ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ8066

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
231504 HAZA 11-367
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Poerink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen een toewijzend verstekvonnis in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Breda op 11 mei 2011 uitspraak gedaan in een verzetzaak. De eiseres, Hengstenhouderij BV, had eerder een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die aanvankelijk verstek hadden laten gaan. Op 12 januari 2011 werd er een toewijzend verstekvonnis gewezen, waartegen de gedaagden in verzet zijn gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het vonnis van 12 januari 2011 op tegenspraak was en dat verzet tegen een dergelijk vonnis niet mogelijk is. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet-ontvankelijk moesten worden verklaard in hun verzet, omdat zij in plaats van verzet gebruik hadden moeten maken van het rechtsmiddel van hoger beroep. Dit werd onderbouwd met een verwijzing naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 231504 / HA ZA 11-367
Vonnis in verzet van 11 mei 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HENGSTENHOUDERIJ [eiseres] BV,
gevestigd te [vestingsplaats],
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. L.M. Schelstraete te Tilburg
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te Nispen,
2. de maatschap
MAATSCHAP [gedaagde 2] en [gedaagde 2],
gevestigd te Nispen,
3. [gedaagde 3],
wonende te Nispen,
4. [gedaagde 4],
wonende te Nispen,
gedaagden,
eisers in het verzet,
advocaat mr. M.B. Esseling te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Hengstenhouderij [eiseres] BV en [gedaagden] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 maart 2011,
- het proces-verbaal van comparitie van 20 april 2011, alsmede de door Hengstenhouderij [eiseres] BV in het geding gebrachte drie foto’s en de producties genummerd 16 tot en met 26, de akte van Hengstenhouderij [eiseres] BV houdende voorwaardelijke eisverandering en de door [gedaagden] c.s. in het geding gebrachte twee producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. [gedaagden] c.s. vordert dat het tussen partijen gewezen vonnis van 12 januari 2011 wordt vernietigd en dat de vorderingen van Hengstenhouderij [eiseres] BV alsnog worden afgewezen; tevens vordert [gedaagden] c.s., dat Hengstenhouderij [eiseres] BV in de kosten wordt veroordeeld.
Hengstenhouderij [eiseres] BV concludeert dat [gedaagden] c.s. niet-ontvankelijk in het verzet moet worden verklaard; ter comparitie heeft Hengstenhouderij [eiseres] BV tevens haar eis voorwaardelijk gewijzigd in die zin, dat de vordering komt te luiden: de verklaring voor recht dat gedaagde sub 1 en/of gedaagde sub 2 en/of gedaagde sub 3 en/of gedaagde sub 4 jegens eiseres op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is/zijn, op gronden als in het lichaam van de dagvaarding omschreven, met hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot vergoeding van de daardoor door eiseres geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, voorts met hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling aan eiseres van een bedrag van [Euro] 395.489,= te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 december 2010 tot aan de dag der betaling, een en ander bij wijze van voorschot op de uiteindelijk vast te stellen schadevergoeding, alles met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
3. De beoordeling
3.1. Uit het proces verloop blijkt, dat Hengstenhouderij [eiseres] BV [gedaagden] c.s. heeft gedagvaard voor deze rechtbank, dat [gedaagden] c.s. aanvankelijk verstek heeft laten gaan, vervolgens dit verstek gezuiverd heeft en dat op 12 januari 2011 een toewijzend verstekvonnis is gewezen.
Van dit verstekvonnis is [gedaagden] c.s. in verzet gekomen.
Bij de ter comparitie genomen akte wijst Hengstenhouderij [eiseres] BV er op, dat dit rechtsmiddel van verzet onjuist is aangewend, immers [gedaagden] c.s. had niet in verzet moeten komen, maar gebruik moeten maken van het rechtsmiddel van hoger beroep. Volgens Hengstenhouderij [eiseres] BV is [gedaagden] c.s. om die reden niet-ontvankelijk in het verzet. Hengstenhouderij [eiseres] BV verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 15 oktober 1993 NJ 1994,7, waarin in een soortgelijk geval uitgemaakt is dat geen verzet maar hoger beroep het juiste rechtsmiddel is.
De rechtbank deelt deze opvatting van Hengstenhouderij [eiseres] BV.
Vaststaat dat ten tijde van het wijzen van het vonnis van 12 januari 2011 de procedure tussen partijen er één op tegenspraak was. Van een vonnis op tegenspraak is geen verzet mogelijk; slechts het rechtsmiddel van hoger beroep kan worden aangewend.
Het feit dat het vonnis van 12 januari 2011 geënt is op de foutieve vaststelling dat [gedaagden] c.s. niet verschenen is maakt dit niet anders.
De slotsom hiervan is dat [gedaagden] c.s. niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzet.
3.2. De kosten van de verzet-procedure, voor zover gerezen aan de zijde van Hengstenhouderij [eiseres] BV, dienen in de relatie tussen partijen voor rekening van [gedaagden] c.s. te komen. Deze kosten zijn te stellen op Euro 2000,= aan advocaatkosten.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. verklaart [gedaagden] c.s. niet-ontvankelijk in het verzet.
4.2. veroordeelt [gedaagden] c.s. in de kosten van dit verzet deze voor zover aan de zijde van Hengstenhouderij [eiseres] BV tot op heden begroot op Euro 2000 aan advocaatkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2011.