ECLI:NL:RBBRE:2011:BP7014

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
8 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
800707-10 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hinfelaar
  • A. de Graaf
  • J. Scheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dreigen met openbaring van een geheim en afdreiging van een homoseksuele man

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 8 maart 2011, stond de verdachte terecht voor het dreigen met de openbaring van een geheim en afdreiging van een homoseksuele man. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 4 en 5 mei 2010 in Bergen op Zoom, waar de verdachte samen met medeverdachten een homoseksuele man, hierna aangeduid als [slachtoffer], onder druk zette om geld af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten de man hadden geconfronteerd met het feit dat hij een afspraak had gemaakt met een minderjarige, wat hen in staat stelde om de man te dwingen tot het pinnen van een geldbedrag van 690 euro. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde afpersing, maar dat er wel voldoende bewijs was voor de subsidiair ten laste gelegde afdreiging. De verdachte werd uiteindelijk vrijgesproken van de afpersing, maar werd wel schuldig bevonden aan de afdreiging. De rechtbank legde een werkstraf van 90 uren op, naast een leerstraf van 30 uren en een jeugddetentie van 105 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de daden van de verdachte en de impact daarvan op het slachtoffer, en stelde als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich tijdens de proeftijd moet houden aan de voorschriften van de jeugdreclassering.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 800707-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 maart 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Yeral, advocaat te Etten-Leur
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 februari 2011, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen een homoseksuele man heeft afgeperst dan wel dat zij gedreigd hebben met de openbaring van een geheim.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde afpersing. Wel acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het dreigen met de openbaring van een geheim en dat daarmee de subsidiair ten laste gelegde afdreiging bewezen kan worden verklaard. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer], diens aanvullende verklaring en op de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Met de officier van justitie is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de primair ten laste gelegde afpersing. De verdediging stelt dat de verklaringen van [slachtoffer] niet betrouwbaar zijn te achten ten aanzien van de geweldselementen. Nu de drie verdachten hebben verklaard dat er geen sprake is geweest van geweld dan wel bedreiging met geweld, dient verdachte vrijgesproken te worden voor de primair ten laste gelegde afpersing.
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van de bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde afdreiging in de vorm van dreigen met openbaring van een geheim. Wel heeft de verdediging nog aangegeven dat afgevraagd kan worden of sprake is van een openbaring van een geheim, indien dat geheim een strafbaar feit betreft.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 4 en 5 mei 2010 heeft de heer [slachtoffer] in Bergen op Zoom een geldbedrag afgegeven aan verdachte en zijn medeverdachten . [slachtoffer] had in Bergen op Zoom afgesproken met een jongen die hij had ontmoet op een chatbox en die had aangegeven met die [slachtoffer] te willen daten. In Bergen op Zoom aangekomen werd [slachtoffer] aangesproken door een jongen met wie hij dacht afgesproken te hebben. Deze jongen vertelde aan [slachtoffer] dat hij afgesproken had met zijn neefje van 15 jaar. Het gesprek werd vervolgens overgenomen door een tweede persoon, waarna [slachtoffer] een bedrag van 690 euro heeft gepind. Een derde persoon die er bij was heeft niets gezegd. [slachtoffer] heeft zich bij de politie erover beklaagd dat hij geld moest afgeven.
Verdachte was de eerste persoon die door [slachtoffer] werd gezien. Verdachte was samen met de medeverdachten op de afgesproken plaats gekomen. Een medeverdachte had aan verdachte en medeverdachte [mededader] gevraagd met hem mee te gaan naar een seksafspraak die hij had gemaakt. Op de afgesproken plek hebben de medeverdachten zich verstopt, terwijl verdachte op [slachtoffer] wachtte. Toen deze kwam, is verdachte in diens auto gestapt. Even daarna zijn de medeverdachten aan komen lopen. Een medeverdachte heeft vervolgens tegen [slachtoffer] gezegd dat deze een probleem had, dat hij tegen de wet handelde en dat hij een seksdate wilde met een minderjarige. Vervolgens werd aan [slachtoffer] medegedeeld dat verdachte en de medeverdachten naar de politie zouden gaan. [slachtoffer] heeft daarop op smekende toon geld aangeboden, indien er niet naar de politie zou worden gegaan. Omdat [slachtoffer] geen contant geld bij zich had, is hij gewezen op een pinautomaat in de buurt. Daar heeft [slachtoffer] het geldbedrag gepind.
Een medeverdachte is degene geweest die via een site voor homoseksuele mannen contact heeft gehad met [slachtoffer]. Tijdens dit contact heeft hij aangegeven dat hij 15 jaar was en heeft hij het signalement van verdachte opgegeven. Nadat [slachtoffer] te kennen gaf een date te willen, heeft deze medeverdachte een afspraak met hem gemaakt. Verdachte was hiervan op de hoogte. Op de afgesproken plaats heeft deze medeverdachte met [slachtoffer] gesproken. Medeverdachte [mededader] heeft niets gezegd. Een medeverdachte heeft tegen [slachtoffer] gezegd dat het strafbaar was om met minderjarigen seks te hebben en dat zij naar de politie zouden gaan. Deze medeverdachte heeft gezien dat [slachtoffer] hierdoor bang werd en dat hij aanbood om geld te pinnen. Verdachte en deze medeverdachte hebben daarmee ingestemd, waarna zij en medeverdachte [mededader] samen met [slachtoffer] naar een pinautomaat zijn gelopen. Daar heeft [slachtoffer] geld gepind, waarna de medeverdachte het geld verdeeld heeft.
Volgens medeverdachte [mededader] was het afgesproken dat een medeverdachte naar [slachtoffer] zou gaan, zodra verdachte uit diens auto was gestapt. Vooraf was afgesproken dat deze medeverdachte geld zou vragen. Verdachte en zijn medeverdachten gingen er op voorhand van uit dat zij geld zouden krijgen, zodra ze zouden zeggen dat [slachtoffer] met minderjarigen afsprak. Medeverdachte [mededader] heeft [slachtoffer] horen zeggen dat ze geld zouden krijgen als ze niet naar de politie zouden gaan. Ook heeft medeverdachte [mededader] vervolgens verklaard dat zij met [slachtoffer] naar een pinautomaat zijn gegaan, waar hij een geldbedrag van 690 euro heeft gepind en dat dit geld is verdeeld onder verdachte en de medeverdachten.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van mening dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde afpersing in vereniging. De rechtbank laat hierbij meewegen dat [slachtoffer] in eerste instantie een aangifte heeft gedaan, waar hij later deels op teruggekomen is. De geweldselementen die hij in zijn aanvullende verklaring herhaald heeft vinden echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde afpersing in vereniging gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat er wel voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde afdreiging in die zin dat gedreigd is met een de openbaring van een geheim. Dat er sprake was van een geheim kan naar het oordeel van de rechtbank afgeleid worden uit verklaringen van verdachte en een medeverdachte dat [slachtoffer] een afspraak met een minderjarige had gemaakt. Bovendien heeft [slachtoffer] met zijn eerste verklaring proberen te verdoezelen dat hij een seksdate had gemaakt.
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar opvatting dat een strafbaar feit niet als een geheim in de zin van artikel 318 van het Wetboek van Strafrecht kan worden bestempeld.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair:
in de periode van 04 mei 2010 tot en met 05 mei 2010 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk
te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag 690 Euro toebehorende aan [slachtoffer], welke openbaring van een geheim hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders:
die [slachtoffer] hebben geconfronteerd met het feit dat hij een afspraak met
een minderjarige had gemaakt om sex te hebben en dat dit een strafbaar
feit betrof en dat verdachte en zijn medeverdachten hiermee naar de
politie zouden gaan;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een leerstraf Tools 4 U individueel van 30 uren. Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf van 30 uren en een jeugddetentie van 105 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel koppelt de officier van justitie de begeleiding van de jeugdreclassering.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte al voldoende is gestraft en dat volstaan kan worden met leerstraf Tools 4 U van 30 uren en een deels voorwaardelijke werkstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het dreigen van [slachtoffer] met de openbaring van een geheim, te weten het (willen) hebben van sex met een minderjarige. De rechtbank acht de handelingen van verdachte en zijn medeverdachten uiterst laf en kwalijk. Zij hebben dit immers gedaan met maar één enkel doel, namelijk het verkrijgen van geld. Zij zijn daarbij volledig voorbij gegaan aan de gevoelens van het slachtoffer en de gevolgen die dit voor hem heeft. Overigens roepen dergelijke handelingen ook gevoelens van angst en onvrede op in de maatschappij.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Uit dit strafblad blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de poging van psycholoog [naam psycholoog]t om verdachte aan een persoonlijkheidsonderzoek te onderwerpen. Uit diens rapport van 24 september 2010 blijkt dat dit, ondanks een aantal pogingen, helaas niet gelukt is. Wel heeft de psycholoog opgemerkt dat een antisociale persoonlijkheidsontwikkeling niet kan worden uitgesloten.
De rechtbank heeft ten slotte acht geslagen op het rapport van de jeugdreclassering van 15 februari 2011. Het recidiverisico wordt als gemiddeld ingeschat. Geadviseerd wordt een leerstraf Tools 4 U individueel van 30 uren op te leggen om te werken aan verdachtes beïnvloedbaarheid en het vormen van een eigen mening ten opzichte van mensen en situaties. Daarnaast wordt een deels voorwaardelijke werkstraf geadviseerd om een begeleiding van de jeugdreclassering mogelijk te maken.
De rechtbank constateert dat de door de officier van justitie gevorderde werkstraf aanzienlijk verschilt met de door haar gevorderde werkstraf in de zaak van medeverdachte [mededader]. De rechtbank begrijpt dat dit verschil is ingegeven door het feit dat verdachte aanzienlijk langer in voorarrest heeft gezeten dan medeverdachte [mededader]. Uit het dossier is de rechtbank echter gebleken dat verdachte een groter aandeel heeft gehad in de afdreiging van [slachtoffer]. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheid nadrukkelijker tot uiting moet komen in de strafoplegging. Om die reden zal zij dan ook boven de eis van de officier van justitie uit gaan en een hogere werkstraf opleggen dan gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de volgende straffen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot de leerstraf Tools 4 U individueel van 30 uren. Daarnaast zal zij verdachte veroordelen tot een werkstraf van 90 uren en een jeugddetentie van 105 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar onder aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie wordt als bijzondere voorwaarde gekoppeld de begeleiding van de jeugdreclassering.
7 Het beslag
7.1 De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat deze voorwerpen niet aan verdachte toebehoren, maar degene aan wie ze toebehoren redelijkerwijs de bestemming in verband met het strafbare feit had kunnen vermoeden.
7.2 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat deze voorwerpen bij het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten, zijn aangetroffen.
Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 27, 33, 33a, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 318 van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: medeplegen van afdreiging
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 90 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 45 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een leerstraf, te weten Tools 4 U, individueel van 30 uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 15 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 105 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
- 336508 1.00 STK Harddisk
harde schijf uit computer Asus Cs2820-Bk;
- 336587 1.00 STK Harddisk
harde schijf uit computer HP;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- 336716 4.00 ZAK Hennep
2 zakken,1 gripzakje,1 lege in Gammatas emmer schuur;
- 336719 1.00 STK Weegapparatuur Kl:zwart
TANTA 1479v 6A, 205a10015 in emmer met hennep in schuur;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hinfelaar, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. De Graaf en mr. Scheij, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 maart 2011.
Mr. Hinfelaar is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 04 mei 2010 tot en met 05
mei 2010 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft
gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 820
Euro en/of 690 Euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- bij die [slachtoffer] in zijn auto heeft/hebben plaatsgenomen en/of
- op die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, heeft/hebben gericht, in elk geval getoond en/of
- die [slachtoffer] dreigend heeft/hebben toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat
verdachte en/of zijn mededaders naar de politie zouden gaan, omdat hij,
[slachtoffer], een afspraak had om sex te hebben met een minderjarige en/of
- die dreigend heeft/hebben toegevoegd: "Zolang jij mee werkt doen wij jou
niets", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de autosleutels uit het contact van de auto van die [slachtoffer] heeft/hebben
gehaald en/of die autosleutels onder zich heeft/hebben gehouden en/of
- die [slachtoffer] heeft/ hebben gedwongen plaats te nemen in een auto en/of
- door zijn/hun (agressieve/dreigende) houding die [slachtoffer] onder druk
heeft/hebben gezet en/of
- door het getalsmatige overwicht die [slachtoffer] onder druk heeft/hebben gezet;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 04 mei 2010 tot en met 05
mei 2010 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door bedreiging met smaad en/of smaadschift en/of openbaring
van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer
geldbedrag(en) (van in totaal 820 Euro en/of 690 Euro), in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke smaad en/of
smaadschrift en/of openbaring van een geheim hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
die [slachtoffer] heeft/hebben geconfronteerd met het feit dat hij een afspraak met
een minderjarige had gemaakt om sex te hebben en/of dat dit een strafbaar
feit betrof en/of dat verdachte en/of zijn medeverdachten hiermee naar de
politie zouden gaan;