ECLI:NL:RBBRE:2011:BR7103

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
8 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
996007-11
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • mr. Van Kralingen
  • mrs. Pick
  • mrs. Dekker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift onthouding processtukken in beleggingsfraudezaak

Op 8 september 2011 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak waarin een bezwaarschrift werd ingediend door een verdachte, voormalig bestuurder van ParTrust Beheer BV, tegen de beslissing van de officier van justitie om bepaalde processtukken te onthouden. De verdachte was sinds 2 juni 2010 onderwerp van een strafrechtelijk onderzoek wegens grootschalige beleggingsfraude. Eerder had de rechtbank op 31 mei 2011 het bezwaarschrift van de verdachte ongegrond verklaard, omdat er toen nog geen sprake was van een 'criminal charge'.

De officier van justitie had in de maanden voorafgaand aan de uitspraak verschillende processtukken aan de raadsman van de verdachte toegestuurd, maar weigerde andere stukken te verstrekken, met het argument dat dit in het belang van het strafrechtelijk onderzoek was. De raadsman voerde aan dat de officier van justitie eerder had toegezegd dat alle relevante stukken binnen twee maanden zouden worden verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de beslissing om processtukken te onthouden met terughoudendheid moet worden genomen, gezien de impact op de rechten van de verdediging.

De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende redenen waren om de kennisneming van de onthouden processtukken te weigeren. De officier van justitie had niet voldoende onderbouwd dat het belang van het onderzoek vorderde dat de verdachte geen toegang kreeg tot deze stukken. Daarom verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond en oordeelde dat de verdachte recht had op kennisneming van de processtukken. De uitspraak werd gedaan door mr. Van Kralingen, voorzitter, en mrs. Pick en Dekker, in tegenwoordigheid van griffier Jacet.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 996007-11
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 32 van het wetboek van
strafvordering van:
[verdachte],
wonende te [adres]
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het bezwaarschrift;
- het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer, waaruit blijkt dat de
officier van justitie en de raadsman zijn gehoord.
Verdachte is behoorlijk opgeroepen, doch niet bij de behandeling van het
bezwaarschrift verschenen.
2. De beoordeling.
Tegen verdachte, (voormalig) bestuurder van ParTrust Beheer BV, loopt sinds 2
juni 2010 een strafrechtelijk onderzoek op grond van de verdenking - kort
gezegd - dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan grootschalige
beleggingsfraude.
Bij beslissing van 31 mei 2011 heeft de rechtbank het bezwaarschrift van
verdachte tegen de beslissing van de officier van justitie om processtukken
te onthouden ongegrond verklaard, omdat - kort gezegd - nog geen sprake was
van een "criminal charge" zodat verdachte geen aanspraak kon maken op afgifte
van processtukken (zie LJN: BQ6453).
De officier van justitie heeft bij brief van 27 juli 2011 en 18 augustus 2011
een aantal processtukken aan de raadsman van verdacht toegezonden.
Bij brief van 2 augustus 2011 heeft de raadsman aan de officier van justitie
verzocht de tijdens de behandeling van eerdergenoemd bezwaarschrift gedane
toezegging "dat alle stukken binnen 2 maanden verstrekt zullen worden" na te
komen en de in zijn brief genoemde stukken af te geven.
De officier van justitie heeft in reactie hierop bij brief van 3 augustus
2011 meegedeeld dat de door de raadsman genoemde stukken vooralsnog in het
belang van het strafrechtelijk onderzoek worden onthouden.
Ter terechtzitting heeft de raadsman herhaald dat de officier van justitie
alle relevante stukken zoals toegezegd moet afgeven waaronder de stukken van
de tripartite-overleggen (TPO's) en de rechtshulpverzoeken.
De officier van justitie heeft betwist dat door haar tijdens de behandeling
van het eerste bezwaarschrift de door de raadsman genoemde toezegging is
gedaan en heeft meegedeeld dat uiterlijk 14 september 2011 "de dan voorhanden
zijnde processtukken aan de verdediging overgelegd zullen worden, die naar
redelijke verwachting deel gaan uitmaken van het nog op te stellen
eind-proces-verbaal". Daarbij stelt de officier van justitie zich op het
standpunt dat hieronder niet vallen de stukken van het TPO's, omdat deze niet
als processtuk kunnen worden aangemerkt, en de rechtshulpverzoeken omdat het
onderzoeksbelang zich hiertegen verzet.
De rechtbank overweegt als volgt.
Tussen partijen is niet langer en in geschil - en ook voor de rechtbank staat
vast - dat thans sprake is van een "criminal charge", nu verdachte inmiddels
aangehouden en in verzekering gesteld is geweest.
Op grond van het eerste lid van artikel 30 van het Wetboek van Strafvordering
staat het openbaar ministerie tijdens het voorbereidend onderzoek de
verdachte op diens verzoek toe dat hij kennis neemt van de processtukken. Het
tweede lid van datzelfde artikel biedt het openbaar ministerie de
mogelijkheid de verdachte de kennisneming van bepaalde processtukken te
onthouden, indien het belang van het onderzoek dit vordert. In dat geval
dient de verdachte schriftelijk medegedeeld te worden dat de hem ter inzage
gegeven stukken niet volledig zijn.
De rechtbank stelt voorop dat een beslissing tot het onthouden van
processtukken slechts met terughoudendheid kan worden genomen vanwege de
ingrijpende aantasting van de rechten van de verdediging. Een behoorlijke
procesgang brengt immers met zich mee dat een verdachte kennis moet kunnen
nemen van de processtukken om zijn verdediging daarop te kunnen baseren.
Processtukken zijn die stukken die door de opsporende en vervolgende
instanties aan het dossier worden toegevoegd. Daarnaast zijn processtukken
alle stukken die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de beantwoording
van één van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van
Strafvordering.
Met betrekking tot de stukken van de TPO's is de rechtbank is van oordeel dat
de verzochte stukken in beginsel niet behoren tot de processtukken, tenzij er
zwaarwegende redenen zijn op grond waarvan van die algemene regel moet worden
afgeweken. Van dergelijke zwaarwegende redenen is vooralsnog onvoldoende
gebleken.
De rechtbank is met betrekking tot de overige processtukken - waaronder de
rechtshulpverzoeken - van oordeel dat het openbaar ministerie geen concrete
feiten of omstandigheden heeft aangevoerd, waaruit zou kunnen blijken dat
ernstig te vrezen valt dat de verdachte, na kennisneming van de inhoud van de
onthouden processtukken, de waarheidsvinding ernstig zou kunnen belemmeren.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie niet voldoende
aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van het onderzoek onthouding van de
kennisneming van processtukken vordert en dat het bezwaarschrift daarom
gegrond dient te worden verklaard.
Op grond van het vorenstaande kan de vraag of door de officier van justitie
tijdens de behandeling van het eerste bezwaarschrift bindende toezeggingen
zijn gedaan over het verstrekken van stukken, onbesproken blijven.
3. De beslissing.
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond.
Deze beslissing is gegeven op 8 september 2011 door mr Van Kralingen,
voorzitter, en mrs Pick en Dekker, rechters in tegenwoordigheid van Jacet,
griffier.