ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ3025

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
993023-10-B [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. Pick
  • J. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële nietigheid wegens obscuur libel en vrijspraak bedrieglijke bankbreuk

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 27 april 2011, stond de verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedrieglijke bankbreuk en verduistering. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voor een deel nietig was vanwege onduidelijkheid in de tenlastelegging. De verdachte werd vrijgesproken van bedrieglijke bankbreuk, maar de rechtbank achtte de eenvoudige bankbreuk wel bewezen. De verdachte had als bestuurder van een failliet verklaarde BV niet voldaan aan zijn verplichtingen om een deugdelijke administratie te voeren, waardoor de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon niet konden worden gekend. De rechtbank legde een werkstraf van 120 uur op, waarbij de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht. De uitspraak benadrukte het belang van een goede administratie in het kader van faillissementen en de gevolgen van nalatigheid hierin. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten, en dat de opgelegde straf passend was in het licht van de gepleegde feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 993023-10-B [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 april 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 april 2011. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. Huisman, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de feiten onder voormeld parketnummer gesplitst, in die zin dat feit 1 afzonderlijk van de feiten 2 en 3 is behandeld, zijnde dit naar het oordeel van de rechtbank in het belang van het onderzoek, gelet op de samenhang met de gelijktijdig aanhangige zaak tegen de medeverdachte. In de onderhavige zaak zijn de op de dagvaarding als feiten 2 en 3 vermelde feiten behandeld.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
2. als bestuurder van een later failliet verklaarde BV ter benadeling van schuldeisers geen deugdelijke administratie heeft gevoerd;
3. als persoon dan wel als feitelijk leidinggevende van een BV een aantal goederen heeft verduisterd.
3 De voorvragen
- De geldigheid van de dagvaarding.
Op grond van artikel 261 lid 1 Sv behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn. Het tweede lid voegt daaraan toe dat de dagvaarding tevens de vermelding behelst van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan.
Uit de jurisprudentie blijkt dat bij de uitleg van deze bepaling voortdurend in het oog moet worden gehouden dat centraal staat of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. Ook voor de rechter moet de tenlastelegging begrijpelijk zijn. De eis van “opgave van het feit” wordt zo uitgelegd dat het geheel in de eerste plaats duidelijk en begrijpelijk moet zijn, in de tweede plaats niet innerlijk tegenstrijdig en in de derde plaats voldoende feitelijk.
Een van de factoren die een rol speelt bij het begrip “duidelijk en begrijpelijk” is de vraag of er bij kennisneming van het strafdossier redelijkerwijs twijfel kan bestaan welke specifieke gedragingen verdachte worden verweten.
De rechtbank is van oordeel dat de zinsnede “alleen facturen op te (laten) maken en/of te (laten) bewaren van door of namens [naam BV] B.V. verrichte transporten” onvoldoende duidelijk en begrijpelijk is. Uit deze zinsnede maakt de rechtbank op dat bedoeld is ten laste te leggen dat er naast bedoelde facturen van [naam BV] BV geen andere stukken in de administratie van [naam BV] BV zaten.
Slechts de toelichting van de officier van justitie op dit feit, gegeven tijdens haar requisitoir, maakt duidelijk dat met deze zinsnede, anders dan wat letterlijk wordt vermeld, wordt bedoeld dat [naam BV] BV van een aantal door haar verrichte transporten geen facturen in de administratie heeft opgenomen, maar in plaats daarvan facturen op naam van [naam verhuurbedrijf] Verhuur heeft opgemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden deze zinsnede zodanig onduidelijk en onbegrijpelijk is, dat de dagvaarding voor zover het deze zinsnede betreft partieel nietig dient te worden verklaard.
- De rechtbank is bevoegd.
- De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
- Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 2 en 3 heeft begaan.
Zij baseert zich daarbij ten aanzien van feit 2 op de aangifte van de curator, de verklaring van [getuige 1] en de eigen verklaring van verdachte. Hieruit kan volgens de officier van justitie de conclusie getrokken worden dat verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie zodanig dat hieruit de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon konden worden gekend.
Ten aanzien van feit 3 merkt de officier van justitie in haar requisitoir op dat verdachte primair wordt verweten dat hij opzettelijk goederen heeft onttrokken aan het door derden op deze goederen gevestigde pandrecht. Subsidiair wordt verdachte verduistering van die goederen verweten. Op basis van een leaseovereenkomst met De Lage Landen, de aangifte van De Lage Landen, een akte van verpanding met betrekking tot een aantal bedrijfsmiddelen ten gunste van mr. [naam], de verklaring van [naam] daarover en de verklaring van verdachte zelf acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan onttrekking aan het pandrecht van de in de dagvaarding opgenomen goederen.
4.2 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 2:
Met de officier van justitie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als bestuurder van de op 31 oktober 2007 failliet verklaarde rechtspersoon [naam BV] B.V. niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie door de administratie zo te (laten) voeren dat de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon te allen tijde konden worden gekend.
Zij wijst daarbij op:
- een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 10 april 2008 , inhoudende dat [naam BV] B.V. in Heerewaarden op 31 oktober 2007 in staat van faillissement is verklaard en dat verdachte per 1 april 2006 als alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder in dienst is getreden bij de B.V. totdat op 31 oktober 2007 mr. Quaadvlieg als rechter-commissaris in functie trad;
- een vonnis van de Rechtbank Arnhem d.d. 31 oktober 2007 , inhoudende dat de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam BV] B.V. in staat van faillissement wordt verklaard;
- de aangifte van curator [naam curator] , inhoudende dat [naam curator] op 31 oktober 2007 tot curator is benoemd van de failliet verklaarde rechtspersoon [naam BV] B.V. en dat hij de bestuurder van [naam BV] B.V., zijnde verdachte, meerder malen heeft verzocht en gesommeerd tot aanlevering van ontbrekende stukken nadat verdachte enkele dozen met een willekeurig ongeordend geheel aan bescheiden, die de curator allesbehalve een goed inzicht gaven in de financiële situatie van [naam BV] B.V., had overhandigd. Deze verzoeken en sommaties bleven volgens de curator onbeantwoord;
- de verklaring van curator [naam curator] d.d. 1 september 2008 , inhoudende dat de administratie van [naam BV] B.V. een puinhoop was en dat hij aan de hand van de door [naam BV] B.V. c.q. verdachte aan hem ter beschikking gestelde administratie niet in staat was om de rechten en verplichtingen van [naam BV] B.V. vast te stellen;
- de verklaring van verdachte, afgelegd op 19 mei 2008 , inhoudende dat de boekhouding van [naam BV] B.V. een rotzooi was geworden omdat die was blijven liggen, waardoor hij niet kon zien wat zijn actuele schulden en bezittingen waren.
Voor zover de officier van justitie heeft bedoeld te zeggen dat verdachte het vorenstaande heeft gedaan ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van [naam BV] B.V., is de rechtbank van oordeel dat dat onderdeel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen is.
Voor een bewezenverklaring van de zinsnede “ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers” moet bewezen worden dat verdachte het oogmerk had de schuldeisers van [naam BV] B.V. te benadelen. Verdachte heeft dat ontkend. Voorts valt uit het dossier niet af te leiden dat verdachte door het laten verslonzen van de administratie van [naam BV] B.V. het oogmerk had de schuldeisers te benadelen. Daarvoor moet in elk geval vast komen te staan dat verdachte tenminste heeft beseft dat er een aanmerkelijke kans op een faillissement van [naam BV] B.V. bestond en daar rekening mee hield. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet uit het dossier af te leiden.
De rechtbank acht derhalve wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als bestuurder van een rechtspersoon schuldig heeft gemaakt aan “eenvoudige bankbreuk” (artikel 342 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)), maar niet aan “bedrieglijke bankbreuk” (artikel 343 Sr).
Ten aanzien van feit 3:
De officier van justitie is bij haar requisitoir ervan uitgegaan dat ten laste is gelegd dat verdachte goederen aan het pandrecht heeft onttrokken. Zij acht dat strafbare feit ook wettig en overtuigend bewezen. Ook het dossier richt zich volledig op dat feit.
In de tenlastelegging wordt echter verdachte “slechts” de verduistering van goederen, gepleegd door verdachte persoonlijk dan wel als feitelijk leidinggevende van [naam BV] B.V., verweten.
Voor een bewezenverklaring van verduistering is in elk geval vereist dat de goederen die in de tenlastelegging zijn opgenomen geheel of ten dele toebehoren aan een ander dan [naam BV] BV dan wel verdachte.
Uit het dossier wordt duidelijk dat de goederen die in de tenlastelegging zijn vermeld aan [naam BV] BV toebehoorden en dat verdachte die goederen aan het pandrecht heeft onttrokken. Verdachte heeft dat feit ook bekend.
Zo blijkt uit de leaseovereenkomst die De Lage Landen met [naam BV] BV heeft gesloten
(bijlage nr. D-002-a) dat door De Lage Landen een bezitloos pandrecht op de in de tenlastelegging genoemde vrachtauto met kenteken BS-BF-02 is gevestigd. Voorts blijkt uit een bij de notaris opgemaakte akte van verpanding (bijlage nr. D-009) dat zowel door verdachte in privé als in zijn hoedanigheid van zelfstandig bevoegd algemeen directeur van [naam BV] B.V. aan mr. O.N.J. [naam] het bezitloos pandrecht is gegeven op de overige in de tenlastelegging genoemde goederen.
Nu de rechtbank vaststelt dat de goederen geheel aan [naam BV] B.V. toebehoorden en niet aan een ander, kan van verduistering van deze goederen al geen sprake meer zijn, zodat vrijspraak van hetgeen onder feit 3 is tenlaste gelegd dient te volgen.
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
als bestuurder van de rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid [naam BV] B.V. de periode van 1 april 2006 tot en met 31 oktober 2007, te Heerewaarden welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Arnhem op 31 oktober 2007 in staat van faillissement was verklaard, niet heeft voldaan aan de op hem, verdachte, rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een
administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 15i,eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, door de administratie zo
te (laten) voeren dat de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon niet
te allen tijde konden worden gekend;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte terzake van bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 op te leggen een gevangenisstraf van 8 maanden.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met het volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feit:
- het op 17 december 2006 in Heerwaarden, gemeente Maasdriel, gebruiken c.q. voorhanden hebben van een valse inkoopfactuur van [naam] ten bedrage van € 25.000,= (en € 4.950 aan BTW). (zie dossier FIOD met nummer 42596, blz 037 t/m 39)
Verdachte heeft zich als bestuurder van de rechtspersoon [naam BV] B.V. schuldig gemaakt aan eenvoudige bankbreuk door zijn administratie van [naam BV] B.V. niet bij te houden en te laten versloffen, waardoor de rechten en plichten van [naam BV] B.V. niet te allen tijde konden worden gekend. Dit was met name voor de curator van de failliet verklaarde [naam BV] B.V. zeer nadelig en belastend. Het belang van een goed gevoerde administratie is in het kader van een faillissement immers dat de curator een goed inzicht heeft in de vermogenspositie van de gefailleerde alsmede van de rechten en plichten van de schuldeisers en schuldenaren ten behoeve van een zo gunstig mogelijke afwikkeling van de boedel. Voorts wordt door het nalaten te voldoen aan deze verplichting het openbaar gezag geschonden.
Daarnaast had verdachte door het opnemen van een valse inkoopfactuur in de administratie van [naam BV] B.V. (ad-info feit) de Nederlandse Staat en daarmee de maatschappij kunnen benadelen. Deze factuur is door de curator in de administratie aangetroffen en had nog niet tot enig financieel nadeel geleid.
Ten aanzien van de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandig-heid dat verdachte voor soortgelijke strafbare feiten nog niet eerder is veroordeeld.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat sprake is van gedateerde feiten (gepleegd in 2006 en 2007).
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van de feiten
2 en 3.
Nu de rechtbank slechts feit 2 bewezen acht en dan nog in de mildere vorm (namelijk de eenvoudige bankbreuk), zal zij een beduidend lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf van 120 uur passend en geboden. Met betrekking tot de door verdachte in deze zaak in voorarrest doorgebrachte tijd (9 dagen) zal de rechtbank bepalen dat deze naar rato van 2 uur per dag van de op te leggen werkstraf zal worden afgetrokken.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 27 en 342 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding nietig voor zover deze betrekking heeft op de onder feit 2 vermelde zinsnede “alleen facturen op te (laten) maken en/of te (laten) bewaren van door of namens [naam BV] B.V. verrichtte transporten”;
- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Aan hem als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, te wijten zijn dat aan de in artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek omschreven verplichtingen niet is voldaan;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Pick en mr. Peeters, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 april 2011. Mrs. Peeters en Pick zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
2.
hij als bestuurder van de rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid [naam BV] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 1 april 2006 tot en met 31 oktober 2007, te
Heerewaarden, in ieder geval in Nederland, welke rechtspersoon bij vonnis van
de arrondissementsrechtbank te Arnhem op 31 oktober 2007 in staat van
faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van
de schuldeisers van voornoemde rechtspersoon, niet heeft voldaan aan de op
hem, verdachte, rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een
administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek,
door alleen facturen op te (laten) maken en/of te (laten) bewaren van door of
namens [naam BV] B.V. verrichtte transporten, in ieder geval de administratie zo
te (laten) voeren dat de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon niet
(te allen tijde) kon worden gekend(door de curator);
art 343 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 20 februari 2007 tot en met
31 oktober 2007 te Heerewaarden, in ieder geval in Nederland, opzettelijk:
- een vrachtauto(trekker) van het merk Renault, voorzien van het kenteken
[ - - ] in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Lage
Landen Financial Services B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan
hem, verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te
weten op basis van een tussen Lage Landen voornoemd en [naam BV] B.V., van welke
laatstgenoemde rechtspersoon verdachte bestuurder en aandeelhouder was,
gesloten leaseovereenkomst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend
en/of dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 maart 2007
tot en met 31 oktober 2007 te Heerewaarden, in ieder geval in Nederland,
opzettelijk:
- een trekker van het merk Scania, voorzien van het kenteken
[ - - ] en/of
-een trekker van het merk DAF, voorzien van het kenteken
[ - - ] en/of
-een trailer van het merk Tautliner, voorzien van het kenteken
[ - - ] en/of
-een combinatie trekker met trailer van het merk Renault,
vooorzien van het kenteken [ - - ] en/of
-een open trailer voorzien van het kenteken [ - - ] en/of
-de inventaris van het kantoor en de garage van het
perceel [adres] Heerewaarden, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan mr. O.N.J. [naam], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door
misdrijf, te weten in het kader van een geldleenovereenkomst als pandgever
onder gehoudenheid deze goederen alleen met toestemming van de
geldschieter/pandhouder mr. [naam] voornoemd te verkopen, althans te
vervreemden, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling met strafoplegging
leidt:
[naam BV] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 20 februari 2007 tot
en met 31 oktober 2007 te Heerewaarden, in ieder geval in Nederland,
opzettelijk:
- een vrachtauto(trekker) van het merk Renault, voorzien van het
kenteken [ - - ] in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
de Lage Landen Financial Services B.V., in elk geval aan een ander of anderen
dan aan [naam BV] B.V., welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te
weten op basis van een tussen Lage Landen voornoemd en [naam BV] B.V., gesloten
leaseovereenkomst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
en/of dat
[naam BV] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19
maart 2007 tot en met 31 oktober 2007 te Heerewaarden, in ieder geval in
Nederland, opzettelijk:
- een trekker van het merk Scania, voorzien van het
kenteken [ - - ] en/of
-een trekker van het merk DAF, voorzien van het
kenteken [ - - ] en/of
-een trailer van het merk Tautliner, voorzien van het
kenteken [ - - ] en/of
-een combinatie trekker met trailer van het merk
Renault, vooorzien van het kenteken [ - - ] en/of
-een open trailer voorzien van het kenteken [ - - ] en/of
-de inventaris van het kantoor en de garage van
het perceel [adres] Heerewaarden, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan mr. O.N.J. [naam], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan [naam BV] B.V., welk(e) goed(eren) [naam BV] B.V. anders dan
door misdrijf, te weten in het kader van een geldleenovereenkomst als
pandgever onder gehoudenheid deze goederen alleen met toestemming
van de geldschieter/pandhouder mr. [naam] voornoemd te verkopen, althans te
vervreemden, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte,
(telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en)
hij, verdachte, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
art 321 Wetboek van Strafrecht