ECLI:NL:RBBRE:2011:BP7535

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
225088 HAZA 10-1829
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident bij echtscheidingsbeschikking met betrekking tot verdeling huwelijksgemeenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Breda is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in het kader van een echtscheidingsbeschikking. De vrouw heeft verzocht om vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, terwijl de man zich op het standpunt stelt dat de rechtbank onbevoegd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat een proces-verbaal van de notaris waarin wordt geconcludeerd dat partijen niet te verenigen zijn, geen vereiste is voordat partijen zich opnieuw tot de rechtbank kunnen wenden. De procedure was aanvankelijk ten onrechte ingeleid met een verzoekschrift in plaats van een dagvaarding, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de man alsnog kan aanvoeren dat de rechtbank relatief onbevoegd is. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat zij zich onbevoegd verklaart om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en heeft de zaak verwezen naar de rechtbank Dordrecht, sector civiel. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 225088 / HA ZA 10-1829
Vonnis in incident van 2 maart 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.M. Setiaman te Venlo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats Q],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat jhr. mr. J.R.M.M. Serraris te Raamsdonksveer.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 10 september 2010 met het daarin vermelde verzoekschrift,
- de dagvaarding met producties 1 en 2,
- de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring met producties genummerd 1 tot en met 4,
- de incidentele conclusie van antwoord met productie 3,
- de akte van de zijde van de man.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in het incident
2.1. De man vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. De vrouw voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling in het incident
3.1. In de hoofdzaak vordert de vrouw vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap overeenkomstig haar voorstel, met veroordeling van de man aan deze verdeling mee te werken, op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert de vrouw veroordeling van de man tot betaling van een gebruiksvergoeding voor de echtelijke woning, alsmede veroordeling van de man in de proceskosten.
3.2. De man vordert voor alle weren dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van bovenvermeld geschil kennis te nemen. Allereerst stelt de man dat de rechtbank absoluut onbevoegd is. Immers, in de beschikking van de rechtbank Dordrecht van 19 augustus 2009 is de verdeling van de huwelijksgemeenschap ten overstaan van notaris mr. [X] bevolen. Naar de rechtbank begrijpt, stelt de man zich op het standpunt dat uit de artikelen 677 en 678 Rv volgt dat de rechtbank pas bevoegd is indien de notaris partijen niet kan verenigen en hij dat in een proces-verbaal constateert. Daarnaast voert de man aan dat de rechtbank Dordrecht ingevolge artikel 99 lid 1 Rv de relatief bevoegde rechtbank is.
3.3. De vrouw voert verweer, stellende dat de gang naar de notaris alleen zin heeft indien partijen beiden de bereidheid hebben tot verdeling over te gaan. Volgens de vrouw weigert de man iedere vorm van medewerking. De vrouw geeft daarom aan dat zij er alleen onder de voorwaarde dat de man alle relevante stukken aan de vrouw verstrekt, geen bezwaar tegen heeft indien de zaak wordt aangehouden totdat partijen bij de notaris zijn geweest. Voorts voert de vrouw met betrekking tot de door de man gestelde relatieve onbevoegdheid van de rechtbank Breda aan dat artikel 99 Rv in dit geval niet van toepassing is. Nu de procedure met een verzoekschrift is aangevangen, is en blijft de rechtbank Breda op grond van artikel 262 Rv relatief bevoegd.
3.4. Ten aanzien van de stelling van de man dat de rechtbank onbevoegd is om van het geschil kennis te nemen nu de verdeling ten overstaan van een notaris bevolen is, overweegt de rechtbank als volgt. Blijkens artikel 678 lid 2 Rv blijven partijen rechtstreeks bevoegd vaststelling van de verdeling door de rechter te vorderen, zolang geen volledige overeenstemming is bereikt. Een proces-verbaal waarin de notaris constateert partijen niet te kunnen verenigen, is geen vereiste waaraan voldaan moet zijn voordat partijen zich opnieuw tot de rechtbank kunnen wenden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zij zich niet onbevoegd dient te verklaren vanwege de omstandigheid dat partijen nog niet hebben geprobeerd een verdeling tot stand te brengen met behulp van een notaris.
3.5. Met betrekking tot de gestelde relatieve onbevoegdheid constateert de rechtbank dat de man dit verweer voor alle weren heeft gevoerd zodat de man op grond van artikel 110 lid 1 Rv in zoverre in zijn vordering kan worden ontvangen. Voorts merkt de rechtbank op dat de onderhavige procedure in eerste instantie ten onrechte is ingeleid met een verzoekschrift in plaats van een dagvaarding. Bij beschikking van deze rechtbank van 10 september 2010 is de zaak dan ook verwezen naar team handel van dezelfde rechtbank, waarbij de vrouw is bevolen de man op te roepen bij exploot. Op grond van artikel 69 lid 2 Rv wordt de procedure nu voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank de stelling van de vrouw dat artikel 99 Rv in dit geval niet van toepassing is omdat de zaak is ingeleid met een verzoekschrift, om deze reden zal passeren.
3.6. Daarnaast overweegt de rechtbank dat, anders dan in de verzoekschriftprocedure waarin de rechtbank van de woonplaats van de verzoek(st)er op grond van artikel 262 lid 1 Rv bevoegd is, in een dagvaardingsprocedure de rechtbank van de woonplaats van gedaagde op grond van de hoofdregel uit artikel 99 lid 1 Rv in beginsel als relatief bevoegde rechtbank heeft te gelden. Partijen hebben echter wel de mogelijkheid van deze hoofdregel af te wijken door middel van een (stilzwijgende) forumkeuze. Voorts dient de rechtbank haar relatieve bevoegdheid niet ambtshalve te toetsen zodat, wanneer geen van partijen een beroep zou hebben gedaan op de relatieve onbevoegdheid, de rechtbank in dit geval wel relatief bevoegd zou zijn geweest. In het onderhavige geval heeft de man echter aangegeven dat de procedure op grond van artikel 99 Rv voor de rechtbank Dordrecht moet worden gevoerd. De rechtbank zal zich om deze reden dan ook onbevoegd verklaren van de zaak kennis te nemen en de zaak verwijzen naar de rechtbank Dordrecht, sector civiel recht, teneinde aldaar te worden voortgezet.
3.7. Gelet op het feit dat partijen voormalig echtgenoten zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
4.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
4.3. verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rechtbank Dordrecht, sector civiel.
Dit vonnis is gewezen door mr. Meyboom en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2011.