RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 10 / 3151 KINDER
uitspraak van de enkelvoudige kamer
[eiseres],
wonende te Breda, eiseres,
Belastingdienst/Toeslagen (kantoor Utrecht),
verweerder.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 23 juni 2010 (bestreden besluit) inzake de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag.
Het beroep is behandeld ter zitting van 17 februari 2011, waarbij aanwezig waren namens eiseres haar echtgenoot [naam echtgenoot] en namens verweerder [woordvoerder verweerder].
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft in januari 2008 kinderopvangtoeslag aangevraagd voor kinderopvang via gastouderbureau [naam gastouderbureau]. Verweerder heeft aan eiseres over 2008 en 2009 een voorschot kinderopvangtoeslag verleend.
Verweerder heeft eiseres bij brief van 9 september 2009 meegedeeld dat zij onvoldoende informatie heeft verstrekt om vast te stellen of zij aan de voorwaarden voldoet en dat de registratie van het gastouderbureau [naam gastouderbureau] is beëindigd per 1 januari 2009. Daarom moet het voorschot kinderopvangtoeslag over 2008 en 2009 terugbetaald worden.
Bij twee besluiten van 23 september 2009 heeft verweerder vervolgens de voorschotten kinderopvangtoeslag over 2008 en 2009 herzien en op nihil vastgesteld.
Eiseres heeft een bezwaarschrift ingediend tegen beide besluiten.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard voor zover dit ziet op 2008 en de ingangsdatum van de kinderopvangtoeslag aangepast naar 1 februari 2008.
Voor wat betreft 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat recht op kinderopvangtoeslag enkel bestaat indien de kinderopvang verloopt via een geregistreerd gastouderbureau. Eiseres heeft in 2008 aangegeven gebruik te maken van het gastouderbureau [naam gastouderbureau] in Breda. Dit gastouderbureau is echter door de gemeente Breda met ingang van 1 januari 2009 uitgeschreven uit het register. Eiseres heeft geen wijziging ingediend waaruit blijkt dat zij is overgestapt naar een ander gastouderbureau. Als gevolg hiervan heeft eiseres vanaf deze datum geen recht meer op kinderopvangtoeslag.
2.2 Eiseres heeft in beroep, samengevat, betwist dat zij na de beëindiging van de registratie van het gastouderbureau [naam gastouderbureau], geen wijziging aan de belastingdienst zou hebben doorgegeven met betrekking tot het nieuwe, door haar ingeschakelde gastouderbureau [naam nieuw gastouderbureau]. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij een kopie van het contract met dit gastouderbureau overgelegd. Eiseres merkt op dat zij dit in bezwaar niet heeft aangevoerd omdat zij ervan uit is gegaan dat verweerder bekend was met deze wijziging. Eiseres wijst er verder op dat verweerder de termijnen voor de behandeling van het bezwaarschrift heeft overschreden.
Ter zitting is namens eiseres bevestigd dat het beroep uitsluitend betrekking heeft op de kinderopvangtoeslag over 2009.
2.3 De rechtbank constateert evenals eiseres dat verweerder de termijn waarbinnen op een bezwaarschrift moet worden beslist ver heeft overschreden. Dit vormt echter volgens vaste rechtspraak onvoldoende reden om het bestreden besluit te vernietigen. Daarbij wijst de rechtbank erop dat eiseres op grond van artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid had om bij de rechtbank beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.
2.4 Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang (Wko) - zoals deze wet in 2009 luidde en voor zover hier van belang - heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
In artikel 16 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is de verlening van voorschotten door de Belastingdienst/Toeslagen geregeld. Op grond van het vierde lid van artikel 16 kan de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot herzien.
Artikel 17, eerste lid, van de Awir luidde als volgt:
Indien een voorschot op de tegemoetkoming is verleend en er een relevante wijziging optreedt in de omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming, is de belanghebbende gehouden die wijziging te melden aan de Belastingdienst/Toeslagen.
In artikel 5, eerste lid in samenhang met het vijfde lid, onder c, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Uitvoeringsregeling Awir) is - kort gezegd - bepaald dat indien een voorschot is verleend en zich een wijziging voordoet van het geregistreerde gastouderbureau, de belanghebbende binnen vier weken schriftelijk dan wel elektronisch daarvan mededeling moet doen aan de Belastingdienst/Toeslagen.
2.5 Aan de rechtbank ligt ter beantwoording de vraag voor of de nihilstelling van het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 in rechte stand kan houden. Daarbij stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres geen recht heeft op kinderopvangtoeslag omdat geen gebruik is gemaakt van een geregistreerd gastouderbureau.
2.5.1 Eiseres maakte in 2008 gebruik van het gastouderbureau [naam gastouderbureau]. Dit gastouderbureau is per 1 januari 2009 uitgeschreven uit het gemeentelijke register van Breda. Niet in geschil is dat daarom, op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wko, vanaf die datum geen recht op kinderopvangtoeslag meer bestaat voor kinderopvang via dit gastouderbureau.
Eiseres stelt echter dat zij in 2009 gebruik heeft gemaakt van een ander, wel geregistreerd gastouderbureau, namelijk [naam nieuw gastouderbureau] uit Haarlem.
Uit artikel 17, eerste lid, van de Awir en artikel 5, eerste en vijfde lid, onder c, van de Uitvoeringsregeling Awir volgt dat een wijziging van gastouderbureau moet worden gemeld aan verweerder. Ook dit is niet in geschil.
Eiseres stelt dat zij de wijziging van gastouderbureau via een wijzigingsformulier aan verweerder heeft doorgegeven. Verweerder stelt echter een dergelijke melding niet te hebben ontvangen.
De rechtbank overweegt dat het op grond van vaste rechtspraak op de weg ligt van eiseres om haar stelling, dat zij een wijzigingsformulier heeft verzonden, aannemelijk te maken. Eiseres heeft alleen een kopie van het contract van [naam nieuw gastouderbureau] overgelegd, maar geen enkel bewijs van (verzending van) een wijzigingsformulier aan verweerder.
Bovendien rept eiseres in haar bezwaarschrift met geen woord over [naam nieuw gastouderbureau]. Dit terwijl zij uit verweerders brief van 9 september 2009 toch moet hebben begrepen dat er over 2009 geen recht op kinderopvangtoeslag bestaat vanwege het niet geregistreerd zijn van het gastouderbureau [naam gastouderbureau]. De verklaring van eiseres dat zij in het bezwaarschrift hierover niet gesproken heeft, omdat zij ervan uitging dat verweerder op de hoogte was van de wijziging, komt de rechtbank in dit licht niet geloofwaardig voor.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij een melding van wijziging van gastouderbureau aan verweerder heeft gedaan.
2.5.2 Eiseres heeft voor het eerst in haar beroepschrift aangevoerd dat zij in 2009 gebruik heeft gemaakt van gastouderbureau [naam nieuw gastouderbureau]. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of dit kan worden aangemerkt als een melding als hiervoor bedoeld.
De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend, reeds omdat het beroepschrift is gericht aan de rechtbank en niet aan verweerder. De enkele vermelding in het beroepschrift dat een ander gastouderbureau is ingeschakeld, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een (formele) melding aan verweerder van wijziging van het gastouderbureau, als bedoeld in artikel 5 van de Uitvoeringsregeling Awir.
2.5.3 Nu eiseres de wijziging van gastouderbureau niet heeft gemeld, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht geconcludeerd dat in 2009 niet is voldaan aan de in artikel 5, eerste lid, van de Wko gestelde voorwaarde dat de gastouderopvang plaats moet vinden door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. Op grond hiervan heeft eiseres over 2009 geen aanspraak op een voorschot kinderopvangtoeslag.
2.5.4 Op grond van artikel 16, vierde lid, van de Awir was verweerder dan ook bevoegd het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 te herzien en op nihil te stellen. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen reden waarom verweerder van die bevoegdheid geen gebruik had mogen maken.
2.5.5 Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat verweerder in het verweerschrift en ter zitting de bereidheid heeft uitgesproken om, indien eiseres alsnog een melding doet, deze in behandeling te nemen en een nieuw besluit te nemen.
2.6 Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. M. Breeman, rechter, en door deze en mr. M.C. Grazell, griffier, ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2011.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's Gravenhage.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 31 maart 2011