ECLI:NL:RBBRE:2011:BR4504

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
1 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/78
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Legesheffing voor verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 1 juli 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Etten-Leur. De belanghebbende had op 5 februari 2010 een verzoek ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Etten-Leur om een kopie te ontvangen van informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) betreffende geconstateerd plichtsverzuim van gemeentelijke ambtenaren. Het college heeft aan dit verzoek voldaan, maar heeft daarbij leges in rekening gebracht voor de nasporing in het gemeentearchief en de gemaakte fotokopieën, wat leidde tot een factuur van € 436,20.

De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar, evenals de legesfactuur, vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het verstrekken van informatie op basis van de Wob een publieke taak is en dat de werkzaamheden die in rekening zijn gebracht geen diensten zijn die onder de Gemeentewet vallen. Hierdoor was er geen grond voor het heffen van leges. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.310. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/78
Uitspraakdatum: 1 juli 2011
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Etten-Leur,
heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 14 december 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de legesfactuur met nummer [nummer] en dagtekening 9 april 2010 ten bedrage van € 436,20 (hierna: de factuur).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2011 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbendes gemachtigde mr. [gemachtigde], juridisch adviseur te Heythuysen, alsmede namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde].
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar alsmede de factuur;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.310;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende heeft bij brief van 5 februari 2010 het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Etten-Leur verzocht een kopie te ontvangen van de informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) betreffende geconstateerd plichtsverzuim van gemeentelijke ambtenaren in die gemeente Etten-Leur. Het college heeft aan dat verzoek voldaan.
2.2. Bij de factuur zijn leges in rekening gebracht ter zake van de met het verzoek samenhangende "nasporing in het gemeentearchief" en de voor de verstrekte informatie gemaakte "fotokopieën".
2.3. In geschil is of deze leges terecht in rekening zijn gebracht. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vraag of de in 2.2 genoemde werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als diensten in de zin van artikel 229, aanhef en onderdeel b van de Gemeentwet.
2.4. Niet is in geschil, en de rechtbank acht ook dat juist, dat het verzoek om informatie en de verstrekte informatie zijn gebaseerd op artikel 3 in verbinding met artikel 5 van de Wob.
2.5. De rechtbank is van oordeel dat het verstrekken van informatie in de zin van artikel 5 van de Wob uitsluitend het publiek belang dient van een behoorlijke bestuursvoering. Dat de informatie op enigerlei wijze aan de verzoeker kenbaar moet worden gemaakt, maakt dat de daarvoor gehanteerde wijze van bekendmaken onlosmakelijk met die taak is verbonden en daarom dezelfde kwalificatie moet hebben. De rechtbank is daarom van oordeel dat het verstrekken van de gevraagde kopieën een dienst is die geen particulier belang dient maar onderdeel uitmaakt van de publieke taakuitoefening van de gemeente zonder individualiseerbaar belang. In dat geval is geen grond voor het heffen van leges ter zake van die diensten op grond van artikel 229, aanhef en eerste lid, van de Gemeentewet. De andersluidende opvatting van de heffingsambtenaar wordt daarom als onjuist verworpen.
2.6. Gezien het in 2.5 gegeven oordeel zijn de leges ten onrechte bij de factuur in rekening gebracht. Die factuur moet daarom worden vernietigd. Het beroep is daarom gegrond. Voor een vergoeding van wettelijke rente bestaat geen aanleiding nu de wet daar niet in voorziet.
2.7. De rechtbank vindt aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.310 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van het horen met een waarde per punt van € 218; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting (beroep) met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
Aldus gedaan door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en door deze en M.H.A. de Graaf, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2011.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 6 juli 2011
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.