3. De beoordeling
3.1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van de overgelegde producties het volgende vast:
- Partijen zijn op 20 juni 1985 gehuwd na het maken van huwelijkse voorwaarden.
- De akte huwelijkse voorwaarden is verleden op 18 juni 1985. Partijen kwamen uitsluiting van elke gemeenschap van goederen met een periodiek verrekenbeding overeen. Het verrekenbeding luidt als volgt: “Per het einde van elk kalenderjaar voegen de echtgenoten bijeen, hetgeen van hun inkomsten over dat kalenderjaar nog onverteerd is, ter verdeling tussen hen bij helfte en ter voeging van deze helften bij hun respectieve vermogens.” Partijen hebben tijdens het huwelijk geen uitvoering gegeven aan het verrekenbeding.
- Partijen beschikten ten tijde van het sluiten van het huwelijk geen van beiden over enig noemenswaardig vermogen.
- Partijen hebben de huwelijkse voorwaarden gewijzigd bij akte van 7 juni 2007. Het begrip “inkomen” in het periodiek verrekenbeding is in artikel 9 van de huwelijkse voorwaarden nader omschreven in die zin dat het niet de werkelijke inkomsten uit vermogen, de winst van een rechtspersoon, optierechten, uitkeringen die niet jaarlijks terugkeren en vergoedingen bij het einde van de dienstbetrekking, omvat. De beperkte uitleg van het begrip “inkomen” ziet op de in de huwelijkse voorwaarden omschreven bedoeling van partijen om alleen te verrekenen hetgeen zij jaarlijks daadwerkelijk van hun inkomen besparen en hetgeen jaarlijks daadwerkelijk verdeeld kan worden. Daarnaast is in artikel 6 van de huwelijkse voorwaarden het volgende opgenomen:
“Inkomsten zijn inkomsten uit arbeid, waaronder wordt verstaan al wat naar maatschappelijke opvattingen daaronder wordt begrepen, waaronder winst uit onderneming, periodieke uitkeringen voor de verwerving waarvan aftrek inkomstenbelasting werd genoten alsmede de uitkeringen welke geacht worden in de plaats te treden van inkomsten uit arbeid, zoals sociale uitkeringen, uitkeringen uit volksverzekeringen, arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en pensioenen en dergelijke. Optierechten, uitkeringen die niet jaarlijks terugkeren en vergoedingen bij het einde van de dienstbetrekking worden niet tot het inkomen gerekend. Ingeval een echtgenoot in overwegende mate bij machte is in een vennootschap de winstuitkering te bepalen, is de betrokken echtgenoot verplicht het totaal van zijn inkomsten ten laste van de vennootschap jaarlijks vast te stellen op een, mede gelet op het belang van de onderneming, de omvang van de kosten van de huishouding en de arbeidsinkomsten van de ander, redelijk bedrag. Tot het begrip inkomsten uit arbeid wordt niet gerekend vermogensaanwas binnen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid waarvan een echtgenoot in overwegende mate bij machte is de winstuitkering te bepalen. Onder de winst uit onderneming wordt niet begrepen, winst die in die zin niet wordt genoten omdat sprake is van (her)investering in de onderneming dan wel sprake is van winst als gevolg van autonome waardestijging van ondernemingsvermogen. Dividenduitkeringen ten laste van een zojuist bedoelde vennootschap worden niet tot de inkomsten uit arbeid gerekend.”
- Partijen hebben op 7 juni 2007 tevens een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) dat partijen voorts door mij, notaris, op de hoogte zijn gesteld van de huidige stand van de wetgeving alsmede jurisprudentie terzake van niet-uitgevoerde verrekenbedingen, waarin is bepaald dat de redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen dat in de verrekening moet worden betrokken de vermeerdering van het vermogen van één partijen ontstaan door belegging van hetgeen uit de inkomsten van één van partijen is bespaard en overgebleven en voorts dat de waardestijging van vermogensbestanddelen van een van partijen als inkomsten behoort te worden gekwalificeerd, ook al is er een vervaltermijn in de huwelijksvoorwaarden opgenomen;
dat partijen echter de werking van de vervaltermijn als volkomen geldig en redelijk aanmerken; voorts verklaren partijen dat bij het opmaken van de huwelijksvoorwaarden destijds bewust hebben gekozen voor het opnemen van een vervaltermijn in hun huwelijksvoorwaarden;
dat partijen mitsdien vaststellen dat het recht tot het vorderen van de verrekening als bedoeld in artikel 8 van hun huidige huwelijksvoorwaarden over de periode van twintig juni negentienhonderd vijfentachtig tot eenendertig december tweeduizend vier is vervallen, zodat geen van partijen zich nog op (enige) verrekening over genoemde periode kan beroepen;
dat de periode van een januari tweeduizend vijf tot heden derhalve nog voor verrekening in aanmerking komt;
dat partijen stellen dat zij hun beider inkomen hebben gestort op een gezamenlijke en/of rekening, van welke rekening alle huishoudkosten zijn voldaan. De niet bestede (overgespaarde) inkomsten zijn gestort op een gezamenlijke en/of spaarrekening;
dat partijen mitsdien verklaren ter vaststelling van hun onderlinge rechtsverhouding dat door bovenstaande regeling het verrekenbeding van artikel 8 van hun huidige huwelijksvoorwaarden over de periode een januari tweeduizend vijf tot heden is uitgevoerd, zodat geen van hen zich nog kan beroepen op enige verrekening over genoemde periode.
- Op 1 december 1989 is de man een eenmanszaak begonnen. De man is sinds 23 december 1999 directeur-groot aandeelhouder van [BV X], waarin de eenmanszaak is ingebracht. Deze vennootschap is samen met de vennootschap van de broer van de man, [BV Q]., aandeelhouder van [BV C]. Deze laatste vennootschap heeft een 100% deelneming in [BV A]. en in [BV H] Daarnaast heeft [BV X] een 100% deelneming in [BV D]
- Bij beschikking van 15 december 2009 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.