ECLI:NL:RBBRE:2011:BP7539
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Peters
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 25 februari 2011, hebben verzoeksters, vertegenwoordigd door mr. M. Menzing, een verzoek ingediend tot vaststelling van een dwangakkoord op basis van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw). De verzoeksters, die een cafetaria exploiteren, hebben te maken met vijf concurrente schuldeisers, waaronder FFC Vastgoed B.V., die een vordering van € 83.866,91 heeft. De verzoeksters hebben een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, waarbij zij ten minste 16,5% van hun vorderingen tegen finale kwijting hebben aangeboden. FFC heeft echter geweigerd in te stemmen met deze regeling, wat heeft geleid tot het verzoek aan de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden schuldregeling goed gedocumenteerd en onderbouwd is. De rechtbank oordeelt dat FFC in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, vooral gezien het feit dat de alternatieven, zoals een schuldsaneringsregeling of faillissement, voor FFC geen gunstiger vooruitzichten bieden. De rechtbank heeft ook het argument van FFC dat zij de huurovereenkomst met de verzoeksters wil beëindigen als oneigenlijk buiten beschouwing gelaten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de verzoeksters en de overige schuldeisers beter gediend zijn met de aanvaarding van de schuldregeling. FFC is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. De rechtbank heeft het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord toegewezen, waardoor FFC verplicht is in te stemmen met de aangeboden regeling. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad.