ECLI:NL:RBBRE:2011:BR1619

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
14 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
811648-10 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Weert
  • A. Kok
  • J. van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld en afpersing met nepvuurwapen en wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 14 juli 2011, stond de verdachte terecht voor poging tot diefstal met geweld, afpersing met een nepvuurwapen en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats op 8 november 2010, toen de verdachte een oudere dame, wiens echtgenoot recentelijk was overleden, onder valse voorwendsels naar een crematorium lokte. Daar bedreigde hij haar met een nepvuurwapen en probeerde hij haar te dwingen om naar een pinautomaat te rijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte welbewust misbruik had gemaakt van de kwetsbare situatie van het slachtoffer, wat als strafverhogende omstandigheid werd meegewogen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gebrek aan strafblad en de aanbevelingen van de reclassering voor een behandelverplichting. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar dat de verdachte voor de samenleving vormde, ondanks zijn spijtbetuiging en medewerking aan het onderzoek. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en de rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 811648-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juli 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en pl[adres]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. Visser, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 juni 2011. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie,
mr. Emmen, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
- heeft geprobeerd:
een geldbedrag en een pinpas weg te nemen, waarbij hij geweld heeft gebruikt en/of gedreigd heeft met geweld dan wel
een geldbedrag en een pinpas af te persen;
feit 2
- [slachtoffer 1] heeft gegijzeld dan wel van haar vrijheid beroofd dan wel heeft bedreigd;
feit 3
- een balletjespistool voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten 1 en 3. Feit 2, primair kan niet worden bewezen, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Wel kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2, subsidiair.
De officier van justitie baseert zich op de aangifte, de bekennende verklaring van verdachte zelf, de verklaring van getuige [getuige 1] en het proces-verbaal van de politie. Verdachte ontkent dat hij de woorden heeft gebruikt “ander schiet ik u door het hoofd” en wijkt op dat punt af van de aangifte. De officier van justitie acht het relaas van het slachtoffer echter zeer geloofwaardig en acht ook deze bewoordingen bewezen, nu de aangifte op vele punten wordt bevestigd door de verklaring van verdachte zelf en er veel ander steunbewijs is.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder feit 2, primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen kan de rechtbank met de officier van justitie niet afleiden dat het de intentie van verdachte was om het slachtoffer door de vrijheidsberoving te dwingen geld en/of een pinpas te geven; het door verdachte beoogde pressiemiddel was het dreigen met geweld. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank acht feit 1, feit 2, subsidiair en feit 3 evenwel wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie ;
- de aangifte van mevrouw [naam aangeefster] van 9 november 2010 ;
- het proces-verbaal van het Regionale Bureau Wapens en Munitie .
De rechtbank acht hierbij ook bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging opgenomen bewoordingen ‘anders schiet ik u door het hoofd’ heeft geuit. Verdachte heeft weliswaar ontkend dit te hebben gezegd, doch de rechtbank stelt vast dat de aangifte op alle andere onderdelen door steunbewijs is gedekt. De rechtbank acht de aangifte (ook op dit punt) betrouwbaar en is van oordeel dat de aangifte ook op dit punt dient te worden gevolgd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 08 november 2010 te Breda op de openbare weg (te weten de parkeerplaats van uitvaartonderneming Zuylen) ter uitvoering van het doorverdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een
geldbedrag en een pinpas, toebehorende aan [slachtoffer 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
en/of
om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van
een geldbedrag en/of een pinpas, toebehorende aan die
[slachtoffer 1], opzettelijk het volgende heeft gedaan: hij, verdachte, heeft het portier van
de personenauto waarin die [slachtoffer 1] gezeten was open getrokken
en heeft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ter
hand genomen en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en is vervolgens achter die
[slachtoffer 1] in haar auto gaan zitten en/of heeft dreigend gezegd: "Dit
is een overval en kalm blijven, u moet rijden naar waar u vandaan gekomen
bent, anders schiet ik u door het hoofd en kalm blijven en rijden,
rijden", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
subsidiair,
op 08 november 2010 te Breda opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet het portier van de personenauto waarin die [slachtoffer 1] gezeten was open heeft getrokken en een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp ter hand heeft genomen en getoond aan die [slachtoffer 1] en vervolgens achter die [slachtoffer 1] in haar auto is gaan zitten en dreigend heeft gezegd: "Dit is een overval en kalm blijven, u moet rijden naar waar u vandaan gekomen bent, anders schiet ik u door het hoofd en kalm blijven, rijden, rijden", althans woorden van soortgelijke dreigende aard
en strekking;
3.
op 12 november 2010 te Breda een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjes pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenisvertoonde met een vuurwapen (pistool, Beretta 92) voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact. De goederen die zijn gebruikt bij de strafbare feiten dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De overige beslagen goederen kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat een lange gevangenisstraf niet zinvol is. Verdachte is er bij gebaat dat het hulpverleningstraject zo snel mogelijk een aanvang kan nemen. Hij is bereid mee te werken aan een behandeling door het DOK, zoals voorgesteld door de reclassering. Een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, zou volgens de raadsman passend zijn. Hierbij zou dan een reclasseringstoezicht kunnen worden opgelegd met een verplichte behandeling bij het DOK en het volgen van een cognitieve vaardigheidstraining.
Verdachte is overigens in staat en bereid om een werkstraf te verrichten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Hij heeft op een bijzonder doortrapte en laffe manier misbruik gemaakt van de situatie waarin de aangeefster, mevrouw [naam aangeefster], zich bevond. Verdachte heeft deze 75-jarige vrouw, net weduwe geworden, enkele dagen voordat de crematie van haar man plaats zou vinden, ’s ochtends in alle vroegte met een smoesje naar de parkeerplaats van het crematorium gelokt. Aldaar heeft hij haar bedreigd met een nepwapen en gepoogd haar geld afhandig te maken. Dit alles omdat verdachte in geldnood zat.
Verdachte heeft bekend dat hij met opzet een oudere dame als slachtoffer had uitgekozen, omdat hij wilde voorkomen dat hij fysieke tegenstand zou krijgen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Dat verdachte aangeefster uiteindelijk geen geld afhandig heeft gemaakt, is niet aan verdachte te danken, doch aan het kloeke en koelbloedige optreden van aangeefster zelf.
In het voordeel van verdachte pleit dat hij heeft meegewerkt aan het onderzoek en een spijtbetuiging zou hebben geschreven. De rechtbank betreurt het dat verdachte niet de moed heeft gehad om zich ook ter zitting ten overstaan van het slachtoffer te verantwoorden voor zijn daden.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft geen strafblad op het gebied van gewelds- en vermogensdelicten.
Psychiater [naam deskundige] heeft geconstateerd dat er bij verdachte zorgpunten zijn, samenhangend met de persoonlijkheidsstructuur van verdachte. De psychiater beschikt echter over te weinig informatie om een uitspraak te kunnen doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Psycholoog [naam deskundige] komt tot soortgelijke bevindingen en concludeert dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een dysthyme stoornis. Op grond van deze dysthyme stoornis moet verdachte volgens de psycholoog als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd ten tijde van het delict.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusie van de psycholoog, gelet op de verklaringen van verdachte over zijn motieven, aansluit bij het beeld dat ook de psychiater van verdachte schetst. De rechtbank ziet hierin voldoende grond om de conclusie van de psycholoog dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, te volgen.
De reclassering acht het recidiverisico laag gemiddeld, maar is van mening dat indien verdachte geen hulp krijgt voor zijn depressieve gevoelens, er een kans bestaat dat hij recidiveert. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met een behandelverplichting, in te vullen met een behandeling bij het DOK en een cognitieve vaardigheidstraining.
De rechtbank is eveneens van oordeel dat een ambulante behandeling van verdachte noodzakelijk is. De reclassering zal hierbij moeten bezien welke behandeling voor verdachte in het licht van de ietwat afwijkende diagnoses, passend is.
De rechtbank heeft voor wat betreft de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straatroof. Als strafverhogende omstandigheden heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat sprake is van een kwetsbaar slachtoffer, dat verdachte welbewust misbruik heeft gemaakt van de bijzondere omstandigheden waarin zij zich bevond, dat verdachte het slachtoffer gedwongen heeft om in haar eigen auto weg te rijden en dat verdachte daarbij een nepvuurwapen heeft gebruikt om het slachtoffer te bedreigen.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 maanden een passende straf is. Zij zal hiervan een gedeelte, namelijk 10 maanden, voorwaardelijk opleggen, om de ernst van de feiten te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Dit maakt tevens een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk. Aldus is overigens het deel van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf dat verdachte feitelijk moet uitzitten gelijk aan het deel dat verdachte zou moeten uitzitten bij een geheel onvoorwaardelijke straf van 30 maanden.
7 Het beslag
7.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers: 407115, 407122, 407126, 407127, 407129, 407131, 407135, 407138, 407141, 407149, 407156, 407159, 407161, 407164, 407165, 407168, 407172, 407173, 407175 en 407176, aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
7.2 De onttrekking aan het verkeer
De hierna genoemde inbeslag genomen voorwerpen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 407123, 407130, 407136, 407137, 407143, 407152, 407171 en 407177 zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan of voorbereid met behulp van de voorwerpen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36c, 36c, 45, 57, 91, 282, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2, primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Poging tot diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
feit 2, subsidiair: Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook als dit inhoudt een behandelverplichting bij het DOK, of een soortgelijke instelling, of het volgen van een cognitieve vaardigheidstraining;
* dat verdachte zich binnen drie dagen nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden en hij in vrijheid is gesteld, zal melden bij deze reclasseringsinstelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld onder 7.1;
- verklaart aan het verkeer onttrokken de inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld onder 7.2.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Weert, voorzitter, mr. Kok en mr. Van Gessel, rechters, in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juli 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 08 november 2010 te Breda op de openbare weg (te weten de parkeerplaats van uitvaaronderneming Zuylen) ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een
geldbedrag en/of een pinpas, in elk geval (een) goed(eren) van zijn gading,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
en/of
om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van
een geldbedrag en/of een pinpas, in elk geval (een) goed(eren) van zijn
gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die
[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
opzettelijk het volgende heeft gedaan: hij, verdachte, heeft het portier van
de personenauto waarin die [slachtoffer 1] gezeten was open gedaan en/of getrokken
en/of heeft een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ter
hand genomen en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of is (vervolgens) achter die
[slachtoffer 1] in haar auto gaan zitten en/of heeft (daarbij) dreigend gezegd: "Dit
is een overval en/of kalm blijven, u moet rijden naar waar u vandaan gekomen
bent, anders schiet ik u door het hoofd en/of kalm blijven en/of rijden,
rijden", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 317 i.v.m. 45 Sr.)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 08 november 2010 te Breda opzettelijk een persoon, genaamd
[slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten die [slachtoffer 1], te
dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft verdachte het portier van
de personenauto waarin die [slachtoffer 1] gezeten was open getrokken en/of een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ter hand genomen
en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) achter die [slachtoffer 1] in haar
auto is gaan zitten en/of (daarbij) dreigend gezegd: "Dit is een overval en/of
kalm blijven, u moet rijden naar waar u vandaan gekomen bent, anders schiet ik
u door het hoofd en/of kalm blijven en/of rijden, rijden", althans woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking, in elk geval die [slachtoffer 1] van
haar vrijheid beroofd en/of beroofd gehouden en/of gedwongen om naar haar
woning te rijden;
art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 november 2010 te Breda opzettelijk [slachtoffer 1]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat
opzet het portier van de personenauto waarin die [slachtoffer 1] gezeten was open
heeft getrokken en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp ter hand heeft genomen en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of
(vervolgens) achter die [slachtoffer 1] in haar auto is gaan zitten en/of (daarbij)
dreigend heeft gezegd: "Dit is een overval en/of kalm blijven, u moet rijden
naar waar u vandaan gekomen bent, anders schiet ik u door het hoofd en/of kalm
blijven, rijden, rijden", althans woorden van soortgelijke dreigende aard
en/of strekking, in elk geval die [slachtoffer 1] van haar vrijheid beroofd en/of
beroofd gehouden en/of gedwongen om naar haar woning te rijden;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 november 2010 te Breda [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend
het portier van de personenauto waarin die [slachtoffer 1] gezeten was open getrokken
en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ter hand
genomen en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) achter die [slachtoffer 1]
in haar auto is gaan zitten en/of (daarbij) deze dreigend de woorden
toegevoegd : "Dit is een overval en/of kalm blijven, u moet rijden naar waar u
vandaan gekomen bent, anders schiet ik u door het hoofd", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 12 november 2010 te Breda (een) wapen(s) van categorie I
onder 7°, te weten een balletjes pistool, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die
voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis
vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) (pistool, Beretta 92) voorhanden heeft
gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie