RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 10 / 3153 WW44
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer ter openbare zitting van 17 maart 2011
1. [naam persoon},
2. [naam persoon],
wonende te [naam woonplaats}, eisers,
gemachtigde [naam persoon],
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal,
verweerder.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 juli 2010 (bestreden besluit), inzake het verlenen van bouwvergunning aan de Islamitische Vereniging Roosendaal (vergunninghoudster) voor de bouw van een moskee aan de [adres] te [plaatsnaam].
Het beroep is behandeld ter zitting van 17 maart 2011, waarbij eisers en hun gemachtigde na voorafgaande kennisgeving niet zijn verschenen. Namens verweerder waren aanwezig mr.
[naam persoon] en [naam persoon]. Namens vergunninghoudster was aanwezig de heer [naam persoon].
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak;
gelast dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 150,- vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,-.
Deze beslissing is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Met betrekking tot hetgeen eisers hebben aangevoerd over de hoogte van het bouwplan, is de rechtbank van oordeel dat de hoogte van de minaret (21 meter) in overeenstemming is met hetgeen in het bestemmingsplan is toegestaan (22 meter). Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het versiersel op de minaret van ondergeschikte betekenis is en voor wat betreft de bouwhoogte niet meetelt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking hetgeen is bepaald in artikel 2.8 van de planvoorschriften.
Hetgeen door eisers in aangevoerd met betrekking tot het aantal aan te leggen parkeerplaatsen, treft evenmin doel. In het bestemmingsplan en de bouwverordening is uitdrukkelijk bepaald dat kan worden volstaan met 0,15 parkeerplaats per gebedsplaats. Gezien het feit dat er 1.000 gebedsplaatsen zijn, en er volgens het bouwplan 172 zullen worden gerealiseerd, wordt ruimschoots aan de in het bestemmingsplan neergelegde norm voldaan. Gelet op het verhandelde ter zitting, is in dit geval aannemelijk dat de andere in de moskee voorziene ruimten niet tegelijkertijd met de gebedsruimte zullen worden gebruikt.
Met betrekking tot de geluidsoverlast overweegt de rechtbank dat dit geen toetsingsgrond is voor de bouwvergunning. Dit aspect komt aan de orde in de procedure inzake het bestemmingsplan.
Eisers hebben vervolgens aan de orde gesteld dat zij menen dat het besluit met betrekking tot welstand niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
In het bestreden besluit is vermeld dat sprake is van een positief welstandsadvies. In het primaire besluit wordt meer concreet verwezen naar een positief welstandadvies van 1 april 2010. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen. Op verzoek van de rechtbank is een welstandsadvies overgelegd dat dateert van 18 maart 2010. Hierin staat uitdrukkelijk vermeld dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand en ook staat in de stempel van de welstandcommissie vermeld: “niet ok”. Deze vermeldingen kunnen bezwaarlijk aangemerkt worden als een positief welstandsadvies.
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat weliswaar geen sprake is van een volledig positief welstandsadvies, maar dat de bezwaren die de welstandscommissie tegen het bouwplan had (materiaal- en kleurkeuze) in de voorwaarden bij de bouwvergunning zijn opgenomen. In één van de voorwaarden is bepaald dat vergunninghoudster voorafgaand aan de uitvoering van het bouwplan een aangepast plan bij de welstandscommissie moet indienen en pas mag aanvangen met de werkzaamheden, indien de welstandcommissie heeft verklaard akkoord te zijn met het aangepaste materiaal en gewijzigde kleuren.
Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder andere de uitspraak van 27 juni 2007, LJN: BA8108) dat de voorwaarden als bedoeld in artikel 56 Woningwet er niet toe kunnen strekken om aan een verzoek om bouwvergunning klevende gebreken die zodanig zijn dat dit verzoek behoort te worden afgewezen, te herstellen en vervolgens het verzoek in te willigen.
Het is eveneens vaste jurisprudentie, zie voornoemde uitspraak, dat verweerder in beginsel gerechtigd en in bepaalde gevallen verplicht is de indiener van een aanvraag om bouwvergunning in de gelegenheid te stellen die aanvraag zodanig te wijzigen of aan te vullen dat geconstateerde beletselen voor het verlenen van een bouwvergunning worden weggenomen. Hierbij wordt opgemerkt dat de welstandstoetsing bij uitstek een terrein is waar het in onderling overleg aanbrengen van aanpassingen op zijn plaats kan zijn.
Vergunninghoudster heeft in haar aanvraag om bouwvergunning de materiaal- en kleurkeuze aangegeven. Vergunninghoudster is vervolgens niet in de gelegenheid gesteld de aanvraag om bouwvergunning in het door de welstandscommissie gewenste materiaal te wijzigen, terwijl het door vergunninghoudster gekozen materiaal en de kleuren blijkens het advies van de welstandscommissie, gelet op artikel 44, eerste lid, en onder d, van de Woningwet, aan vergunningverlening in de weg stond.
Verweerder heeft ten onrechte een bouwvergunning verleend. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
Verweerder dient een met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Verweerder wordt in de proceskosten van eisers veroordeeld.
mr. M.A. de Rooij, griffier, mr. C.A.F. van Ginneken, rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van dit proces-verbaal.
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft daarbij gronden van het beroep (ook ‘grieven’ genoemd) uitdrukkelijk verworpen. Indien u daarin niet wilt berusten, moet u tegen de uitspraak binnen bovengenoemde termijn hoger beroep instellen.