ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ6675
Rechtbank Breda
- Raadkamer
- mr. Warnaar
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van een echtscheidingsverzoek en erkenning van een buitenlandse echtscheidingsbeschikking
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 19 april 2011 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw verzocht om erkenning van een buitenlandse echtscheidingsbeschikking. De rechtbank heeft in een eerdere beschikking partijen de gelegenheid gegeven om informatie te verstrekken over de Turkse echtscheidingsprocedure. De vrouw had gesteld dat de echtscheidingsprocedure in Turkije op 1 september 2009 was ingediend, maar de rechtbank beschikte niet over de Turkse processtukken die de vrouw had genoemd. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of de Turkse procedure later was gestart dan de procedure in Nederland.
De rechtbank oordeelde dat, gezien het feit dat het huwelijk van partijen al in Turkije was ontbonden, de vrouw niet-ontvankelijk was in haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen. De rechtbank benadrukte dat de Turkse echtscheidingsbeschikking voor erkenning in Nederland in aanmerking kan komen, mits deze tot stand is gekomen na een behoorlijke rechtspleging. De rechtbank concludeerde dat partijen onvoldoende bewijs hadden geleverd dat de Turkse procedure niet aan de beginselen van behoorlijke rechtspleging voldeed.
De beslissing van de rechtbank was dat de vrouw niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen, en dat de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan door mr. Warnaar en is openbaar gemaakt, met de mogelijkheid voor partijen om binnen drie maanden hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.