zaaknummer / rolnummer: 238222 / KG ZA 11-411
Vonnis in kort geding van 22 september 2011
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. C.G.A. Mattheussens,
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS,
gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,
gedaagde,
advocaat mr. N. Niessen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en OMO genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 augustus 2011 met producties, genummerd 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord d.d. 5 september 2011 met producties, genummerd 1 tot en met 9;
- de brief van de zijde van [eiseres] d.d. 7 september 2011 met producties, genummerd 11 tot en met 13;
- de mondelinge behandeling van 8 september 2011;
- de pleitnota van [eiseres];
- de pleitnota van OMO;
- de ter zitting zijdens OMO overgelegde tabel met scores VWO Nederlands 2011 tijdvak 1 van het Norbertuscollege.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. Na wijziging van de eis vordert [eiseres] samengevat -:
Primair: veroordeling van OMO om binnen vier dagen na betekening het vonnis de score van het centraal schriftelijk eindexamen Nederlandse taal en literatuur vast te stellen op 33 althans 32 punten, het daarmee corresponderende cijfer vast te stellen op 6,7 althans 6,5 en het eindcijfer voor het vak Nederlandse taal en literatuur vast te stellen op een 7 alsmede [eiseres] binnen vier dagen een diploma en cijferlijst te verstrekken waarop, naast de reeds vastgestelde punten, voor het vak Nederlands staat vermeld een 6,7 en een eindcijfer 7, met vermelding dat zij is geslaagd;
Subsidiair: OMO te veroordelen om binnen vier dagen na betekening van dit vonnis het door [eiseres] gemaakte examen, zijnde het antwoordblad als productie 1 in het geding gebracht, vergezeld van dit vonnis, ter beoordeling voor te leggen aan de inspectie, althans OMO te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot herziening van de beoordeling van de uitwerkingen en [eiseres] betreffende het vak Nederlandse taal en literatuur overeenkomstig de bepalingen van het Correctievoorschrift VWO 2011 en deze herziening af te ronden binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, althans zodanig te beslissen als het de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
Zowel primair als subsidiair op straffe van een dwangsom van Euro 500,= per dag tot een maximum van Euro 50.000,= en met veroordeling van OMO in de kosten van het geding.
2.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. De navolgende feiten staan in rechte vast:
- [eiseres] zat in het schooljaar 2010-2011 in 6 VWO van het Norbertuscollege te Roosendaal, welke school deel uitmaakt van OMO. [eiseres] heeft in dat jaar eindexamen gedaan en heeft in dat kader op 16 mei 2011 deelgenomen aan het centraal schriftelijk eindexamen Nederlandse taal en literatuur (hierna te noemen: CSE Nederlands).
- Het CSE Nederlands van [eiseres] is beoordeeld door een examinator van het Norbertuscollege, dhr. [examinator] en een gecommitteerde van Het Onze Lieve Vrouwelyceum te Breda, mevr. [gecommitteerde]. Voor het CSE Nederlands heeft [eiseres] uiteindelijk 31 punten gekregen, hetgeen correspondeert met het cijfer 6,3.
- [eiseres] is niet geslaagd voor haar examen. Ook na het doen van herexamen is [eiseres] niet geslaagd.
- Op 28 juni 2011 heeft [eiseres] samen met haar vader inzage gekregen in het CSE Nederlands.
3.2. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat OMO onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld nu de beoordeling van het CSE Nederlands en de vaststelling van het eindcijfer, in strijd met de examenregeling en het correctievoorschrift VWO hebben plaatsgevonden. Volgens [eiseres] is de beoordeling procedureel niet zorgvuldig tot stand gekomen aangezien aan de hand van de stukken die haar ter inzage zijn gelegd en die aan haar zijn toegestuurd de eindscore van 31 niet kon worden verklaard. Daarnaast betwist [eiseres] dat de score in onderling overleg tussen examinator en gecommitteerde tot stand is gekomen. Ter onderbouwing heeft [eiseres] een verklaring van haar vader overgelegd waaruit volgens [eiseres] zou blijken dat dhr. [examinator] bij het vaststellen van de score onder druk is gezet door mevr. [gecommitteerde].
Voorts heeft [eiseres] aangevoerd dat de inhoudelijke beoordeling van de vragen 10 en 21.2 niet juist is aangezien haar antwoorden overeen komen met hetgeen in het beoordelingsmodel staat vermeld in combinatie met het verslag eindexamenbespreking Nederlands zoals door OMO in als productie 9 in het geding gebracht. Het is dan ook niet terecht dat er twee punten op de score van 33 punten in mindering zijn gebracht.
3.3. OMO heeft hier tegenin gebracht dat zij niet bevoegd is het cijfer van het CSE Nederlands eenzijdig te wijzigen zodat de primaire vordering dient te worden afgewezen. Voorts stelt OMO zich op het standpunt dat er zowel procedureel als inhoudelijk geen sprake is van een onzorgvuldige beoordeling van het door [eiseres] gemaakte CSE Nederlands en dat er in ieder geval niet kan worden gesproken over een apert onzorgvuldige beoordeling. Tot slot stelt OMO dat de voorzieningenrechter zich niet zou moeten mengen in de inhoudelijke beoordeling van het CSE Nederlands nu dit het domein is van de vakdeskundige docenten.
3.4. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
3.5. Voorop gesteld dient te worden dat de primaire vordering van [eiseres] naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet toewijsbaar is aangezien OMO volgens de geldende regelgeving niet bevoegd is de puntenscore van het CSE Nederlands eenzijdig te wijzigen. In artikel 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. van 1 augustus 2008 (hierna te noemen het eindexamenbesluit) is namelijk bepaald dat de examinator en de gecommitteerde in onderling overleg de score voor het centraal examen vaststellen. Die bepaling verzet zich er dus tegen dat de taak van de examinator en de gecommitteerde tezamen wordt overgelaten aan alleen OMO.
3.6. Met betrekking tot de subsidiaire vordering overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De burgerlijke rechter in kort geding kan bij de toetsing van een (vakdeskundige) beoordeling van het kennen en/of kunnen van een eindexamenkandidaat alleen ingrijpen indien sprake is van een apert onzorgvuldige beoordeling, bijvoorbeeld blijkend uit evident grove fouten, dan wel indien blijkt dat de beoordeling op uiterst onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen, of duidelijk ongelijk bij gelijke prestaties.
3.7. Op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat OMO het CSE Nederlands van [eiseres] formeel gezien conform de toepasselijke regelgeving heeft laten beoordelen. OMO heeft het CSE Nederlands van [eiseres] eerst door dhr. [examinator] laten corrigeren hetgeen resulteerde in een totaalscore van 33 punten. Daarna heeft mevr. [gecommitteerde] als gecommitteerde het CSE Nederlands van [eiseres] nagekeken. Zij kwam uit op een totaalscore van 31 punten aangezien zij vond dat bij de vragen 10 en 21.2 een punt minder toegekend zou moeten worden. Blijkens de verklaringen van [examinator] en [gecommitteerde], zoals door OMO als producties 4 en 5 in het geding gebracht, hebben [examinator] en [gecommitteerde] in onderling overleg bepaald dat de eindscore van het CSE Nederlands van Van de Akker op 31 punten diende te worden gesteld. Die score is ook op de scorelijst vermeld en door de school is hieraan het cijfer 6.3 toegekend. [eiseres] heeft aangevoerd dat dhr. [examinator]s onder druk van mevr. [gecommitteerde] uiteindelijk akkoord is gegaan met het toekennen van 31 punten. De voorzieningenrechter is echter voorshands van oordeel dat dit door het overleggen van de verklaring van de vader van [eiseres], waarin staat vermeld dat dhr. [examinator] zou hebben gezegd te zijn “overruled” door mevr. [gecommitteerde], onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Voorts is niet gebleken van andere onregelmatigheden in de beoordeling van het CSE Nederlands van [eiseres] die de conclusie kunnen dragen dat OMO onzorgvuldig heeft gehandeld. Het enkele feit dat de totstandkoming van de eindscore van 31 punten in eerste instantie niet geheel duidelijk was af te leiden uit de aan [eiseres] ter inzage gelegde en toegestuurde stukken doet aan het voorgaande niet af. De stukken waaruit de totstandkoming van de eindscore van 31 punten wel kan blijken zijn namelijk op een later moment wel in het geding gebracht.
3.8. Ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter evenmin worden gezegd dat die apert onzorgvuldig is. Het gaat in casu om de beoordeling van het CSE Nederlands waarbij het onder andere gaat om inhoud, opbouw, verbanden en taalgebruik. De beoordeling van (die elementen van) zo’n examen kan niet aan de hand van exacte maatstaven plaatsvinden. Deze beoordeling komt namelijk voor een belangrijk deel aan op inzicht van de examinator en de gecommitteerde op grond van hun vakdeskundigheid. De beoordeling van een zodanig examen zal dan ook niet snel als apert onjuist kunnen worden bestempeld, ook al is verschil van mening over de waardering van het antwoord mogelijk. De inhoudelijke bezwaren van [eiseres] met betrekking tot de beoordeling van de vragen 10 en 21.2 van de CSE Nederlands kunnen dan ook niet leiden tot de conclusie dat sprake is van een apert onzorgvuldige beoordeling, noch van evident grove fouten daarin. Er is dan ook geen grond voor een herbeoordeling zoals subsidiair gevorderd.
3.9. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vorderingen van [eiseres] dienen te worden afgewezen.
3.10. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van OMO worden begroot op:
- griffierecht Euro 568,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal Euro 1.384,00
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1. wijst de vorderingen af,
4.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van OMO tot op heden begroot op Euro 1.384,00,
4.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2011.