ECLI:NL:RBBRE:2011:BT6753

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
14 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
668842 cv 11-4500
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en matiging van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak vorderde eiser, een 22-jarige werknemer, bij de Rechtbank Breda een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv en in de bodemprocedure de vernietiging van een concurrentiebeding dat hem belemmerde om in dienst te treden bij Marconi Trading B.V. Eiser was sinds 20 februari 2006 in dienst bij Autocar International B.V. en had een concurrentiebeding ondertekend dat hem verbood om binnen twee jaar na beëindiging van zijn dienstverband bij een concurrerende onderneming te werken. Eiser stelde dat hij door de handhaving van dit beding onredelijk benadeeld werd in zijn arbeidskeuze, vooral omdat hij een betere positie en ontwikkelingsmogelijkheden bij Marconi zou hebben. Autocar voerde aan dat het concurrentiebeding noodzakelijk was ter bescherming van haar bedrijfsbelangen, aangezien Marconi een directe concurrent was.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een rechtsgeldig concurrentiebeding, maar dat de tijdsduur van het beding onredelijk lang was. De rechter besloot het concurrentiebeding gedeeltelijk te vernietigen en de duur ervan terug te brengen van twee jaar naar één jaar. De rechter oordeelde dat het belang van Autocar bij handhaving van het concurrentiebeding evident was, maar dat eiser niet onredelijk benadeeld mocht worden in zijn vrijheid van arbeidskeuze. De rechter wees de vorderingen van eiser in de voorlopige voorziening af, maar gaf hem gelijk in de bodemprocedure door het concurrentiebeding te matigen.

De uitspraak werd gedaan op 14 september 2011 door kantonrechter W.E.M. Verjans. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, zowel voor de voorlopige voorziening als de bodemprocedure. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect had, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 668842 CV EXPL 11-4500
vonnis d.d. 14 september 2011
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. B.R.J. Rothuizen, advocaat te Breda,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Autocar International B.V.,
gevestigd te (4791 PA) Klundert, aan de Parelhoenweg 7,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.J.W. van Mens, advocaat te Eindhoven.
Partijen zullen verder worden aangeduid als “[eiser]” en “Autocar”.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
In de voorlopige voorziening en in de bodemprocedure
a. de dagvaarding d.d. 23 juni 2011, met producties;
b. de akte houdende rectificatie zijdens [eiser];
c. de conclusie van antwoord, met een productie;
d. de bij brief van 19 augustus 2011 namens [eiser] toegezonden producties;
e. de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de mondelinge behandeling van het geding ter terechtzitting van 23 augustus 2011, met bijbehorend audiëntieblad.
De inhoud van deze stukken, alsmede van de ter terechtzitting door mr. Van der Dussen en mr. Van Mens overgelegde pleitaantekeningen, geldt als hier ingelast. Op die inhoud en hetgeen overigens door partijen is aangevoerd wordt, voor zover nodig, hierna teruggekomen.
2. Het geschil
In de voorlopige voorziening en in de bodemprocedure
2.1 [eiser] vordert bij voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de werking van het concurrentiebeding met ingang van het ten deze te wijzen vonnis te schorsen, in die zin dat het [eiser] is toegestaan in dienst te treden bij Marconi, zulks totdat de bodemrechter in de hoofdzaak terzake anders heeft beslist;
te verklaren voor recht dat Autocar de contractuele boete, zoals vastgelegd in het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding, niet zal kunnen opeisen totdat de bodemrechter in de hoofdzaak terzake anders heeft beslist;
althans een zodanige beslissing te nemen als in goede justitie betaamt.
[eiser] vordert in de bodemprocedure om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
2. Primair:
het concurrentiebeding op grond van het bepaalde in art. 7:653 lid 2 BW met ingang van de datum van dit vonnis geheel of gedeeltelijk te niet te doen;
Subsidiair:
het concurrentiebeding in zijn werking te matigen, in die zin dat het hem is toegestaan in dienst te treden bij Marconi;
te verklaren voor recht dat Autocar de contractuele boete, zoals vastgelegd in het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding, niet zal kunnen opeisen;
althans een zodanige beslissing te nemen als in goede justitie betaamt.
[eiser] vordert zowel in de voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv als in de bodemprocedure om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
3. Autocar te veroordelen tot betaling aan hem van de buitengerechtelijke kosten ad € 44,03, vermeerderd met de wettelijke rente;
4. Autocar te veroordelen in de proceskosten.
2.2 Autocar voert verweer.
3. De beoordeling
In de voorlopige voorziening en in de bodemprocedure
3.1 Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weerspro-ken, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud van de producties, het volgende vast:
a. de thans 22-jarige [eiser] is op 20 februari 2006 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Autocar in de functie van administratief-commercieel medewerker. Daarvoor heeft [eiser] een aantal maanden stage gelopen bij Autocar;
b. per 1 maart 2010 is [eiser] voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Autocar;
c. Autocar is een onderneming waar ongeveer 7 werknemers werkzaam zijn en de onderneming richt zich op de verkoop van en groothandel in voertuigen, alsmede op het modificeren van deze voertuigen;
d. een onderdeel van Autocar is The Parts Company (verder te noemen: ‘TPC’), welk onderdeel zich richt op de handel in (bedrijfs)auto-onderdelen;
e. in de tussen Autocar en [eiser] gesloten arbeidsovereenkomsten is vanaf 30 juni 2008 een beding opgenomen, luidende: “Werknemer is gehouden tot geheimhouding van al hetgeen hij weet over de bedrijfsvoering van werkgever en over haar relaties. Deze verplichting geldt zowel tijdens als na beëindiging van het dienstverband.
Werknemer zal zonder toestemming van werkgever gedurende het bestaan van de dienstbetrekking en binnen twee jaar na beëindiging daarvan, binnen Nederland niet in enigerlei vorm een onderneming gelijksoortig of aanverwant aan die van werkgever vestigen of drijven, hetzij direct, hetzij indirect. Evenmin zal werknemer gedurende deze periode binnen Nederland in of voor een dergelijke onderneming op enige wijze werkzaamheden verrichten, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet en/of een belang in een dergelijke onderneming hebben van welke aard dan ook. Werknemer zal zonder toestemming van werkgever binnen een tijdvak van twee jaar na beëindiging van de dienstbetrekking geen zakelijk contact zoeken of onderhouden met relaties van werkgever en werknemers van werkgever. Gedurende het bestaan van de dienstbetrekking is het werknemer slechts toegestaan contact te zoeken of te onderhouden ter uitoefening van zijn taken op grond van de dienstbetrekking.
Bedrijfseigendommen alsmede correspondentie, aantekeningen, tekeningen enz., betrekking hebbende op bedrijfsaangelegenheden, moeten bij het einde van de arbeidsovereenkomst onverwijld door werknemer bij de vennootschap worden ingeleverd.
Bij overtreding van één van de in dit artikel genoemde verboden verbeurt werknemer aan werkgever een boete ten bedrage van € 5.000,00 per gebeurtenis en tevens € 500,00 voor iedere dag dat werknemer in overtreding is. In afwijking van artikel 7:650 lid 3 BW is deze boete verschuldigd aan werkgever. Een en ander onverminderd het recht van werkgever om van werknemer volledige schadevergoeding te vorderen.”;
f. [eiser] heeft op 12 april 2011 aan de heer [X], zijn leidinggevende bij Autocar, kenbaar gemaakt dat hij voornemens is om zijn arbeidsovereenkomst op te zeggen en bij Marconi Trading B.V. (hierna te noemen: ‘Marconi’) in dienst te treden;
g. Marconi is een onderdeel van de Van Tilburg-Bastianen Groep (hierna te noemen: ‘TB’) en richt zich op de handel in onderdelen en benodigdheden van automobielen. Tevens ontplooit zij algemene handelsactiviteiten en is ze een groothandel in gereedschapswerktuigen. Bij TB werken bijna 500 medewerkers;
h. bij brieven van 28 april 2011 en 12 mei 2011 heeft de raadsman van TB aan Autocar verzocht om het concurrentiebeding te laten vervallen en in ruil daarvoor aanvullende gedragsregels af te spreken.
3.2 [eiser] stelt zich op het standpunt dat het tussen hem en Autocar overeengekomen concurrentiebeding vernietigd c.q. gematigd dient te worden, zodat hij bij Marconi werkzaamheden kan gaan verrichten. Volgens [eiser] wordt hij door de werking van het concurrentiebeding en de handhaving daarvan in de gegeven omstandigheden onredelijk benadeeld in verhouding tot het door het concurrentiebeding te beschermen pretense belang van Autocar. Het beroep van Autocar op het concurrentiebeding is in de gegeven omstandigheden in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Het beschermen van het bedrijfsdebiet van Autocar is niet aan de orde. Andere omstandigheden die ervoor zorgen dat de belangenafweging in het voordeel van [eiser] uitvalt, zijn de relatief korte duur van het dienstverband (nog geen vijf jaar) en het feit dat Autocar niets heeft geïnvesteerd in de opleiding en deskundigheid van [eiser]. Zijn belang is gelegen in de belangrijke positieverbetering die hij tegemoet kan zien door bij Marconi in dienst te treden. Ook stelt hij in een grote organisatie als TB veel meer ontwikkelingsmogelijkheden te hebben. Autocar misbruikt het concurrentiebeding om hem vast te houden. Hij zal ernstig nadeel ondervinden bij het vinden van een passende werkkring bij onverkorte toepassing van het concurrentiebeding. Het beding is volgens hem veel te ruim geredigeerd. Omdat Autocar ondanks herhaalde verzoeken weigerachtig blijft om in te stemmen met zijn indiensttreding bij Marconi, stelt [eiser] dat hij er (spoedeisend) belang bij heeft dat de werking van het concurrentiebeding reeds bij voorlopige voorziening wordt geschorst, zodat hij zo spoedig mogelijk in dienst kan treden bij Marconi. [eiser] vordert daarnaast een bedrag van € 44,03 aan gemaakte buitengerechtelijke kosten.
3.3 Autocar voert aan dat [eiser] welbewust de arbeidsovereenkomst met het daarbij behorende concurrentiebeding heeft ondertekend, zodat hij daaraan dient te worden gehouden. Ter bescherming van het bedrijfsdebiet is het van uitermate groot belang dat [eiser] niet bij Marconi/TB gaat werken. Er zijn slechts een paar bedrijven in Nederland die zich kenmerken als concurrent van Autocar, waarvan Marconi/TB er één is. [eiser] heeft de afgelopen vijf jaar binnen Autocar alle mogelijkheden gekregen om zich te ontwikkelen op het gebied van de handel in (bedrijfs)auto-onderdelen. De functie die [eiser] bij Marconi gaat vervullen is min of meer gelijk aan de functie die [eiser] thans bij Autocar vervult. Van een positieverbetering is bij Marconi geen sprake, nu Autocar aan [eiser] qua salariëring een soortgelijk tegenvoorstel heeft gedaan. [eiser] moet zich door zijn persoonlijkheid en (zeer) goede commerciële kwaliteiten makkelijk kunnen bekwamen in een andere commerciële richting, niet zijnde de handel in (bedrijfs)auto-onderdelen.
3.4 Gelet op het feit dat [eiser] zo spoedig mogelijk in dienst wenst te treden bij Marconi, dient hij duidelijkheid te krijgen omtrent de werking van het concurrentiebeding. Voor het geval de bodemprocedure een langere tijd zal gaan vergen, heeft [eiser] derhalve belang bij een provisionele vordering voor de duur van de bodemprocedure, als bedoeld in artikel 223 Rv. [eiser] kan derhalve -in beginsel- worden ontvangen in zijn provisionele vordering.
3.5 Nu partijen ter terechtzitting ermee hebben ingestemd dat de uitspraak in de voorlopige voorziening gelijktijdig zal worden gewezen met de einduitspraak in de bodemprocedure, is het belang van [eiser] bij een uitspraak in de voorlopige voorziening komen te ontvallen, zodat [eiser] in deze niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
3.6 Als gevolg van het voorgaande zullen slechts de vorderingen in de bodemprocedure worden beoordeeld.
3.7 Vaststaat dat partijen, gelet op de wijze van totstandkoming, de inhoud en de reikwijdte, een rechtsgeldig concurrentiebeding zijn overeengekomen. Wat partijen verdeeld houdt is de vraag of Autocar/TPC en Marconi/TB elkaars concurrenten zijn.
In de dagvaarding heeft [eiser] aangegeven dat Marconi een bedrijf is dat handelt in onderdelen en benodigdheden van DAF Trucks en dat TB één van de grootste DAF dealers in Europa is. Daarbij heeft [eiser] aangegeven dat Autocar zich meer algemeen bezig houdt met de verkoop, het modificeren en het handelen in onderdelen van meerdere merken auto’s zoals Toyota, Nissan, Mitsubishi, Suzuki, Rover, Iveco, MAN en Mercedes. Volgens [eiser] heeft hij zich bij Autocar nimmer bezig gehouden met de verkoop van onderdelen van DAF Trucks. Bij de akte rectificatie geeft hij aan dat deze weergave onjuist is. [eiser] heeft zich bij TPC onder meer bezig gehouden met de verkoop van onderdelen van DAF Trucks. Bij Marconi zal hij zich meer algemeen richten op de handel in onderdelen van andere merken, waaronder MAN, Iveco, VW, Audi en trailer onderdelen, volledig gericht op de Oost-Europese markt. Volgens de gemachtigde is, als gevolg van enige spraakverwarring tussen hem en [eiser], een aantal feiten in de dagvaarding niet geheel juist weergegeven. Autocar geeft aan dat zij, naar aanleiding van de conceptdagvaarding op voorhand een gemotiveerd verweer heeft gevoerd en dat [eiser] zich hierdoor genoodzaakt zag om de in de dagvaarding gepresenteerde feiten en omstandigheden middels een akte houdende rectificatie een andere draai te geven om daarmee te proberen in een betere rechtspositie te komen.
Ter zitting heeft [eiser] aangegeven dat de Focus van Marconi met betrekking tot de verkoopactiviteiten op de Oost-Europese markt ligt en dat Autocar op dit geografische gebied niet actief is. Volgens [eiser] valt zijn voorgenomen nieuwe baan formeel wel binnen het bereik van het concurrentiebeding, maar zijn Marconi en Autocar nauwelijks concurrenten. Volgens Autocar is het Oost-Europaverhaal fake. Verder geeft zij aan dat Autocar/TPC en Marconi/TB zich op dezelfde markt begeven, welke markt een klein wereldje is waar iedereen elkaar kent. Zij zou het betreuren als [eiser] bij haar weg zou gaan, maar zij staat een positieverbetering van hem niet in de weg, onder de voorwaarde dat [eiser] hierbij het concurrentiebeding in acht neemt.
Beide partijen hebben aangegeven dat de huidige General Manager bij Marconi, de heer [Y], omstreeks 2005/2006 vanuit TB heeft deelgenomen aan TPC. Ondanks plannen daartoe heeft een verdergaande samenwerking tussen TPC en TB geen doorgang gevonden. Voorts is gebleken dat Marconi en TB zowel klant als leverancier van Autocar/TPC zijn.
3.8 Met betrekking tot de vraag of er sprake is van concurrerende werkzaamheden, oordeelt de kantonrechter als volgt.
In de inleidende dagvaarding wordt gesteld dat Marconi ‘[eiser] een baan [heeft] aangeboden als Hoofd Verkoop Binnendienst. In deze functie is [eiser] verantwoordelijk voor de internationale verkoop van auto- en truckonderdelen aan groothandelaren en eindgebruikers. [eiser] is verantwoordelijk voor de totale logistiek van alle goederen die binnen Marconi worden verhandeld. Voorts zal [eiser] de contacten onderhouden met de Poolse dochteronderneming van TB’. Dat de focus van Marconi op de Oost Europese markt ligt, blijkt niet uit deze functieomschrijving. Verder heeft [eiser] aangegeven, dat Marconi en Autocar gemeenschappelijke klanten hebben, maar dat zij niet van elkaar weten welke klanten dat precies zijn. Autocar heeft aangegeven dat [eiser] bij haar een spilfunctie vervult en verantwoordelijk is voor de totale logistiek van alle goederen die binnen de onderneming worden verhandeld. Gelet op de producten en de markt van beide bedrijven alsmede de functie van [eiser], in samenhang met hetgeen onder 3.7 is vermeld, is de conclusie dat Marconi/TB en Autocar/TPC concurrenten van elkaar zijn. Het belang van Autocar bij handhaving van het concurrentiebeding is daarmee een gegeven. Het geheimhoudingsbeding waaraan [eiser] is gebonden, biedt onvoldoende waarborgen voor de bescherming van die gegevens. Autocar kan immers niet controleren of [eiser] zich daaraan houdt zodra hij bij Marconi in dienst is getreden. Een blote toezegging van [eiser] om dat beding te zullen eerbiedigen is onvoldoende.
3.9 De vraag die vervolgens aan de orde is, is of er aanleiding is om het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te vernietigen op grond dat [eiser], in verhouding tot het te beschermen belang van Autocar, door dat beding onbillijk wordt benadeeld.
Nu hiervoor is overwogen dat Marconi/TB en Autocar/TPC elkaars concurrenten zijn, is het belang van de bescherming van het bedrijfsdebiet aan de zijde van Autocar evident. Vast staat dat [eiser] persoonlijk contact heeft met de relaties van Autocar en goed op de hoogte is van alle inkoop- en verkoopcondities van Autocar. [eiser] moet door het beding niet onredelijk benadeeld worden in zijn vrijheid van arbeidskeuze, maar dat is volgens de kantonrechter niet aan de orde. Het is [eiser] zelf geweest die bij herhaling de opgenomen concurrentiebedingen in zijn arbeidsovereenkomsten heeft ondertekend. Iemand met de kwaliteiten die in deze procedure aan [eiser] worden toegedicht, moet in staat worden geacht om elders een commerciële baan te vinden, zonder in strijd te handelen met het onderhavige concurrentiebeding. Daarbij komt dat het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereen-komst van [eiser] afkomstig is. Wel ziet de kantonrechter aanleiding om de tijdruimte waarvoor het concurrentiebeding is afgesproken, terug te brengen en wel naar één jaar. Op deze wijze wordt recht gedaan aan het te beschermen bedrijfsdebiet van Autocar, maar er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die ertoe leiden dat de bescherming van dit belang -hetgeen een afnemend belang is- langer dient te duren dan één jaar. In die zin wordt het concurrentiebeding gedeeltelijk vernietigd en wordt een onderdeel van de vordering van [eiser] -dienovereenkomstig- toegewezen. Feiten of omstandigheden die een verdere vernietiging rechtvaardigen, zijn gesteld noch gebleken. De te verbeuren boete zal worden gemaximeerd als in het dictum vermeld.
3.10 Nu het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding voor het overige in stand blijft, is er voor toekenning van een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zoals door [eiser] gevorderd, geen plaats.
3.11 Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij zal [eiser] in de proceskosten worden veroordeeld, zowel voor wat betreft de voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv als de bodemprocedure. Voor wat betreft de voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv wordt één salarispunt à € 200,00 gemachtigdensalaris toegekend en wel voor het bijwonen van de mondelinge behandeling. In de bodemprocedure wordt voor de conclusie van antwoord één salarispunt à € 200,00 toegekend.
4. De beslissing
De kantonrechter:
in de vordering ex artikel 223 Rv:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure aan de zijde van Autocar gevallen, tot op heden begroot op een bedrag van € 200,00 aan gemachtigdensalaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
in de bodemprocedure:
vernietigt het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding in die zin, dat de tijdsduur wordt teruggebracht (van 2 jaar) naar 1 jaar, met de bepaling dat aan dwangsommen maximaal € 100.000,00 kan worden verbeurd;
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure aan de zijde van Autocar gevallen, tot op heden begroot op een bedrag van € 200,00 aan gemachtigdensalaris;
verklaart dit vonnis -tot zover- uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 14 september 2011.