ECLI:NL:RBBRE:2011:BT6569

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/801254-10
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Bergen
  • A. Kok
  • J. Kneepkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van kinderen en bezit van kinderporno met een gevangenisstraf van 4 jaar

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 29 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van twee nichtjes en het bezit van kinderporno. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, die zijn nichtjes seksueel heeft misbruikt toen zij de leeftijd van twaalf jaar nog niet hadden bereikt, en dat hij in het bezit was van meer dan 3.000 kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangiften van de slachtoffers, die elkaar ondersteunden, en op verklaringen van getuigen die eerder door de slachtoffers waren ingelicht over het misbruik. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte seksuele toespelingen had gemaakt naar een ander meisje en dat er een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal op zijn computers was aangetroffen.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers consistent waren, ondanks enkele kleine discrepanties, en dat de verdediging niet kon aantonen dat de verklaringen onbetrouwbaar waren. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank vond zijn verklaringen ongeloofwaardig. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was dat het misbruik direct had geleid tot de schade die werd gevorderd. De rechtbank benadrukte de noodzaak om kinderen te beschermen tegen seksueel misbruik en de gevolgen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/801254-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [datum en plaats]
wonende aan de [adres]
thans gedetineerd,
raadsman mr. Van Gils, advocaat te Tilburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 september 2011, waarbij de officier van justitie, mr. De Brouwer, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 5 februari 2003 tot 5 februari 2004 met [slachtoffer 1] seksuele handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen, terwijl [slachtoffer 1] nog geen 12 jaar was;
feit 2: in de periode van 1 januari 2004 tot 3 juli 2005 met [achternaam slachtoffer]] seksuele handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen, terwijl [slachtoffer 1] nog geen 12 jaar was;
feit 3: in de periode van 1 januari 2005 tot en met 11 september 2009 een gewoonte heeft gemaakt van het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] seksueel heeft misbruikt en baseert zich daarbij op de aangiften en de getuigenverklaringen van de beide slachtoffers, de verklaringen van andere getuigen en de omstandigheid dat een grote hoeveelheid kinderporno is aangetroffen op computers en computerapparatuur, in bezit van of gebruikt door verdachte.
De vierde keer dat [slachtoffer 1] door verdachte is misbruikt, heeft niet binnen de tenlastgelegde periode plaatsgevonden, zodat hiermee geen rekening dient te worden gehouden.
Ook het bezit van kinderporno acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op het op computers en computerapparatuur, in bezit van of gebruikt door verdachte, aantreffen van kinderpornografisch materiaal, het op een computer die door verdachte is gebruikt aantreffen van e-mailberichten waarbij kinderpornografisch materiaal was meegezonden, de verklaringen van getuigen en de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ontuchtzaken en wijst daarbij op de verklaringen van de slachtoffers die volgens de raadsman niet consequent zijn. Het verhoor van [slachtoffer 2] heeft niet op de juiste wijze plaatsgevonden en deze vormfout moet tot gevolg hebben dat haar aangifte van het bewijs moet worden uitgesloten. De raadsman stelt dat in beide misbruikzaken voldoende steunbewijs ontbreekt.
Er is op geen enkele wijze aangetoond dat het kinderpornografische materiaal dat is aangetroffen op computers en computerapparatuur van verdachte door hemzelf op deze media is gezet of dat verdachte zich er van bewust was dat betreffend materiaal op betreffende media stond. Verdachte dient ook van de kinderporno-zaak te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Misbruik van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]l feit 1en 2
Op 28 april 2010 vindt er een informatief gesprek plaats tussen [naam pleegverz[naam pleegverzorger], een pleegzorgwerker van Stichting Kompaan, en de politie. Tijdens dit gesprek meldt de heer [naam pleegverzorger] dat hij bekend was geworden met vermoedens van seksueel misbruik van [slachtoffer 3] door verdachte. Volgens [slachtoffer 3] zou het ook zijn gebeurd ten aanzien van haar nichtjes, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Op 31 mei 2010 doet [slachtoffer 1], geboren op 5 februari 1992, aangifte van seksueel misbruik door verdachte. Zij verklaart dat het misbruik rond april 2003 is begonnen en dat het in 2004 is gestopt. De eerste keer heeft verdachte met zijn penis haar vagina gestreeld, zijn penis in haar vagina gestoken en is hij op en neer gaan bewegen en heeft hij zich afgetrokken. Zij verklaart dat de tweede keer hooguit een maand later was en dat verdachte op haar vagina heeft gelikt. De derde keer was rond september / oktober 2003 en verdachte is met zijn penis in haar vagina gegaan.
Op 22 december 2010 verklaart [getuige 1] dat [slachtoffer 1] [achternaam] hem rond zijn veertiende verjaardag (februari 2006) heeft verteld dat haar oom [voornaam] haar in het verleden een aantal keren heeft verkracht.
Op 12 juli 2010 doet D.W.P.M. [voo[voornaam slachtoffer 2]) [achternaam sla[achternaam slachtoffer], geboren op 3 juli 1996, aangifte van verkrachting door verdachte. Zij verklaart dat het gebeurde toen zij acht jaar oud was. Verdachte ging op haar liggen en toen is hij er in gegaan, zijn penis ging in haar vagina op en neer. Hij is er met zijn penis in gegaan, daarna met zijn mond. Hij is met zijn tong in haar vagina geweest. Voorts verklaart aangeefster dat zij in 2009 aan een vriendin, [naam vriendin] heeft verteld dat zij door haar oom is misbruikt en dat haar zus, [slachtoffer 1] [achternaam], toen vertelde dat zij ook door oom [voornaam] was verkracht.
Op 27 april 2011 verklaart [vriendin] bij de politie dat [slachtoffer 2] haar eind 2008 / begin 2009 heeft verteld dat haar oom [voornaam] haar had verkracht. In december 2009 heeft zij [voornaam slachtoffer 2] bewogen om het aan haar zus [slachtoffer 1] te vertellen. [slachtoffer 1] reageerde eigenlijk heel bot en zei ”dat gebeurde mij ook”.
Op 15 februari 2011 verklaart [getuige 2] bij de politie dat verdachte, in de periode rond 2004-2005, toen zij ongeveer negen jaar oud was, seksuele toespelingen richting haar heeft gemaakt, terwijl hij gekleed was in een openvallende badjas, waarbij zijn geslachtsdeel zichtbaar was. Verdachte heeft toen uitspraken gedaan als: “Je kijkt er graag naar he” en “Ik wil wel mijn kleren uit doen als jij ook alles uitdoet”. Deze verklaring heeft zij op 14 april 2011 herhaald ten overstaan van de rechter-commissaris.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de beide eerste tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De verdediging voert aan dat er, naast de aangiften van de slachtoffers, geen steunbewijs is. De rechtbank onderschrijft dit standpunt niet en neemt daarbij de volgende omstandigheden in aanmerking.
De verdediging kan worden toegegeven dat er geen directe getuigen zijn van het onder 1 en 2 tenlastegelegde misbruik en dat er geen technisch bewijsmateriaal zoals DNA is. Dit neemt niet weg dat het bewijsmateriaal, zoals hiervoor weergegeven, naar het oordeel van de rechtbank voldoende is. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat beide aangeefsters – en met name [slachtoffer 1] – zeer consistent zijn in hun verklaringen; de feiten worden niet “aangedikt”. Enige discrepanties in de verklaringen van [voornaam slachtoffer 2] doen aan de betrouwbaarheid niet af nu dit op details ziet en zeer wel kan worden verklaard door de jeugdige leeftijd ten tijde van het misbruik. Bovendien geldt dat beide aangiften elkaar ondersteunen. Uit de aangiften ontstaat niet de indruk dat de beide slachtoffers elkaar napraten. Voorts de rechtbank van belang dat de slachtoffers niet zelf het eerste initiatief tot het doen van aangiften hebben genomen, maar dat het misbruik aan het licht is gekomen toen een nichtje, [slachtoffer 3], verklaarde dat zij zelf was misbruikt.
Voorts hebben de beide aangeefsters, zonder dat zij dit van elkaar wisten, al geruime tijd voordat zij aangifte deden, aan anderen verteld dat zij door verdachte zijn misbruikt. Zo heeft [slachtoffer 1] [achternaam] dit aan [getuige 1] verteld en heeft [slachtoffer 2] dit aan [vriendin] verteld. Ten tijde van de aangiften hadden de zusters [slachtoffer 1] al geruime tijd geen contact meer met deze personen, hetgeen de geloofwaardigheid van de verklaringen van deze personen ten goede komt.
Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat [getuige 2] onafhankelijk van de aangiften van [slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2], heeft verklaard dat verdachte, toen zij negen jaar oud was, seksuele toespelingen richting haar maakte terwijl hij schaars gekleed was en zijn geslachtsdeel zichtbaar was. Dit zegt weliswaar niets over het misbruik van [slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2], maar het geeft wel een duidelijke indicatie voor de seksuele voorkeur van verdachte. Deze voorkeur wordt ook bevestigd door het, hieronder te behandelen, aantreffen van kinderpornografisch materiaal op computers en computerapparatuur, in bezit van of gebruikt door verdachte.
Dat de slachtoffers, op het moment van verkrachting, de leeftijd van twaalf jaar nog niet hadden bereikt, blijkt uit de omstandigheid dat [slachtoffer 1] [achternaam] heeft verklaard dat de eerste verkrachting rond april 2003 plaatsvond en de derde verkrachting rond september / oktober 2003. Op 5 februari 2004 is zij twaalf jaar geworden. [slachtoffer 2] verklaart dat zij door verdachte is verkracht toen zij acht jaar oud was.
De raadsman stelt dat de oriënterende gesprekken tussen de slachtoffers en de politie, in strijd met de thans geldende “Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik”, niet tenminste auditief zijn opgenomen. De rechtbank overweegt dat dit geen gevolgen heeft voor de bewijskracht van de aangiften en de verklaringen van de slachtoffers. De informatieve gesprekken hebben in mei en in juni 2010 plaatsgevonden. Volgens de op dat moment geldende versie van bedoelde Aanwijzing hoefden de oriënterende gesprekken niet te worden opgenomen, maar kon worden volstaan met een schriftelijk verslag daarvan, Staatscourant 2008, nr. 2738 (31-12-2008).
Daarnaast wijst de raadsman er op dat de het eerste gedeelte van de aangifte van [slachtoffer 2], in strijd met eerdergenoemde Aanwijzing, niet audiovisueel is opgenomen. De rechtbank overweegt dat slechts volgens het Protocol Studioverhoor behoeft te worden gehoord indien aangever tussen de vier en twaalf jaar is, of indien bij aangever sprake is van een achterstand in de geestelijke ontwikkeling. Aangezien [slachtoffer 2] ten tijde van de aangifte veertien jaar was, behoefde de aangifte slechts op geluidsband te worden opgenomen, hetgeen ook is geschied.
Bovendien, zo merkt de rechtbank op, zijn de beide aangeefsters nog meerdere keren bij de rechter-commissaris gehoord, zodat een eventueel eerder vormverzuim is hersteld. Overigens is er in het gehele dossier geen enkel aanknopingspunt te vinden op basis waarvan verondersteld kan worden dat de verklaringen van de aangeefsters zijn ingefluisterd.
De verdediging betoogt voorts dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2], zoals afgelegd bij de politie en bij de rechter-commissaris, niet consequent zijn en dat daarom aan de betrouwbaarheid daarvan moet worden getwijfeld. Naar het oordeel van de rechtbank faalt deze grief. Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, zijn de verklaringen op wezenlijke onderdelen wel consequent. Zo blijft het aantal keren dat het misbruik zou hebben plaatsgevonden gelijk, evenals de wijze waarop dit is gebeurd. Dat de verklaringen op onderdelen afwijken van eerdere verklaringen kan zijn gelegen in de omstandigheden dat het misbruik al jaren eerder heeft plaatsgevonden, dat de slachtoffers jong waren op het moment van misbruik en op het moment van doen van aangiften en dat het niet onaannemelijk is dat de slachtoffers de gebeurtenissen, zoals zij zelf ook verklaren, (deels) hadden verdrongen.
Tot slot stelt de verdediging dat verdachte een zogeheten kniebrace draagt en dat geen van de beide aangeefsters hierover verklaart. De rechtbank overweegt dat dit geen gevolgen heeft voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat verdachte de kniebrace altijd droeg en dat de kniebrace niet kon worden afgedaan.
Bezit van kinderporno feit 3
Op 10 september 2009 meldt verdachte zich bij de politie. De verbalisant verklaart dat zij verdachte op fluisterende toon de letters C P in de Engelse taal hoorde zeggen. Toen zij zei dat ze verdachte niet begreep, zei hij met zachte stem “child porn”.
Op 10 september 2009 verklaart [getuige 3] dat verdachte hem, ongeveer vijf weken daarvoor, zijn computer had gebracht omdat deze niet goed functioneerde. Toen hij na 2-3 weken aan de computer begon te werken, kwam hij bestanden tegen die hij herkende als kinderporno. Op 10 september 2009 belde zijn zus [naam zus], de toenmalige vriendin van verdachte, op en vroeg zij hem naar haar laptop te kijken. Via de browsergeschiedenis van de laptop kwam hij op een nudistensite terecht, alwaar verdachte een profiel had aangemaakt, waarbij een jongere leeftijd (18) en een andere woonplaats waren gebruikt. Via een link op de nudistensite kwam hij op een Yahoo-account uit, met daarin de naam en voornaam van verdachte. In de box met “send items” vond hij meerdere berichten waarbij kinderpornografische afbeeldingen waren meegezonden. Op 10 september 2009 hebben twee verbalisanten de laptop van [naam zus] onderzocht. Eén van de verbalisanten verklaart dat er op 29 juli 2009 een e-mail was verzonden via de accountnaam “[.......]”, met als bijlagen vijf fotografische opnamen van kinderpornografische aard. De computer is in beslag genomen. Op de computer zijn 86 afbeeldingen aangetroffen die kunnen worden aangemerkt als kinderpornografisch.
Op 11 september 2009 heeft de politie een aantal computers en andere gegevensdragers in beslag genomen in de woning van verdachte. Van de laptop van verdachte zelf zijn 95 kinderpornografische afbeeldingen veiliggesteld en 1.051 gewiste. Op de desktop van verdachte zijn, op twee verschillende plaatsen, 175 en 1.039 gewiste kinderpornografische afbeeldingen veiliggesteld. Op een bij verdachte inbeslaggenomen USB-stick zijn 19 kinderpornografische afbeeldingen veiliggesteld en 3 gewiste. Al het aangetroffen kinderpornografische materiaal is onderzocht door het team Bestrijding Kinderpornografie van het Korps landelijke politiediensten. In totaal gaat het om 3.314 kinderpornografische afbeeldingen (waarvan 2.233 unieke).
De ex-echtgenote van verdachte verklaart bij de rechter-commissaris dat zij meermalen blootfoto’s, ook geposeerde, liggend met de benen wijd, van erg jonge meisjes, vermoedelijk tussen zes en twaalf jaar, heeft gezien op de computer van verdachte.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank wijst daarbij op het aantreffen van grote hoeveelheden kinderpornografische afbeeldingen op computers en computerapparatuur die bij verdachte in bezit en/of gebruik waren. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat de ex-echtgenote van verdachte heeft verklaard dat zij kinderpornografische afbeeldingen op zijn computer heeft gezien. Tot slot acht de rechtbank van belang dat verdachte, toen hij zich meldde bij de politie, sprak over “C P” en “child porn”, termen die worden gebruikt in netwerken van pedofielen. Dat de ouders van de ex-vriendin van verdachte deze termen richting verdachte gebruikt zouden hebben acht de rechtbank niet geloofwaardig.
De verklaring van verdachte, dat [getuige 3], de broer van zijn ex-vriendin, de beschikking heeft gehad over alle computers en apparatuur waarop kinderporno is aangetroffen, doet niet af aan dit oordeel. De rechtbank acht niet geloofwaardig dat [getuige 3], als onderdeel van een complot, zoals verdachte suggereert, het kinderpornografische materiaal op de computers en op de USB-stick heeft gezet. Verdachte heeft ter zitting weliswaar verklaard dat de vader van [getuige 3] bedenkingen richting verdachte had, maar tevens dat [getuige 3] zijn vriend was. Bovendien zijn er grote hoeveelheden kinderpornografische afbeeldingen op drie verschillende computers en een USB-stick aangetroffen. Als [getuige 3] verdachte in een kwaad daglicht wilde stellen, had hij met veel minder afbeeldingen op minder media kunnen volstaan. Het is tevens bijzonder vreemd dat hij dan, na deze er eerst op gezet te hebben, kinderpornografische afbeeldingen van de computers en de USB-stick verwijderd zou hebben.
Tot slot acht de rechtbank niet geloofwaardig dat verdachte, zoals hij stelt, helemaal geen verstand had van computers en softwareprogramma’s. Zo heeft hij ter zitting verklaard dat hij vaak films downloadde.
Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen kinderpornografisch materiaal, acht de rechtbank bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het bezit daarvan. Dat verdachte tevens een gewoonte heeft gemaakt van het verspreiden van kinderporno acht de rechtbank niet bewezen. Het aantreffen van vierentwintig verzonden e-mailberichten, met kinderpornografische afbeeldingen als bijlagen, op de computer van de ex-vriendin van verdachte, is daartoe onvoldoende.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstip(pen) in de periode van 5 februari 2003 tot 5
februari 2004 te Tilburg, met [slachtoffer 1] (geboren 5 februari 1992),
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
handeling(en) heeft gepleegd, die mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
2.
op een tijdstip in de periode van 1 januari 2004 tot 3 juli
2005 te Tilburg, met [slachtoffer 2] (geboren 3 juli 1996), die
toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
handeling(en) heeft gepleegd, die mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
3.
hij in de periode van 03 februari 2007 t/m 11
september 2009 te Tilburg een gewoonte heeft
gemaakt van het in bezit hebben van meerdere afbeeldingen, bevattende
telkens een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die
kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken
of schijnbaar is betrokken,
immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode gegevensdragers, te
weten computer(s) en/of harddisks van een computer en/of een
usb-sticks bevattende (in totaal) ruim 3.000,
(gedigitaliseerde) afbeeldingen/foto's in bezit gehad,
welke voornoemde afbeeldingen foto’’s en gegevensdragers
bevatten
* (een) afbeelding(en) waarop een volwassen man zijn penis en/of (een)
vinger(s) en/of een voorwerp oraal en/of vaginaal en/of anaal inbrengt en/of
ingebracht houdt bij een persoon (jongen en/of meisje), kennelijk jonger dan
achttien jaar en/of
* (een) afbeelding(en) waarop een volwassen man de/het geslachtsde(e)l(en) van
die persoon, kennelijk jonger dan achttien jaar, betast en/of in de mond neemt
en/of likt en/of zijn eigen penis door die persoon, kennelijk jonger dan
achttien jaar, laat betasten en/of likken en/of
* (een) afbeelding(en) waarop een of meer perso(o)nen, kennelijk jonger dan
achttien jaar, een of meer van voornoemde handelingen bij elkaar en/of
zichzelf verricht(en) en/of
* (een) afbeelding(en) waarop een of meer perso(o)n(en), kennelijk jonger dan
achttien jaar, geheel of gedeeltelijk ontkleed (een) pose(s) aanneemt/aannemen
gericht op sexuele prikkeling en/of waarbij de/het geslachtsde(e)l(en) en/of
de anus van die perso(o)n(en) nadrukkelijk in beeld is/zijn gebracht en/of
* (een) afbeelding(en) van (een) detailopname(s) van een of meer van
voornoemde handeling(en) en/of pose(s).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaar. Daarbij neemt de officier van justitie in aanmerking dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden en dat hij geen spijt betuigt. Doordat verdachte ontkent de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd, heeft het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf geen zin.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring en een veroordeling komt, verzoekt de raadsman een gevangenisstraf op te leggen welke gelijk is aan het voorarrest, eventueel vermeerderd met een voorwaardelijke gevangenisstraf met eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden. De raadsman wijst er op dat het oude feiten betreffen en dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Voorts merkt de raadsman op dat verdachte zijn woning dreigt te verliezen en dat de dochter van verdachte, met wie hij samenwoont, hiervan de dupe is. Tevens vraagt de raadsman aandacht voor de psychische en lichamelijke klachten waar verdachte mee kampt. Tot slot wijst de raadsman op de omstandigheid dat de voorlopige hechtenis van verdachte reeds was geschorst, dat verdachte zich goed aan de voorwaarden heeft gehouden en dat hij bereid is dit te blijven doen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Kindermisbruik
Verdachte heeft op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geschonden. Hierdoor heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Zo ook in dit geval. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen blijkt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het er nog steeds moeilijk mee hebben en dat het hun leven en persoonlijke ontwikkeling negatief heeft beïnvloed. Verdachte heeft niet stilgestaan bij de gevolgen voor zijn slachtoffers en heeft zijn eigen bevrediging voorop gesteld. Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de leeftijd van de slachtoffers ten tijde van het misbruik en met de handelingen waartoe de slachtoffers zijn gedwongen.
Bezit kinderporno
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het in bezit hebben en verspreiden van kinderporno. De rechtbank acht dit een ernstig feit. De rechtbank stelt voorop dat het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal, zoals bij verdachte aangetroffen, bijzonder ongewenst is, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Door het downloaden van dit materiaal blijft de markt van kinderporno in stand en door zijn handelingen heeft verdachte hieraan bijgedragen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de nadelige gevolgen die deze kinderen hiervan zowel in psychische als in lichamelijke zin ondervinden veelal bijzonder ingrijpend zijn en diepe sporen nalaten. Kinderen dienen te worden beschermd tegen dit ernstige misbruik.
Algemeen
De rechtbank overweegt in het voordeel van verdachte dat het oudere feiten betreft en dat hij een blanco strafblad heeft. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat zowel het misbruik van twee jonge meisjes als het bezit van een grote hoeveelheid kinderporno bewezen wordt verklaard.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte de tenlastegelegde feiten ontkent, waardoor het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf niet zinvol wordt geacht. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken tijdens de zitting. Tot slot zoekt de rechtbank aansluiting bij de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
Alles afwegend, komt de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf van 4 jaar, zoals door de officier van justitie geëist.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij, [slachtoffer 1], vordert een schadevergoeding van € 4.205, betreffende de kosten van een voortijdig afgebroken kappersopleiding, welke zij op 1 september 2008 was begonnen.
De rechtbank acht aannemelijk dat het misbruik van de benadeelde partij door verdachte zeer ernstige gevolgen voor de benadeelde partij heeft gehad. Er is echter onvoldoende onderbouwd dat en in hoeverre het afbreken van de kappersopleiding door de benadeelde partij in het schooljaar 2008/2009 een rechtstreeks gevolg is van bedoeld misbruik. De rechtbank weegt daarbij mee dat de vader van [slachtoffer 1] op 26 juli 2010 bij de politie heeft verklaard dat het niet afronden van de opleiding een combinatie zal zijn van wat zij heeft meegemaakt (het misbruik door haar oom) en de moeizame relatie met haar toenmalige vriend. Het gelegenheid bieden om dit causale verband nader te onderbouwen, zou een onevenredige belasting van het strafproces met zich brengen. De vordering van de benadeelde partij wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. Zij kan die vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8 Het beslag
De rechtbank zal geen beslissing nemen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen, aangezien er geen beslaglijst in het dossier is opgenomen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de officier van justitie ter terechtzitting heeft toegezegd dat de computers en de computerapparatuur waarop geen kinderpornografisch materiaal is aangetroffen aan de rechtmatige eigenaar zullen worden geretourneerd.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57, 240b en 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: met iemand jonger dan twaalf jaar handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 2: met iemand jonger dan twaalf jaar handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 3: een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
- verklaart verdachte strafbaar.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 1], woonachtig aan Bazielkruidhof 8 te Tilburg, niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij, [slachtoffer 1], in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Bergen, voorzitter, mr. Kok en mr. Kneepkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Wijk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 september 2011.
Mr. Van Bergen en mr. Kneepkens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 5 februari 2003 tot 5
februari 2004 te Tilburg, met [slachtoffer 1] (geboren 5 febrauri 1992),
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
art 244 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot 1
januari 2005 te Tilburg, met [slachtoffer 2] (geboren 3 juli 1996), die
toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
art 244 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 01 januari 2005 t/m 11
september 2009 te Tilburg en/of elders in Nederland, een gewoonte heeft
gemaakt van het, al dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
verspreiden en/of in bezit hebben van meerdere afbeeldingen, bevattende
(telkens) een afbeelding van van een seksuele gedraging, waarbij iemand die
kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken
of schijnbaar is betrokken,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) op meerdere
tijdstippen in voornoemde periode (telkens) een of meer gegevensdrager(s), te
weten een of meer computer(s) en/of harddisk(s) van een computer en/of
usb-stick(s), bevattende (in totaal) ruim 3.000, althans een (groot) aantal
(gedigitaliseerde) afbeelding(en)/foto('s) in bezit gehad en/of verspreid,
welke voornoemde afbeelding(en)/foto('s) en/of gegevensdrager(s) (telkens)
bevat(ten)
* (een) afbeelding(en) waarop een volwassen man zijn penis en/of (een)
vinger(s) en/of een voorwerp oraal en/of vaginaal en/of anaal inbrengt en/of
ingebracht houdt bij een persoon (jongen en/of meisje), kennelijk jonger dan
achttien jaar en/of
* (een) afbeelding(en) waarop een volwassen man de/het geslachtsde(e)l(en) van
die persoon, kennelijk jonger dan achttien jaar, betast en/of in de mond neemt
en/of likt en/of zijn eigen penis door die persoon, kennelijk jonger dan
achttien jaar, laat betasten en/of likken en/of
* (een) afbeelding(en) waarop een of meer perso(o)nen, kennelijk jonger dan
achttien jaar, een of meer van voornoemde handelingen bij elkaar en/of
zichzelf verricht(en) en/of
* (een) afbeelding(en) waarop een of meer perso(o)n(en), kennelijk jonger dan
achttien jaar, geheel of gedeeltelijk ontkleed (een) pose(s) aanneemt/aannemen
gericht op sexuele prikkeling en/of waarbij de/het geslachtsde(e)l(en) en/of
de anus van die perso(o)n(en) nadrukkelijk in beeld is/zijn gebracht en/of
* (een) afbeelding(en) van (een) detailopname(s) van een of meer van
voornoemde handeling(en) en/of pose(s);
(parketnr. 02/666100-10)
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 240b lid 2 Wetboek van Strafrecht