ECLI:NL:RBBRE:2011:BR1570
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Janssen
- Van Dongen
- Rechtspraak.nl
Vaststelling omgangsregeling tussen minderjarige en biologische vader
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 22 maart 2011 uitspraak gedaan over de omgangsregeling tussen een minderjarige, geboren op 10 maart 2007, en zijn biologische vader. De vrouw, de moeder van de minderjarige, verzocht de rechtbank om te bepalen dat de man en de minderjarige gerechtigd zijn tot omgang met elkaar gedurende minimaal een dag per weekend, met uitzondering van de vakanties. De vrouw benadrukte het belang van een positief vaderbeeld voor de minderjarige en de wettelijke verplichting van de man om contact te onderhouden, zoals vastgelegd in artikel 1:377a lid 1 BW.
De man daarentegen verzocht de rechtbank om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, stellende dat hij geen contact wenste met de minderjarige. Hij gaf aan dat hij de minderjarige na diens geboorte slechts drie keer kort had gezien en dat er nooit een emotionele band was ontstaan. De man stelde dat omgang feitelijk onmogelijk was, omdat zijn andere kinderen niet op de hoogte waren van het bestaan van de minderjarige en dat dit grote gevolgen voor hen zou kunnen hebben. Hij vond dat de minderjarige niet geconfronteerd moest worden met een vader die hem niet wenste te zien, en dat een omgangsregeling schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van de minderjarige.
De rechtbank oordeelde dat het belang van de minderjarige om zijn vader te leren kennen zwaarder woog dan de bezwaren van de man. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderingssituatie was die een ontzegging van het recht op omgang rechtvaardigde. De rechtbank stelde een omgangsregeling vast, waarbij de man en de minderjarige één keer per vier weken gedurende vier uren op neutraal terrein contact met elkaar mochten hebben. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen hebben de mogelijkheid om de regeling in de toekomst uit te breiden.