ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ6675

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
19 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
207088 FA RK 09-3229 (betreft nadere beschikking in zaaknr 207088)
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • mr. Warnaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van een echtscheidingsverzoek en erkenning van een buitenlandse echtscheidingsbeschikking

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 19 april 2011 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw verzocht om erkenning van een buitenlandse echtscheidingsbeschikking. De rechtbank heeft in een eerdere beschikking partijen de gelegenheid gegeven om informatie te verstrekken over de Turkse echtscheidingsprocedure. De vrouw had gesteld dat de echtscheidingsprocedure in Turkije op 1 september 2009 was ingediend, maar de rechtbank beschikte niet over de Turkse processtukken die de vrouw had genoemd. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of de Turkse procedure later was gestart dan de procedure in Nederland.

De rechtbank oordeelde dat, gezien het feit dat het huwelijk van partijen al in Turkije was ontbonden, de vrouw niet-ontvankelijk was in haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen. De rechtbank benadrukte dat de Turkse echtscheidingsbeschikking voor erkenning in Nederland in aanmerking kan komen, mits deze tot stand is gekomen na een behoorlijke rechtspleging. De rechtbank concludeerde dat partijen onvoldoende bewijs hadden geleverd dat de Turkse procedure niet aan de beginselen van behoorlijke rechtspleging voldeed.

De beslissing van de rechtbank was dat de vrouw niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen, en dat de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan door mr. Warnaar en is openbaar gemaakt, met de mogelijkheid voor partijen om binnen drie maanden hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team familierecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: 207088 FA RK 09-3229
nadere beschikking betreffende echtscheiding,
in de zaak van
(naam),
wonende te (plaatsnaam),
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.H.G. Vermeulen,
en
(naam),
wonende te (plaatsnaam),
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.M.G. Cox.
1. Het verdere verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 31 augustus 2010 en alle daarin vermelde stukken;
- de op 14 september 2010 ontvangen brief van de advocaat van de vrouw;
- de op 8 oktober 2010 ontvangen brief van de advocaat van de man;
- de op 31 januari 2011 ontvangen brief van de advocaat van de vrouw;
- de op 4 februari 2011 ontvangen brief van de advocaat van de man met bijlage.
2. De verdere beoordeling
2.1 Bij voormelde beschikking heeft de rechtbank iedere beslissing aangehouden en partijen in de gelegenheid gesteld de rechtbank nader te informeren over -kort en zakelijk weergegeven- de wijze waarop in Turkije de echtscheidingsprocedure heeft plaatsgevonden, teneinde te kunnen beoordelen of er sprake is geweest een (on-)behoorlijke rechtspleging.
2.2 Uit voormeld schrijven van mr. Vermeulen namens de vrouw volgt dat de vrouw de man heeft gewezen op de in Turkije aanhangig gemaakte echtscheidingsprocedure. Daarop heeft de man zich vervolgens gewend tot het Turkse consulaat in Rotterdam, waarbij een notaris ter plaatse door de man is gemachtigd om een advocaat in Turkije in te schakelen. Voorts wordt namens de vrouw gesteld dat het verzoekschrift op
1 september 2009 bij de Turkse rechtbank is ingediend en dat op 11 november 2009 de mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden. Aangezien beide partijen hun advocaten hadden gemachtigd, is de vrouw noch de man aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling. Tot slot hebben beide partijen een verklaring ondertekend, waarin zij afzien van het instellen van hoger beroep. In de brief wordt verwezen naar Turkse processtukken. De rechtbank heeft deze stukken opgevraagd bij de advocaat van de vrouw, aangezien deze stukken niet in het echtscheidingsdossier bij de rechtbank aanwezig zijn, doch deze stukken niet ontvangen. De door partijen ondertekende machtigen zijn evenmin bij de rechtbank ingediend.
2.3 Uit voormeld schrijven van de advocaat van de man volgt dat de man op de hoogte
was van de door de vrouw in Turkije ingestelde echtscheidingsprocedure en dat hij inderdaad een machtiging heeft ondertekend. De man is echter niet bekend met de precieze inhoud van die machtiging. De man was bereid om in te stemmen met de door de vrouw gewenste echtscheiding in Turkije, doch niet met de verzochte gezagswijziging en schadeloosstelling. Voorts wordt namens de man gesteld dat de man nimmer contact heeft gehad met de advocaat die hem heeft vertegenwoordigd in de Turkse echtscheidingsprocedure en van deze advocaat nimmer een nota heeft ontvangen voor de kennelijk ten behoeve van hem verrichte werkzaamheden. In de Turkse procedure zijn vervolgens in Turkije wonende familieleden van de vrouw gehoord als getuigen, welke getuigen de man nimmer heeft gezien of gesproken. Bovendien brengt de man naar voren dat partijen altijd in Nederland hebben gewoond, zodat grote vraagtekens kunnen worden gesteld over de inhoud en de betrouwbaarheid van de in Turkije afgelegde getuigenverklaringen. Een afschrift van de Turkse echtscheidingsbeschikking heeft de man nimmer ontvangen. Tot slot wordt namens de man naar voren gebracht dat de Turkse rechter niet bevoegd was een beslissing te nemen inzake het gezag over het minderjarige kind van partijen. De man handhaaft dan ook zijn standpunt dat de echtscheidingsprocedure in Turkije niet op zorgvuldige wijze is gevoerd en het Turkse echtscheidingsvonnis dan ook niet voor erkenning in aanmerking komt.
2.4 De rechtbank overweegt als volgt. In de beschikking van 31 augustus 2010 heeft de
rechtbank reeds overwogen dat op grond van artikel 2 Wet Conflictenrecht Echtscheiding een buiten Nederland na een behoorlijke rechtspleging verkregen ontbinding van het huwelijk in Nederland wordt erkend indien zij tot stand is gekomen door de beslissing van een rechter of een andere autoriteit aan wie daartoe rechtsmacht toekwam. Naar het oordeel van de rechtbank hebben partijen onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de Turkse echtscheidingsbeslissing tot stand is gekomen na een procedure waarbij de beginselen van behoorlijke rechtspleging zijn geschonden. Op initiatief van de vrouw is in Turkije een echtscheidingsprocedure opgestart. Zowel de vrouw als de man heeft -ieder voor zich- een Turkse advocaat gemachtigd om haar c.q. hem te vertegenwoordigen in voormelde procedure. Het had op de weg van partijen gelegen een afschrift c.q. kopie van deze machtiging in het geding te brengen. Bij gebreke daarvan gaat de rechtbank er vanuit, dat de man heeft ingestemd met de echtscheiding zoals door de vrouw is verzocht en dat de man heeft afgezien van de mogelijkheid om de mondelinge behandeling in persoon bij te wonen.
Voor wat betreft de bevoegdheidstoets wordt gekeken of de buitenlandse rechter als internationaal bevoegd kan worden beschouwd. Daarbij is niet de maatstaf of de rechtbank volgens zijn eigen regels van internationaal privaatrecht bevoegd is, maar veeleer of de bevoegdheid in zijn algemeen aanvaardbaar is. Als uitgangspunt wordt de buitenlandse rechter in ieder geval bevoegd geacht, indien de Nederlandse rechter dat zou zijn op grond van zijn eigen regels. Nu conform dat uitgangspunt de bevoegdheid van de buitenlandse rechter op grond van de gezamenlijke Turkse nationaliteit van de partijen kan worden aangenomen, is aan deze toets eveneens voldaan.
Op basis van de overgelegde stukken is de rechtbank aldus van oordeel dat aan alle voorwaarden is voldaan en derhalve de Turkse echtscheidingsbeschikking voor erkenning vatbaar is.
2.5 De rechtbank beschikt voorts niet over de Turkse processtukken waar de vrouw naar verwijst in haar brief ingekomen bij de rechtbank op 14 september 2010, zodat het voor de rechtbank niet vaststaat dat de echtscheidingsprocedure in Turkije later aanhangig is gemaakt dan de echtscheidingsprocedure in Nederland. Indien overigens zou komen vast te staan dat de echtscheidingsprocedure in Turkije later aanhangig is gemaakt, kan dat niet leiden tot een andere beslissing.
2.6 Gelet op het feit dat het huwelijk van partijen al ontbonden is in Turkije kan de vrouw niet worden ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen. De rechtbank zal beslissen als na te melden.
2.7 In het kader van onderhavige echtscheidingsprocedure komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de vraag in hoeverre de in de Turkse echtscheidingsprocedure gegeven beslissing inzake het gezag al dan niet voor erkenning in Nederland in aanmerking komt.
4. De beslissing
De rechtbank
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen;
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Warnaar, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van de griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: