ECLI:NL:RBBRE:2011:BP7557

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
7 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/139 R
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Prenger-De Kwant
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering wegens niet-nakoming van verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 7 januari 2011 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, die onder insolventienummer 10/139 R valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet is nagekomen. Dit blijkt uit het feit dat hij niet heeft voldaan aan de inlichtingen- en sollicitatieverplichting, en dat er een boedelachterstand en nieuwe schulden zijn ontstaan tot een hoog bedrag. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van de schuldenaar, dat hij door een strafzaak niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen, niet afdoet aan de verwijtbaarheid van zijn tekortkomingen. De schuldenaar was zich bewust van de strafzaak en de mogelijke gevolgen daarvan ten tijde van zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de schuldenaar door het negeren van het advies van de bewindvoerder en het ondertekenen van een vaststellingsovereenkomst met de gemeente zijn crediteuren heeft benadeeld. De rechtbank concludeert dat er geen recht op een beëindigingsvergoeding bestaat, omdat er geen arbeidsovereenkomst was. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub c, d en e van de Faillissementswet. De rechtbank benoemt mr. Pellikaan tot rechter-commissaris en A.B. Vos tot curator in het faillissement van de schuldenaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet naar behoren aan zijn verplichtingen heeft voldaan, bovenmatige schulden heeft laten ontstaan en heeft geprobeerd zijn schuldeisers te benadelen. De rechtbank heeft het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op Euro 413,-- en de verschotten op Euro 50,--, welke bedragen ten laste van de schuldenaar komen. Dit vonnis is gewezen door mr. Prenger-De Kwant en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team insolventierecht
tussentijdse beëindiging schuldsanering
insolventienummer: 10/139 R
nummer verklaring: WER0110900197
uitspraakdatum: 7 januari 2011
[Saniet]
geboren op [datum] te [plaats],
wonende [adres]
bewindvoerder: A.B. Vos.
1. Het verloop van de procedure.
- het vonnis van de rechtbank van 1 maart 2010, waarbij de toepassing van de schuldsanering is uitgesproken;
-het verzoek van de bewindvoerder van 23 september 2010 om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen;
- het proces-verbaal van de behandeling ter zitting van 17 december 2010.
2. Het geding.
Dit strekt tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling.
3. De beoordeling.
De bewindvoerder heeft verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
De rechter-commissaris heeft geadviseerd de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
Als grond voor de beëindiging is aangevoerd dat de schuldenaar niet heeft voldaan aan de inlichtingen-, sollicitatie- en afdrachtverplichting en nieuwe schulden heeft laten ontstaan. Bovendien heeft de schuldenaar de schuldeisers benadeeld en de uitvoering van de schuldsaneringsregeling gefrustreerd.
De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat de schuldenaar niet heeft voldaan aan de inlichtingen- en afdrachtverplichting. Bij gebreke van gegevens is het de bewindvoerder niet mogelijk het vrij te laten inkomen en de boedelachterstand te berekenen. Op basis van de thans bekende gegevens bedraagt de boedelachterstand ruim Euro 14.000,--. Ter gelegenheid van de toelating tot de schuldsaneringsregeling was bekend dat tegen de schuldenaar een strafzaak aanhangig was. Bij vonnis van 2 juni 2010 is de schuldenaar veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis. Tevens is een gevangenisstraf opgelegd van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de schuldenaar zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante begeleiding. De schuldenaar verrichtte werkzaamheden als [X] voor de [P] Gemeente [plaats]. In verband met de tegen de schuldenaar aanhangige strafzaak heeft de [P] Gemeente [plaats] aangegeven geen gebruik meer te willen maken van de diensten van de schuldenaar. Op 31 mei 2010 heeft de schuldenaar –tegen advies van de bewindvoerder in- een vaststellingsovereenkomst ondertekend met de [P] Gemeente [plaats] waarbij het dienstverband per 1 september 2010 is beëindigd en waarin de schuldenaar afstand doet van een beëindigingsvergoeding. Hierdoor zijn de crediteuren benadeeld. Bedoelde vaststellingsovereenkomst is bovendien geëindigd omdat de schuldenaar zijn afspraken met de Kerkenraad niet naar behoren nakwam en door geruchten over de strafzaak. De schuldenaar heeft geen bewijzen van sollicitaties overgelegd. Er zijn nieuwe schulden tot een totaalbedrag van Euro 2.260,86.
De schuldenaar heeft ter zitting verklaard dat de strafzaak en de daaruit gevolgde veroordeling veel impact op hem hebben gehad en dat zijn hele leven daardoor is ontwricht, zowel voor wat betreft zijn werk als zijn gezinssituatie. Het was voor hem onmogelijk nog werkzaamheden in het onderwijs dan wel in de kerk te verrichten en zijn gezin is uiteengevallen. Met betrekking tot de afdrachtverplichting heeft de schuldenaar verklaard dat de bewindvoerder hem pas in juni 2010 heeft bericht over de hoogte van het vrij te laten inkomen en de boedelafdracht zodat hij met terugwerkende kracht moest afdragen. Omdat de schuldenaar te weinig had gereserveerd is er vanaf het begin van de regeling een achterstand ontstaan. Vervolgens werd de schuldenaar geconfronteerd met de kosten van borg en extra huur omdat hij en zijn echtgenote ieder zijn verhuisd naar een nieuwe woning. Hierdoor was het hem wederom niet mogelijk aan de afdrachtverplichting te voldoen. De schuldenaar heeft opgemerkt dat naar zijn mening de crediteuren niet zijn benadeeld door de vaststellingsovereenkomst omdat hij met de [P] Gemeente [plaats] geen arbeidsovereenkomst had maar slechts een reis- en onkostenvergoeding ontving. De schuldenaar heeft erkend dat hij niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan doch heeft aangevoerd dat hij als gevolg van de strafzaak en de daaropvolgende veroordeling zodanig van slag was dat hij daartoe niet in staat was. Op advies van zijn psychiater en de reclassering heeft hij zich na de strafrechtelijke veroordeling allereerst geconcentreerd op de scheiding, welke hem rust heeft gebracht en een lagere prioriteit gegeven aan de schuldsanering en aan het zoeken naar werk. De schuldenaar heeft verklaard zijn leven weer redelijk op orde te hebben en is ervan overtuigd thans wel in staat te zijn te voldoen aan de verplichtingen, voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling.
De bewindvoerder heeft naar aanleiding van de behandeling ter zitting zijn verzoek gehandhaafd.
De rechtbank is van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat de schuldenaar zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet is nagekomen nu hij niet heeft voldaan aan de inlichtingen- en sollicitatieverplichting en een boedelachterstand en nieuwe schulden heeft laten ontstaan tot een zodanig hoog bedrag dat de rechtbank aflossing daarvan binnen de reguliere looptijd van de regeling niet haalbaar acht. De verklaring van de schuldenaar dat hij als gevolg van de strafzaak en de daaruit voortgevloeide veroordeling niet in staat was aan zijn verplichtingen te voldoen en zijn prioriteiten elders heeft gelegd is aannemelijk doch maakt de geconstateerde tekortkomingen niet minder verwijtbaar. Dit geldt te meer nu schuldenaar reeds ten tijde van zijn verzoek tot toelating wist dat er een strafzaak tegen hem liep en wat de mogelijke gevolgen daarvan zouden zijn. Door het advies van de bewindvoerder te negeren en de vaststellingsovereenkomst met de [P] Gemeente [plaats] te ondertekenen heeft de schuldenaar bovendien zijn crediteuren benadeeld.
Dat schuldenaar geen recht had op een beëindigingsvergoeding omdat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst acht de rechtbank op basis van de vaststellingsovereenkomst, welke immers wel spreekt over een arbeidsovereenkomst en over loon, niet aannemelijk. Door de vaststellingsovereenkomst te tekenen heeft schuldenaar afstand gedaan van zijn rechten. Derhalve is er aanleiding de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350 lid 3 sub c, d en e van de Faillissementswet.
Aangezien er voldoende baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen zal de schuldenaar van rechtswege in staat van faillissement verkeren, zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
4. De beslissing.
De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenaar een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen, bovenmatige schulden heeft laten ontstaan en heeft getracht zijn schuldeisers te benadelen;
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling en benoemt met ingang van de dag dat dit vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan in het faillissement van de schuldenaar tot rechter-commissaris:
mr. Pellikaan,
en tot curator A.B. Vos,
gevestigd/kantoorhoudend te
Postbus 6
2957 ZG Nieuw-Lekkerland;
- stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op Euro 413,-- en de verschotten op Euro 50,-- (alle bedragen exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting), waarop in mindering strekken de reeds ontvangen bedragen, en bepaalt dat deze bedragen ten laste van de schuldenaar komen;
- geeft last aan de curator tot het openen van de aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen gedurende een termijn van dertien maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Prenger-De Kwant en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.