ECLI:NL:RBBRE:2011:BT1793

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
9 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-001610-01
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Gessel
  • mr. Van Kralingen
  • mr. Van Breevoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling (TBS) na voorwaardelijke beëindiging

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 9 september 2011 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een veroordeelde, die eerder voorwaardelijk was beëindigd. De rechtbank constateert dat de TBS op 4 september 2004 is aangevangen en dat deze eerder op 18 februari 2011 was verlengd voor een termijn van één jaar, waarbij de verpleging voorwaardelijk was beëindigd onder bepaalde voorwaarden. De officier van justitie heeft op 2 augustus 2011 een vordering ingediend tot verlenging van de TBS met twee jaar, welke vordering tijdens de zitting op 26 augustus 2011 is aangevuld met een verzoek tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.

De rechtbank heeft de rapportages van Novadic-Kentron en een psychiater in overweging genomen, waarin wordt gesteld dat de recidivekans hoog is, vooral door de verslavingsproblematiek van de veroordeelde. De rechtbank oordeelt dat de veiligheid van anderen eist dat de TBS met verpleging wordt verlengd. De rechtbank concludeert dat de vordering tot verlenging van de TBS kan worden toegewezen, maar dat de vordering tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging niet noodzakelijk is, omdat deze impliciet door de verlenging van de TBS doorloopt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de termijn van de terbeschikkingstelling van de veroordeelde met één jaar te verlengen. Dit besluit is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving en om de veroordeelde de kans te geven om door te stromen naar een begeleide woonvorm. De rechtbank heeft geen reden gezien om de eerder aan de voorwaardelijke beëindiging verbonden voorwaarden te wijzigen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij mr. Van Breevoort niet in de gelegenheid was om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 02-001610-01
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 9 september 2011
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[veroordeelde]
geboren te [datum en plaats]
thans verblijvende in de Reinier van Arkelgroep, afdeling FPA Vught
1 De stukken
Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 2 augustus 2011, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna TBS) met 2 jaar, welke vordering op de zitting van 26 augustus 2011 is aangevuld met het verzoek de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te verlengen;
- het rapport van de afdeling reclassering van Novadic-Kentron d.d. 6 juni 2011, waarin het advies van Novadic-Kentron is vermeld;
- een advies d.d. 16 juni 2011 van psychiater [naam deskundige]
2 De procesgang
Bij vonnis van de rechtbank Breda van 17 september 2001 is [veroordeelde] voornoemd wegens moord veroordeeld tot 6 jaar gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De TBS is op 4 september 2004 aangevangen.
De TBS is bij beslissing van deze rechtbank van 18 februari 2011 verlengd voor een termijn van één jaar, bij welke beslissing de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd onder een aantal nader in die beslissing genoemde voorwaarden.
Tijdens het onderzoek in de openbare raadkamer van de rechtbank van 26 augustus 2011 is de officier van justitie gehoord.
Tevens is [veroordeelde] gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Marjanovic, advocaat te Den Haag.
Voorts is de getuige-deskundige mevrouw [naam desk[naam deskundige], reclasseringsmedewerkster van Novadic-Kentron, gehoord.
3 Het advies van Novadic-Kentron
Novadic-Kentron heeft geadviseerd de TBS inclusief de voorwaardelijke beëindiging van de TBS te verlengen met 2 jaar.
In het rapport van Novadic-Kentron wordt onder andere het volgende vermeld:
Bij betrokkene is naast afhankelijkheid van diverse middelen een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische, antisociale, borderline, afhankelijke en vermijdende trekken geconstateerd. Betrokkene is gemotiveerd om deel te nemen aan behandelingen. De verslavingsproblematiek blijkt echter ernstig en hardnekkig, waardoor hij steeds terugvalt in middelengebruik. De verslaving vormt dan ook een belangrijke belemmerende factor in het veranderingsproces.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld. Betrokkene heeft tijdens de TBS-maatregel inzicht gekregen in hoe hij omgaat met zijn emoties. Hij is echter niet in staat
gebleken deze inzichten te allen tijde om te zetten in vaardigheden. Het risico op recidive
daalt door het feit dat betrokkene minder drugs gebruikt. Betrokkene heeft echter ook een
aantal terugvallen in middelengebruik gekend binnen de TBS-maatregel en de
voorwaardelijke beëindiging daarvan. De verslaving van betrokkene is een risicofactor die altijd op de voor- of achtergrond een rol speelt.
Ook wordt ingeschat dat er een hoog risico op onttrekken aan voorwaarden is. Met name
wanneer er sprake is van zucht naar middelen of middelengebruik is er een hoog risico op
het zich ontrekken aan de voorwaarden aanwezig.
Daarnaast wordt ingeschat dat er risico op letselschade is voor betrokkene zelf en personen met specifieke kenmerken, namelijk mensen met wie betrokkene een diepgaande relatie heeft en die hem in zijn beleving langdurig of herhaaldelijk kwetsen of vernederen. Betrokkene voelde zich ten tijde van het delict vernederd en gekwetst door zijn toenmalige vriendin. Hij kon niet op adequate wijze uiting geven aan deze gevoelens die dat bij hem opriep. Druggebruik speelde hierbij ook een rol.
Geadviseerd wordt de voorwaardelijke beëindiging van de TBS met dwangverpleging
met 2 jaar te verlengen. Deze verlengingsperiode is gebaseerd op:
- het feit dat ambulante ondersteunende behandeling op het gebied van verslavings-problematiek nog van start moet gaan en daarnaast de functie van het (huidige)
gebruik nog niet in kaart gebracht is,
- het feit dat betrokkene zich momenteel in een time-out situatie bevindt en daarmee dus aangetoond heeft dat hij tot nu toe niet optimaal gebruik heeft gemaakt van de
mogelijkheden die de FPA hem kan bieden,
- betrokkene nog niet geplaatst is binnen een beschermde/begeleide woonvorm, en er
tevens nog geen zicht is op welke termijn dit wel het geval zal zijn,
- het feit dat betrokkene nog niet ingebed is in de reguliere geestelijke gezondheidszorg.
Om betrokkene optimaal te kunnen ondersteunen in en zicht te houden op het verloop van zijn verdere begeleiding is een termijn van 2 jaar verlenging geïndiceerd.
Ter zitting heeft de getuige-deskundige [naam deskundige] daaraan toegevoegd dat het de insteek van Novadic-Kentron is om betrokkene zo snel mogelijk te laten doorstromen naar een begeleide woonvorm en dat er binnenkort een intakegesprek met hem zal plaatsvinden. Welke woonvorm geschikt wordt geacht, wordt bepaald door het GGzE. De lengte van de wachtlijst hangt van de soort en het type woonvorm af waar betrokkene terecht kan.
Qua dagbesteding en behandeling is er momenteel weinig aanbod voor betrokkene bij de FPA, maar er wordt wel naar gekeken. Mevrouw [naam deskundige] heeft desgevraagd verklaard dat de voorwaarden bij de verlenging van de voorwaardelijke beëindiging die in het advies genoemd worden dezelfde zijn als de voorwaarden die zijn opgenomen in de beslissing van de rechtbank van 18 februari 2011.
4 Het advies van de externe gedragsdeskundige
Psychiater [naam psychiater] heeft in zijn rapport aangegeven dat hij een voortzetting van de TBS aangewezen acht, waarbij hij vermeldt dat de voorwaardelijke beëindiging gecontinueerd kan worden.
Volgens [naam psychiater] heeft verlenging van de TBS met 1 jaar als voordeel dat over een jaar getoetst kan worden hoe de vorderingen zijn en dat er dan meer over de toekomst gezegd kan worden. Anderzijds zal het hele proces van resocialisatie enkele jaren duren zodat een TBS verlenging van 2 jaar opportuun zou zijn. Bij verlenging van 1 jaar wordt betrokkene in positieve zin gestimuleerd en kunnen de stappen die gezet worden in de behandeling gevolgd worden. De duur van het verlengingsadvies hangt mede samen met de wachtlijst voor beschermend wonen dan wel zelfstandig wonen met begeleiding. Het heeft geen zin om één jaar verlenging te geven als die wachttijd lang is. Het is namelijk belangrijk dat hij in het kader van de TBS de overgang maakt naar een meer zelfstandige woonvorm.
[naam psychiater] adviseert om toe te werken naar een snelle resocialisatie richting beschermd wonen.
5 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting de vordering aangepast in die zin dat de vordering slechts verlengd dient te worden met 1 jaar. Zij heeft de vordering aangevuld met de vordering tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Haar primaire standpunt is echter dat laatstgenoemde vordering niet nodig is.
Zij vindt het zorgelijk dat [veroordeelde] zich momenteel in een soort vacuüm bevindt. Hij zit nu op de FPA in Vught, een plaats waar voor hem weinig toegevoegde waarde is en hij moet wachten op een plaats in een begeleide woonvorm. Het is onduidelijk hoe lang dat nog gaat duren. Zij vindt daarom verlenging met 1 jaar gerechtvaardigd om toezicht op de voortgang voor wat betreft de plaatsing van [veroordeelde] in een RIBW-vorm te houden en om hem meer motivatie te geven.
6 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter zitting verenigd met het standpunt van de officier van justitie om de TBS met 1 jaar te verlengen, in de hoop dat vaart wordt gemaakt met het vinden van een geschikte plek voor [veroordeelde] in een RIBW-vorm.
7 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft geconstateerd dat op 18 februari 2011 bij de verlenging van de TBS de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is uitgesproken en dat de officier van justitie in eerste instantie slechts de verlenging van de TBS heeft gevorderd.
Nu de officier van justitie ter zitting eveneens een vordering tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging heeft ingediend, staat de rechtbank voor de vraag of naast de vordering tot verlenging van de TBS ook de vordering tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging noodzakelijk is.
Hoewel in artikel 509q lid 2 van het Wetboek van Strafvordering wordt gesproken over de vordering tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, constateert de rechtbank dat artikel 38j lid 1 van het Wetboek van Strafrecht daarentegen bepaalt dat in geval van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege de TBS telkens met 1 dan wel met 2 jaar kan worden verlengd.
Daarbij komt dat voor het overige nergens in het wetboek van strafvordering wordt gerept over een rechterlijke beslissing tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
De rechtbank is van oordeel dat, kijkend naar het systeem van de TBS-wetgeving, het bepaalde in artikel 509q van het Wetboek van Strafvordering dan ook als een kennelijke misslag van de wetgever moet worden beschouwd. De rechtbank concludeert derhalve met de officier van justitie dat volstaan kon worden met een vordering tot verlenging van de TBS en dat in een verlenging van de TBS impliciet ligt besloten dat de eerder uitgesproken voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege doorloopt gedurende die verlenging.
Uit de over [veroordeelde] uitgebrachte rapportages van Novadic-Kentron en psychiater [naam psychiater] blijkt dat de recidivekans redelijk hoog is, met name door het middelengebruik als risicofactor. Wanneer [veroordeelde] niet onder het toezicht van de TBS zou blijven, zou een grote kans op herhaling van drugsgebruik bestaan met het gevaar dat de antisociale problemen weer naar boven komen en dat [veroordeelde] weer aansluiting vindt bij mensen die drugs gebruiken, hetgeen de kans op herhaling van een gewelddadig delict aanzienlijk hoger maakt.
Gelet op hetgeen in de rapportages is vermeld, zoals hierboven weergegeven, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de TBS met verpleging wordt verlengd.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank voorts van oordeel dat een verlenging van de TBS met 1 jaar op zijn plaats is. Op die manier kan de druk op de ketel gehouden worden bij de zoektocht naar een plaats voor [veroordeelde] bij een begeleid-wonen-project. Zoals eerder overwogen, wordt door de verlenging van de TBS met 1 jaar impliciet ook de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met 1 jaar verlengd. De rechtbank ziet geen reden om in de eerder aan die voorwaardelijke beëindiging verbonden voorwaarden verandering te brengen.
8 De toepasselijke wetsartikelen
De beslissing berust op artikel 38j van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing.
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [veroordeelde] met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. Van Gessel, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Van Breevoort, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier De Roos en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 september 2011.
Mr. Van Breevoort is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.