ECLI:NL:RBBRE:2011:BP2977

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
21 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
002351-04
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kooijman
  • mr. Prenger
  • mr. Van den Haspel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging en voorwaarden voor beëindiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 21 januari 2011 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de veroordeelde, die sinds november 2010 in een nieuwe woning verblijft. De rechtbank heeft besloten de TBS-maatregel met één jaar te verlengen, waarbij de Reclassering een maatregelenrapport moet opstellen. Dit rapport moet voor 1 oktober 2011 worden ingediend en moet ingaan op de vraag of en onder welke voorwaarden de verpleging kan worden beëindigd. De rechtbank heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen als belangrijke overwegingen meegenomen in haar beslissing. De getuige-deskundige, een gz-psycholoog, heeft tijdens de zitting het rapport van de instelling toegelicht en benadrukt dat de veroordeelde nog begeleiding nodig heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde medicatie gebruikt en dat er een risico op recidive bestaat, vooral gezien haar eerdere verklaringen over het stoppen met medicatie na haar vrijlating. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de veroordeelde, maar concludeert dat er nog tijd nodig is voor stabilisatie en evaluatie van haar situatie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de TBS toegewezen, met de nadruk op het belang van een goed rapport van de Reclassering voor de toekomst van de veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 002351-04
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 21 januari 2011
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[veroordeelde]
geboren te [plaats en datum]
thans verblijvende in de Dr. Henri van der Hoeven Kliniek
wonende te [adres]
1 De stukken
Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 2 december 2010, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met 1 jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van 9 november 2010;
- het rapport van de Dr. Henri van der Hoeven Kliniek d.d. 5 november 2010, waarin het advies van de inrichting is vermeld.
2 De procesgang
Bij arrest van het hof Den Bosch van 20 december 2005 is [veroordeelde] wegens poging tot moord en zware mishandeling ontslagen van alle rechtsvervolging en is haar TBS met dwangverpleging opgelegd.
De TBS is op 4 januari 2006 aangevangen.
De TBS is bij beslissing van 30 december 2009 verlengd voor een termijn van één jaar.
Tijdens het onderzoek in de openbare raadkamer van de rechtbank van Breda is de officier van justitie gehoord.
Tevens is [veroordeelde] gehoord, bijgestaan door haar raadsman mr. Soeteman, advocaat te Amsterdam.
Voorts is de getuige-deskundige drs. [naam deskundige], gz-psycholoog en hoofd behandeling gehoord.
3 Het advies van de TBS-instelling
De TBS-instelling heeft in haar rapportage d.d. 5 november 2010 geadviseerd de TBS te verlengen met 1 jaar. Uit het rapport blijkt dat de positieve ontwikkeling in de intramurale fase zich heeft voortgezet in de transmurale fase, waarbij psychiatrische stabiliteit, een sociale levensstijl en het opbouwen van een reëel toekomstperspectief de belangrijkste aandachtsgebieden zijn. [veroordeelde] wordt begeleid door een transmuraal behandelingsteam van de kliniek en door de SBWU. In het begin van deze periode komt, na de gewenningsfase, het bekende patroon van te snel willen en zelfoverschatting weer sterk naar voren. Zij heeft zo haar eigen ideeën over hoe zij het leven ziet dat zij wil leiden. Gaandeweg de tijd komt dit volgens de rapporteurs weer meer op de achtergrond te staan en kan zij haar (on)mogelijkheden beter inschatten en zich beter richten op een bij haar passend toekomstbeeld.
Tegelijkertijd moet ook geconstateerd worden dat [veroordeelde]’s eigen 'toekomstidealen' niet helemaal verdwenen zijn en dat deze haar gedachten soms nog beheersen en zij de behandeling dan uit het oog verliest. Haar ziekte-inzicht lijkt zich wel verder te ontwikkelen, maar zij kan nog altijd moeilijk de realiteit van de beperkingen door de schizofrenie overzien en haar activiteiten daarop aanpassen. De neiging om op een impulsieve en intimiderende manier om te gaan met frustraties blijft aanwezig, daarnaast overschat zij zichzelf nog wel eens, ook al is op dit gebied groei te zien. [veroordeelde] krijgt steeds meer zicht op haar eigen gedrag, als het gaat om impulsiviteit en een antisociale levensstijl. [veroordeelde] heeft geen drugs of alcohol gebruikt. Zij heeft zicht gekregen op haar gedrag, maar is voor de motivatie dit te veranderen nog regelmatig afhankelijk van anderen. Zij zal daarom, volgens de rapporteurs, nog geruime tijd de (directieve) begeleiding en ondersteuning van hulpverleners behoeven. Binnenkort bevindt zij zich in een relatief zelfstandige woonsituatie met meer vrijheden. Dan zal bekeken worden of zij daar op haar plek is om de beschreven ontwikkeling voort te zetten. Verder leren om draaglast en draagkracht op elkaar af te stemmen in een passende dagstructuur zal het hoofdthema zijn. Ook kan en moet zij verder werken om meer sociale probleemoplossende vaardigheden aan te leren. Toezicht op medicatie, controle op drugs en alcohol, alsmede een duidelijke dagstructuur en afspraken over de omgang met familie en nabije contacten, blijven vooralsnog nodig in het kader van de dwingende maatregel van de terbeschikkingstelling.
De getuige-deskundige heeft het rapport van de instelling ter zitting toegelicht. [veroordeelde] verblijft sinds november 2010 in een andere woning. De begeleiding wordt thans opgestart, waardoor de hulpverleners en [veroordeelde] nog aan elkaar moeten wennen. [veroordeelde] dient op een goede en verantwoorde wijze overgedragen te worden aan de nieuwe hulpverleners. Een andere grond om de TBS te verlengen, is het medicatiegebruik. Het innemen van de medicatie is essentieel in verband met het recidiverisico, zeker nu [veroordeelde] meermalen heeft aangegeven dat zij geen medicatie meer zal innemen vanaf het moment dat zij vrij is. De kans dat [veroordeelde] haar criminele activiteiten oppakt en wederom drugs gaat gebruiken, is groot, ook al waren tot op heden alle drugstests negatief. Verder is er tijd nodig om ervoor te zorgen dat [veroordeelde] zich stabiliseert, omdat zij sinds kort een nieuwe woonruimte en daarnaast ook werk heeft. Na deze periode kan er opnieuw geëvalueerd worden, waarbij dan tevens bezien kan worden of het medicijngebruik afgebouwd kan worden. Deze evaluatie kan binnen één jaar plaatsvinden. De getuige-deskundige stelt ten slotte dat als [veroordeelde] stabiel blijft en er consensus wordt gevonden over het gebruik van medicatie, een voorwaardelijke beëindiging van de TBS met dwangverpleging mogelijk is.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de TBS met één jaar te verlengen gebleven. De officier van justitie verzoekt de rechtbank, indien de vordering wordt toegewezen, om in de beslissing op te nemen dat als het beeld van [veroordeelde] de komende periode hetzelfde blijft of beter wordt, de voorwaardelijke beëindiging onderzocht moet worden. Tevens zou wellicht bekeken kunnen worden of een opname in een BOPZ-kader mogelijk is.
5 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat [veroordeelde] weer goede contacten met haar moeder heeft. [veroordeelde] heeft tijdens de TBS geen geweldsdelicten gepleegd en evenmin heeft zij drugs gebruikt. Deze houding van [veroordeelde] is mede een gevolg van de structuur die haar is aangeleerd. [veroordeelde] heeft een baan en zij ontwikkelt zich goed. [veroordeelde] is geen gevaar voor de samenleving en voor zichzelf. De voorwaarden die de kliniek in haar rapportage stelt, kunnen als voorwaarden gebruikt worden bij de voorwaardelijke beëindiging van de TBS met dwangverpleging. [veroordeelde] gebruikt nog steeds haar medicijnen en zij heeft nooit verzaakt deze medicijnen in te nemen. De raadsman verzoekt de rechtbank te bepalen dat de TBS voorwaardelijk zal worden beëindigd.
[veroordeelde] is het eens met hetgeen haar raadsman heeft aangevoerd.
6 Het oordeel van de rechtbank
Uit de rapportage en hetgeen door de getuige-deskundige ter zitting is aangevoerd, blijkt dat [veroordeelde] nog begeleiding nodig heeft. De rechtbank is gezien het advies van de kliniek van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de termijn van de TBS met één jaar wordt verlengd. De rechtbank heeft bij haar afweging ook rekening gehouden met de ernst van het feit wat aan de TBS met dwangverpleging ten grondslag heeft gelegen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman en mede gelet op de duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van oordeel, dat onderzocht moet worden of, en zo ja op welke wijze, en onder welke voorwaarden terugkeer van [veroordeelde] in de maatschappij zou kunnen plaatsvinden. Aan de hand van de uitkomst van dat onderzoek zal de rechtbank kunnen beoordelen of het recidiverisico het voortduren van de verpleging rechtvaardigt, of dat het ontbreken van een recidiverisico het toelaat de verpleging van [veroordeelde] voorwaardelijk te beëindigen. Teneinde te voorkomen dat voor één van die mogelijkheden later wordt gekozen dan mogelijk is, zal de rechtbank bepalen dat vóór 1 oktober 2011 een maatregelenrapport, uit te brengen door de Reclassering, moet worden opgemaakt met betrekking tot de vraag of en op welke wijze en onder welke voorwaarden de verpleging kan worden beëindigd. Tevens dient in dit rapport aangegeven te worden of een voorwaardelijke beëindiging met een rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ aan de orde kan zijn. Deze beslissing betekent niet dat de rechtbank nu al van oordeel is dat dan ook een voorwaardelijke beëindiging zal moeten volgen. De kliniek dient in het rapport tevens haar visie op de al dan niet voorwaardelijke beëindiging te geven.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de TBS met verpleging van [veroordeelde] wordt verlengd met 1 jaar.
7 De toepasselijke wetsartikelen
De beslissing berust op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing.
De rechtbank
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [veroordeelde] met één jaar;
- bepaalt dat vóór 1 oktober 2010 een maatregelenrapport, uit te brengen door de Reclassering, moet worden opgemaakt met betrekking tot de vraag óf en op welke wijze en onder welke voorwaarden de verpleging kan worden beëindigd, waarbij ook aangegeven dient te worden of een voorwaardelijke beëindiging met een rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ aan de orde kan zijn.
Deze beslissing is gegeven door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Prenger en mr. Van den Haspel, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Vermaat en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 januari 2011.
Mr. Van den Haspel is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.