ECLI:NL:RBBRE:2011:BP6627

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
7 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/810930-10 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. van Gessel
  • J. Prenger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en zware mishandeling van een baby door verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling van zijn baby, heeft de rechtbank Breda op 7 maart 2011 uitspraak gedaan. De zaak kwam aan het licht na het constateren van meerdere letsels bij het kind, waaronder blauwe plekken, krassen en fracturen. De officier van justitie stelde dat de verdachte, samen met de moeder van het kind, verantwoordelijk was voor deze letsels, vooral omdat zij de enige verzorgers waren in de relevante periode. De officier baseerde zijn beschuldigingen op verklaringen van getuigen en medische rapporten die de verdachte als dader aanwijzen.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte wettig en overtuigend schuldig te verklaren. De rechtbank wees erop dat er ook andere personen waren die in de nabijheid van het kind zorgden, zoals de grootouders, en dat het niet bewezen kon worden dat alleen de verdachte de gelegenheid had om het letsel toe te brengen. De verklaringen van de moeder en andere getuigen gaven aan dat de verdachte niet de enige was die met het kind omging. Bovendien was er geen sluitend bewijs dat de verdachte de letsels had veroorzaakt, aangezien de medische onderzoeken geen duidelijke oorzaak konden aanwijzen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat hij de verwondingen aan het kind had toegebracht. De rechtbank benadrukte dat de onduidelijkheid over de oorzaak van de letsels en de betrokkenheid van andere zorgverleners leidde tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van strafrechtelijke vervolgingen waarbij de zorg voor kwetsbare kinderen centraal staat.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/810930-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 maart 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Anker, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 februari 2011, waarbij de officier van justitie, mr. Gimbrère, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: meermalen heeft geprobeerd zijn zoon te doden, dan wel zijn zoon zwaar mishandeld heeft;
feit 2: zijn zoon herhaaldelijk heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.
Er zijn bij [slachtoffer], het zoontje van verdachte, meerdere letsels geconstateerd, te weten blauwe plekken, krassen en fracturen. Uit medisch onderzoek is gebleken dat deze letsels verschillende ontstaansmomenten hebben en dat zij geen medische oorzaak hebben, maar door menselijk handelen veroorzaakt zijn.
In de periode vanaf de geboorte van [slachtoffer] op 8 november 2009 tot en met 2 februari 2010 hebben alleen verdachte en zijn vriendin [naam vriendin verdachte] voor [slachtoffer] gezorgd. Vanaf 2 februari 2010 ging [naam vriendin verdachte], de moeder van [slachtoffer], weer werken, waardoor verdachte grotendeels alleen voor [slachtoffer] zorgde.
Van 2 februari 2010 tot 1 maart 2010 hebben volgens de officier van justitie alleen de wederzijdse grootouders van [slachtoffer] ieder eenmaal op [slachtoffer] gepast. Voor het overige was [slachtoffer] overdag altijd bij verdachte.
Vanaf 1 maart 2010 is verdachte weer gaan werken. Verdachte en [naam vriendin verdachte] zorgden toen voor [slachtoffer] op de momenten dat zij vrij waren en de grootouders van moederszijde op de momenten dat zij moesten werken.
Op 10 maart 2010 is [slachtoffer] in het ziekenhuis opgenomen in verband met een dik en hangend armpje, maar volgens verdachte zou het armpje van [slachtoffer] al zijn gaan hangen op 6 maart 2010, toen verdachte hem uit bed haalde.
Uit de medische rapporten volgt dat een aantal van de bij [slachtoffer] geconstateerde letsels is ontstaan in de periode dat alleen verdachte en de moeder van [slachtoffer] voor hem zorgden. Dit gegeven maakt dat de officier van justitie alleen hen (verdachte en [naam vriendin verdachte], de moeder van [slachtoffer]) als verdachten ziet. Doordat meerdere personen hebben verklaard dat verdachte een kort lontje heeft en ruw met [slachtoffer] omging, terwijl moeder liefdevol met [slachtoffer] omging en verdachte steeds mogelijke verklaringen voor de verwondingen van [slachtoffer] aandroeg, staat volgens de officier van justitie vast dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Daarbij wijst de officier van justitie uitdrukkelijk op de belastende verklaring die getuige [getuige 1] heeft afgelegd. Dit wordt volgens de officier van justitie versterkt doordat [slachtoffer] op 9 december 2009 tijdens zijn ziekenhuisopname ’s middags ineens meerdere blauwe plekken had terwijl verdachte de enige is die op die ochtend bij [slachtoffer] is geweest. Tenslotte speelt volgens de officier van justitie een rol voor het bewijs dat de moeder van [slachtoffer] zich in haar laatste verklaring bij de politie belastend over verdachte heeft uitgelaten.
Nu niet duidelijk is welke handelingen verdachte heeft uitgevoerd, kan naar de mening van de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte [slachtoffer] heeft geprobeerd te doden en te mishandelen door het toepassen van mechanisch en uitwendig geweld op [slachtoffer]. De officier van justitie is voor wat betreft het onder 1 primair ten laste gelegde feit van mening dat verdachte door op de op dat moment zeer jonge en kwetsbare baby [slachtoffer] deze mate van geweld toe te passen de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] heeft aanvaard. Ook voor wat betreft de verwondingen van de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling geldt volgens de officier van justitie dat verdachte hiertoe voorwaardelijk opzet heeft gehad.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten kan komen en wijst daarbij op het volgende:
- Er is slechts sprake van een vermoeden van non-accidental injury en dus geen bewijs dat het letsel van [slachtoffer] door menselijk handelen is veroorzaakt. Een medische oorzaak voor het bij [slachtoffer] aangetroffen letsel is niet uit te sluiten.
- Vanaf de geboorte van [slachtoffer] tot 18 maart 2010 zijn steeds vier mensen met regelmaat in de nabijheid van [slachtoffer] geweest, niet alleen verdachte, maar ook zijn vriendin [naam vriendin verdachte] en haar ouders. Ook in het ziekenhuis waar [slachtoffer] in december 2009 was opgenomen, gold een vrij in- en uitloopbeleid. Er kan niet vastgesteld worden dat alleen verdachte de gelegenheid had om [slachtoffer] te verwonden.
- De wat ruwere omgang van verdachte met [slachtoffer] waarover diverse personen verklaren, kan de blauwe plekken en zeker de meer ernstige letsels van [slachtoffer] niet veroorzaakt hebben.
- Verdachte heeft geen motief. [slachtoffer] was zeer gewenst door verdachte en hij was juist liefdevol en zorgzaam voor [slachtoffer]. Dit wordt door alle getuigen met uitzondering van schoonmoeder Van den Hoven bevestigd.
Subsidiair, voor het geval de rechtbank zou oordelen dat het letsel van [slachtoffer] wel door verdachte is toegebracht, heeft de verdediging het volgende gesteld:
- Er was geen sprake van opzet. Verdachte heeft onder andere juist tweemaal met [slachtoffer] geschud om hem het leven te redden, toen hij gestopt was met ademen en blauw aanliep.
- Met betrekking tot het primair onder feit 1 ten laste gelegde heeft verdachte niet de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] aanvaard, omdat hij hem juist zijn leven wilde redden en dr. [naam arts] heeft verklaard dat de letsels van [slachtoffer] niet levensbedreigend waren.
- Voor wat betreft de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling geldt ook dat verdachte geen opzet op het toebrengen van pijn of letsel bij [slachtoffer] heeft gehad.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de verklaringen van kinderradioloog [naam deskundige] en forensisch arts [naam arts] staat voor de rechtbank vast dat de blauwe plekken en fracturen die bij [slachtoffer] zijn geconstateerd het gevolg zijn van non-accidental injury. Dat wil zeggen dat het letsel van [slachtoffer] door menselijk handelen is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een medische oorzaak, zoals de botziekte osteogenesis imperfecta, een kalkarm skelet of rachitis. [slachtoffer] is onderzocht op mogelijke medische afwijkingen die zijn letsel zouden kunnen verklaren, maar hiervan is niet gebleken. In geval van een medische oorzaak zouden daar bovendien ten tijde van zijn geboorte al aanwijzingen voor geweest moeten zijn en zou er ook sinds zijn uithuisplaatsing nog vergelijkbaar letsel bij [slachtoffer] ontstaan moeten zijn. Nu dit allemaal niet het geval is, sluit de rechtbank een medische oorzaak voor de verwondingen van [slachtoffer] uit. Ook staat op grond van de medische onderzoeken vast dat het letsel van [slachtoffer] op verschillende tijdstippen is ontstaan en niet op één moment.
De vraag die dan rijst is door wie dit letsel is toegebracht.
Op 5 december 2009 werd bij [slachtoffer] een hematoom onder zijn tong geconstateerd. Naar aanleiding hiervan is hij in het ziekenhuis opgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het hematoom van 5 december 2009 bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Verdachte was die dag niet als enige bij [slachtoffer]. In verband met de Sinterklaasviering waren die dag ook de moeder van [slachtoffer] en diverse familieleden in de nabijheid van [slachtoffer]. Ook staat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast dat verdachte [slachtoffer] voorafgaand aan de constatering van het hematoom onder de tong van [slachtoffer] de fles heeft gegeven. Tevens staat niet vast dat het geven van die fles de oorzaak van het hematoom onder de tong van [slachtoffer] is geweest. Dat verdachte het geven van de fles als mogelijke oorzaak heeft genoemd, maakt dit niet anders.
Op 9 december werden nieuwe blauwe plekken bij [slachtoffer] geconstateerd.
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte op 9 december 2009 als enige in het ziekenhuis bij [slachtoffer] is geweest, terwijl de verpleegkundige [naam verpleegkundige] tijdens het wassen van [slachtoffer] in de ochtend van 9 december 2009 geen blauwe plekken bij [slachtoffer] heeft gezien. Naar de mening van de officier van justitie valt hieruit af te leiden dat verdachte deze blauwe plekken bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Uit de verklaringen van het verplegend personeel van het Tweesteden Ziekenhuis blijkt dat de kinderafdeling waar [slachtoffer] was opgenomen geen gesloten afdeling is. Er kunnen dus op
9 december 2009, behalve verdachte, nog andere personen bij [slachtoffer] geweest zijn. Dat verdachte de ochtend van 9 december 2009 als enige bij [slachtoffer] is geweest staat daardoor allerminst vast. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat blauwe plekken niet meteen ontstaan. Er is doorgaans eerst sprake van een rode of blauw doorschemerende plek, voordat een echte blauwe plek ontstaat. De kans dat de blauwe plekken bij [slachtoffer] tussen zijn wasbeurt ‘s ochtends en de lunch zijn ontstaan is dan ook klein. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze letsels bij [slachtoffer] veroorzaakt heeft.
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte de enige is geweest, die in de periode van 2 februari 2010 tot en met 1 maart 2010 alleen met [slachtoffer] is geweest en dat dus alleen hij de gelegenheid heeft gehad om [slachtoffer] toen letsel toe te brengen.
In deze periode zouden onder andere enkele van de ribfracturen ontstaan zijn.
De rechtbank is van oordeel dat het niet alleen verdachte is geweest die in deze periode het letsel aan [slachtoffer] toegebracht kan hebben. Uit de verklaringen van oma [naam oma] verdachte zelf, zijn vriendin en de zus van verdachte blijkt dat in deze periode door de grootouders van beide zijden op [slachtoffer] is gepast. Het enkele feit dat de moeder van [slachtoffer] in deze periode werkte en verdachte niet, wil naar het oordeel van de rechtbank niet zeggen dat de moeder van [slachtoffer] nooit alleen met [slachtoffer] is geweest. Ook moeder zal dagelijks tijd met haar zoon hebben doorgebracht en verzorgingstaken op zich hebben genomen. Er kan derhalve niet gesteld worden dat buiten verdachte in deze periode niemand met [slachtoffer] alleen is geweest en dat dus alleen verdachte de gelegenheid heeft gehad hem iets aan te doen. De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het verdachte is geweest die in deze periode [slachtoffer] letsel toegebracht heeft.
Op 9 maart 2010 wordt [slachtoffer] wederom in het ziekenhuis opgenomen. Dit maal met een gebroken armpje. Naar aanleiding van deze opname wordt verder onderzoek naar [slachtoffer] gedaan, waarbij diverse breuken van verschillende leeftijden en onder meer blauwe plekken met verschillende ontstaansmomenten worden ontdekt.
Volgens de officier van justitie is het gebroken armpje van [slachtoffer] te wijten aan het handelen van verdachte op 6 maart 2010.
Uit de verklaringen van oma [naam oma] de moeder van [slachtoffer] en verdachte zelf, blijkt dat pas op dinsdag 9 maart 2010 geconstateerd is dat [slachtoffer] zijn armpje liet hangen. Dat verdachte desgevraagd verklaard heeft dat hij de zaterdag ervoor toen hij [slachtoffer] uit zijn bedje haalde, constateerde dat [slachtoffer] op zijn armpje lag, maakt dat niet anders. Er kan niet worden vastgesteld wanneer en door wie deze breuk is veroorzaakt. Ditzelfde geldt voor de overige geconstateerde letsels.
Vanaf 1 maart 2009 werkte verdachte voltijd waardoor hij in de periode van 1 maart 2010 tot en met 9 maart 2010 zeker niet steeds als enige bij [slachtoffer] is geweest. Ook de maandag voordat het letsel aan het armpje van [slachtoffer] werd geconstateerd, werkte verdachte. De letsels die in deze periode bij [slachtoffer] zijn ontstaan, zijn naar het oordeel van de rechtbank dus eveneens niet zonder meer aan verdachte toe te rekenen.
De officier van justitie heeft in haar requisitoir aangevoerd dat een indicatie voor het daderschap van verdachte is, dat hij steeds met alternatieve verklaringen voor de verwondingen van [slachtoffer] kwam. De rechtbank oordeelt hierover dat verdachte zowel door diverse artsen als door de politie herhaaldelijk gevraagd is naar het ontstaan van het letsel van [slachtoffer]. Dat verdachte dan mogelijke verklaringen aangedragen heeft, is begrijpelijk. Uit het onderzoek naar de computer van verdachte is bovendien gebleken dat hij zelf op internet naar de aandoening osteogenesis imperfecta heeft gezocht. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte zelf op zoek is geweest naar de oorzaak van de letsels van [slachtoffer].
Door diverse personen, waaronder verdachte zelf, is verklaard dat verdachte wat onhandig, dan wel hardhandig met [slachtoffer] omging. Uit de verklaringen van de betrokken medici blijkt dat een hardhandige omgang niet tot de verwondingen van [slachtoffer] geleid kan hebben. De bij [slachtoffer] aangetroffen letsels, zoals de fracturen, kunnen slechts door een grote krachtuitoefening veroorzaakt zijn en niet door een val van bijvoorbeeld de commode of het hardhandig omkleden. De verklaringen over de ruwe omgang van verdachte met [slachtoffer] kunnen daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet bijdragen als bewijs tegen verdachte voor het plegen van een poging doodslag, dan wel zware mishandeling, dan wel mishandeling van [slachtoffer].
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is, nu op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld door wie de letsels zijn toegebracht. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de gehele tenlastelegging.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten;
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Van Gessel en mr. Prenger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schroeijers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 maart 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 november
2009 tot 18 maart 2010 te Loon op Zand en/of Tilburg ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk [slachtoffer], zijnde zijn
kind, van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (telkens) meermalen, althans eenmaal,
(met kracht)
- tegen/op het hoofd en/of de rug en/of de borst, althans het lichaam
heeft/hebben geslagen/gestompt, en/of
- samendrukkend geweld op de borst(kas) van [slachtoffer] heeft/hebben uitgeoefdend
althans een of meer vorm(en) van uitwendig en/of mechanisch geweld op [slachtoffer] de
Jonge heeft/hebben toegepast,
waardoor een of meerdere ribfractu(u)r(en) en/of hersen-/schedelletsel is/zijn
ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 november
2009 tot 18 maart 2010 te Loon op Zand en/of Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer], zijnde zijn kind), (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een of meerdere ribfractu(u)r(en) en/of hersten-/schedelletsel), heeft/hebben toegebracht door (telkens) opzettelijk (met kracht):
- [slachtoffer] tegen/of op het hoofd, althans het lichaam te slaan/stompen en/of
-samendrukkend geweld op de borst(kas) van [slachtoffer] uit te oefenen,
Althans een of meer vorm(en) van uitwendig en/of mechanisch geweld op [slachtoffer] toe te passen;
art. 302 Wetboek van Strafrecht
art. 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 november
2009 tot 18 maart 2010 te Loon op Zand en/of Tilburg, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon
(te weten [slachtoffer], zijnde zijn kind), (telkens) meermalen, althans
eenmaal, (met kracht)
- tegen/op het hoofd/gezicht en/of de arm(en) en/of de hand(en) en/of de
be(e)n(en), en/of de rug en/of de borst, althans het lichaam heeft/hebben
geslagen/gestompt, en/of
- heeft geschud, en/of
- een vinger en/of een speen/mondstuk (van een fles), althans een hard
voorwerp heeft/hebben ingebracht in [slachtoffer]'s mond, en/of
- met een vingernagel, althans een scherp voorwerp, heeft/hebben
geduwd/gedrukt op [slachtoffer]'s kin,
althans een of meer vorm(en) van uitwendig en/of mechanisch geweld op [slachtoffer] de
Jonge heeft/hebben toegepast,
waardoor deze (telkens) letsel (te weten een/diverse blauwe plek(ken) en/of
een hematoom in de mondbodem en/of een (snij)wond op de kin) heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht