigbaar als deze bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten.
Het beroep op dwaling slaagt waartoe het navolgende wordt overwogen.
2.14 De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld, dat mevrouw [gedaagde] niet is geïnformeerd over de effectiviteit en risico’s van de stamceltherapie, noch over de voorwaarden waaronder de behandeling werd verricht zoals vermeld in de overeenkomst en de appendix. Aan mevrouw [gedaagde] zijn slechts succesverhalen voorgehouden van deze nieuwe in het buitenland toegepaste behandeling, terwijl men in Nederland nog niet zover was. Zij werd een “zeer geschikte kandidaat” voor de behandeling geacht. Onder die naar thans is vastgesteld onjuiste en onvolledige voorstelling van zaken heeft zij toegestemd in de kostbare, in Turkije te verrichten stamcelbehandeling als laatste mogelijkheid om verbetering te brengen in de invaliditeit tengevolge van een dwarslaesie.
Voorts is bewezen geacht dat zij niet voor de stamceltherapie gekozen zou hebben als zij adequaat geïnformeerd was geweest. Daarmee staat vast dat mevrouw [gedaagde] bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet gesloten zou hebben en dat deze op grond van dwaling vernietigbaar is.
2.15. Vernietiging van de overeenkomst heeft tot gevolg dat deze geacht wordt nooit te hebben bestaan. Dit betekent dat de vordering in conventie van Cells4health tot betaling van de resterende kosten voor de behandeling afgewezen zal worden en dat de door mevrouw [gedaagde] reeds betaalde € 7.500,= wegens onverschuldigde betaling aan haar terugbetaald moet worden. Wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het moment van betaling op
7 augustus 2005.
2.16. Voorts leidt hetgeen hiervoor is overwogen tot het oordeel dat mevrouw [gedaagde] door aan Cells4health toe te rekenen onzorgvuldig handelen ten onrechte een stamcel-
behandeling heeft ondergaan. Voor de ten gevolge van dit onrechtmatig handelen geleden materiële en immateriële schade is Cells4health aansprakelijk.
2.17 In dat kader vordert mevrouw [gedaagde] vergoeding van geleden materiële schade:
EUR 370,11 wegens telefoonkosten vanuit Turkije en EUR 525,= wegens diverse onkosten tijdens de ziekenhuis-opname van 21 dagen in het St. Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg in verband met de opgetreden complicatie na de stamcelbehandeling.
Deze schadeposten zijn als onvoldoende weersproken toewijsbaar. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het moment van lijden van de schade zoals hierna in de uitspraak vermeld.
2.18. Wegens smartengeld vordert mevrouw [gedaagde] EUR 20.000,=. Aan deze vordering legt zij ten grondslag dat zij een stamcelbehandeling in Turkije heeft ondergaan, waarvoor zij geen toestemming had gegeven als zij adequaat was geïnformeerd over de effectiviteit en de veiligheid van de behandeling en over de experimentele, niet wetenschappelijk onder-bouwde status van deze behandeling. Vervolgens is zij 4 dagen na de operatie ontslagen uit het Turkse ziekenhuis met een ontstoken, open en vochtlekkende wond aan haar rug, waarvoor zij kort na terugkeer in Nederland in het ziekenhuis is opgenomen en gedurende 21 dagen is behandeld, onder meer met een drain voor het lekkend liquor. Tijdens de ziekenhuisopname werd ter voorkoming van hersenvliesontsteking het baclofenpompje operatief losgekoppeld en verplaatst. De spasticiteit verergerde daardoor sterk. Het pompje werd 1½ maand later weer operatief teruggeplaatst. Pas na ruim 3 maanden was de wond dicht. In die periode was zij vrijwel geheel aan bed gebonden.
De door mevrouw [gedaagde] ingeschakelde medisch adviseur drs. [D] constateert in zijn advies van 13 november 2006 (prod. 9 antwoord) dat door de behandelend revalidatiearts een duidelijke achteruitgang in het functioneren is vastgesteld ten opzichte van de situatie van voor de stamcelbehandeling. Staande transfers kon zij na de behandeling niet meer zelfstandig maken. De sta-functie is nog niet terug op het oude niveau ondanks vooruitgang door revalidatie. Hoewel een verdere vooruitgang niet is uitgesloten, zal een mogelijk toe te kennen BI-percentage enkele procenten tot maximaal 10% bedragen, aldus de medisch adviseur gegeven de informatie van revalidatiearts [S].
2.19. Cells4health voert verweer tegen het gevorderde smartengeld en stelt – zonder de nare nasleep van de stamcelbehandeling te willen bagatelliseren – dat het gestelde functieverlies niet bewezen is, dat een wondontsteking voor kan komen bij een operatieve ingreep en dat littekens nu eenmaal het gevolg zijn van een operatie. Cells4health acht een immateriële schadevergoeding van EUR 20.000,= niet gerechtvaardigd in de gegeven omstandigheden.
2.20. De rechtbank is van oordeel dat mevrouw [gedaagde] gecompenseerd dient te worden voor de ten onrechte ondergane stamcelbehandeling en de complicaties die zich daarbij c.q. daarna hebben voorgedaan als rechtstreeks gevolg van de behandeling. Bij de begroting van deze immateriële schade wordt rekening gehouden met de pijn en spanning van de ten onrechte ondergane behandeling en de littekens daarvan, de ziekenhuisopname in Nederland (21 dagen) en de operatieve behandelingen in verband met de wondontsteking en het lekkend vocht, de tijdelijke toename van de spasticiteit, de duur van de herstelperiode tot het dichten van de wond (ruim 3 maanden) en de bedgebondenheid in die periode. Deze schade-factoren zijn op zich niet, althans onvoldoende door Cells4health betwist.
Ook is voldoende aannemelijk geworden, getuige ook de verklaringen van de revalidatiearts van mevrouw [gedaagde], dat er sprake is van functieverlies vergeleken bij de situatie voor de behandeling. Hoge staande transfers kan mevrouw [gedaagde] niet meer zelfstandig maken, de medisch adviseur spreekt over een mogelijk toe te kennen BI percentage van enkele procenten. De rechtbank neemt hierbij met name in aanmerking dat dit laatste stukje zelfstandig functioneren is verloren gegaan en niet is hersteld.
2.21. Al deze factoren in aanmerking genomen begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding op EUR 7.500,= vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2005.
2.22. De gevorderde schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet is niet nader door mevrouw [gedaagde] onderbouwd of aannemelijk gemaakt en zal worden afgewezen.
2.23. Cells4health zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van mevrouw [gedaagde] in conventie en reconventie, tot op heden als volgt begroot:
vastrecht EUR 296,00
beslagkosten EUR 306,17
salaris advocaat EUR 3.164,00 (7 punten liq. tarief II)
totaal EUR 3.766,17
en in de nakosten zoals deze forfaitair zijn vastgesteld.
3. De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen van Cells4health af;
vernietigt de overeenkomst Health-Spinal C tussen partijen gesloten en door mevrouw [gedaagde] ondertekend op 12 augustus 2005;
veroordeelt Cells4health aan mevrouw [gedaagde] EUR 7.500,= terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Cells4health aan mevrouw [gedaagde] uit hoofde van schadevergoeding EUR 895,11 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente over € 370,11 vanaf 10 augustus 2005 en over EUR 525,= vanaf 6 september 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Cells4health aan mevrouw [gedaagde] wegens smartengeld EUR 7.500,= te betalen vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 augustus 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het anders of meer gevorderde;
in conventie en reconventie:
veroordeelt Cells4health in de proceskosten van mevrouw [gedaagde] in conventie en reconventie gevallen en tot op heden begroot op EUR 3.766,17 en in de nakosten;
verklaart dit vonnis voor zover het veroordelingen tot betaling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Andel, mr. Van de Wetering en mr. Schoenmakers en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2011.