ECLI:NL:RBBRE:2011:BT6896

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
5 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
229342 / HA ZA 11-38
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot aanpassing koopovereenkomst en schadevergoeding na aankoop van paard met gebreken

In deze zaak vordert de eiseres, na wijziging van eis, dat de rechtbank de koopovereenkomst van 16 oktober 2009 inzake het paard Rocky aanpast, waarbij de te betalen koopsom op nihil wordt gesteld. De eiseres stelt dat de gedaagde, die het paard heeft verkocht, onjuiste mededelingen heeft gedaan over de gezondheid en geschiktheid van het paard, wat heeft geleid tot bedrog en dwaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde een advertentie heeft vervalst en dat het paard niet de eigenschappen heeft die de eiseres op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. De rechtbank oordeelt dat de koopovereenkomst moet worden aangepast, waarbij de koopsom wordt vastgesteld op € 988,00, en dat de gedaagde een bedrag van € 3.450,00 aan de eiseres moet terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres voor het overige afgewezen, omdat de gevorderde schadevergoeding al is verdisconteerd in de verminderde koopprijs.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 229342 / HA ZA 11-38
Vonnis van 5 oktober 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M.H.G. de Neef,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. S.A. Wensing.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 maart 2011 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van mr. De Neef van 14 april 2011, met de producties 9 t/m 18;
- de brief van mr. Wensing van 14 april 2011, met 6 producties;
- de brief van mr. De Neef van 18 april 2011, met de producties 19 t/m 23;
- de brief van mr. Wensing van 18 april 2011, met de producties 7 en 8;
- de akte wijziging eis houdende producties, met de producties 24 t/m 26;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 april 2011;
- de antwoordakte aan de zijde van [gedaagde];
- de toelichting aan de zijde van [eiseres] opgenomen in het niet geregeld verzoek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. [eiseres] vordert na wijziging van eis dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
1. voor recht verklaart dat de door partijen gesloten koopovereenkomst in dier voege wordt aangepast dat de te betalen koopsom op nihil wordt gesteld, dan wel een in goede justitie te bepalen koopsom in plaats treedt van de oorspronkelijke koopsom;
2. [gedaagde] veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.438,00 althans een door de rechtbank in goede justitie bepaald bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 oktober 2009, althans vanaf 30 juni 2010, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [gedaagde] veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 191,55 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 juni 2010, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
4. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet ter zake van de door eiseres voor het paard nog te maken kosten van medische behandeling en extra stallingkosten;
5. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
2.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
a. [gedaagde] heeft een zwart paard (ruin), genaamd ‘Rocky’, op de website van www.marktplaats.nl te koop aangeboden.
b. Op 16 oktober 2009 is het paard voor een bedrag van € 4.250,- door [gedaagde] aan [eiseres] verkocht. Op 17 oktober 2009 heeft [gedaagde] het paard bij [eiseres] afgeleverd. Voor dit transport heeft [eiseres] een bedrag van € 188,00 betaald.
c. [gedaagde] heeft voor de koop aan [eiseres] een kopie van een handgeschreven brief van dierenartsenpraktijk Boxmeer d.d. 3 juni 2009 overhandigd. Volgens deze brief is het dier gezond, heeft het regelmatige gangen, geen pijn bij het buigen en vertonen hart en longen geen afwijkingen.
d. Op 8 juni 2010 is het paard onderzocht door een dierenarts van Dierenartsenpraktijk Zuidwesthoek. Volgens het onderzoeksrapport is het paard geen dressuurpaard maar een draver. De afstamming is onbekend. Het paard loopt niet goed, er is een probleem met de benen rechtsvoor en rechtsachter. De conditie is slecht.
e. Bij brief van 23 juni 2010 heeft [eiseres] het aankoopbedrag van [gedaagde] teruggevorderd. Op 16 juli 2010 heeft [eiseres] gerappelleerd. [gedaagde] heeft niet gereageerd.
f. Bij brief van 14 april 2011 schrijft een dierenarts van paardenkliniek De Watermolen te Haaksbergen aan de raadsman van [gedaagde]:
“(…) U heeft mij voorgehouden een onderzoeksrapport van (…) 8 juni 2010. (…) Mij valt op dat het paard zonder hoefbeslag is aangeboden, voorts zijn er geen röntgenopname gemaakt en behelst het onderzoeksrapport louter een klinische beoordeling. Gelet op de aard van de geconstateerde bemerkingen concludeer ik dat deze niet kunnen worden geantedateerd. Dit houdt in dat het ontstaansmoment van deze bemerkingen niet vastgesteld kan worden. Klinische klachten in deze vorm kunnen namelijk op elk moment ontstaan. Ik kan dan ook geenszins bevestigen dat het paard ten tijde van levering behept zou zijn met voornoemde klinische bemerkingen.
Voorts kan ik opmerken dat de geconstateerde klinische problemen bij het paard te wijten zouden kunnen zijn aan de wijze waarop het paard is verzorgd en behandeld. Ik kom hierop, omdat geconstateerd is dat de conditie van het paard slecht is.”
3.2.1. [eiseres] stelt de volgende (aanvullende) feiten ter ondersteuning van de hierna te noemen grondslagen van haar vordering. [gedaagde] heeft voor de totstandkoming van de koopovereenkomst aan [eiseres] medegedeeld dat het paard Rocky een kruising was tussen een Andalusiër en een Lusitano en dat het paard met name door die kruising zeer geschikt was als dressuurpaard. Door zijn training en aard zou het paard ‘bom-proof’ zijn, dat wil zeggen bij extreme geluiden niet schrikachtig, en ook door die eigenschap een geschikt dressuurpaard zijn. Het paard zou zeer geschikt zijn voor onervaren ruiters. In de maanden na de levering is [eiseres] steeds meer gaan twijfelen aan de juistheid van de door [gedaagde] beschreven eigenschappen van het paard en de juistheid van de door haar overhandigde medische verklaring. [eiseres] verkeerde in de veronderstelling dat de conditie van het paard door training zou verbeteren. Omdat de problemen bleven aanhouden heeft zij het paard op 8 juni 2010 laten onderzoeken door een dierenarts. Uit dit rapport blijkt dat het paard geen dressuurpaard maar een draver is. De afstamming is onbekend. Voorts heeft deze dierenarts ernstige gezondheidsproblemen vastgesteld.
3.2.2. Primair stelt [eiseres] dat [gedaagde] bewust onjuiste mededelingen heeft gedaan over de gezondheid, het ras en de geschiktheid van het paard. Op grond van bedrog (artikel 3:44 BW) is de koopovereenkomst vernietigbaar. [eiseres] wil in geen geval dat het paard terug moet naar [gedaagde], omdat zij dan vreest voor de gevolgen voor het paard of voor andere kopers. Met een beroep op artikel 3:53 lid 2 BW verzoekt zij de rechtbank aan de vernietiging haar werking te ontzeggen. [eiseres] vordert aan [gedaagde] de verplichting op te leggen tot een uitkering in geld, ter waarde van de volledige koopsom inclusief transportkosten en rente. Het paard heeft vanwege de gebreken geen waarde.
Subsidiair, voor zover geen sprake is van bedrog, stelt [eiseres] dat zij gelet op de door [gedaagde] gedane mededelingen heeft gedwaald over de eigenschappen van het paard. [eiseres] wenst ook dan geen vernietiging van de koopovereenkomst, maar vordert dat de gevolgen van de overeenkomst tot opheffing van het nadeel worden gewijzigd (artikel 6:230 lid 2 BW).
Meer subsidiair stelt [eiseres] dat het paard niet beschikt over de eigenschappen die zij op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Zij vordert op grond van artikel 7:22 lid 1 sub b BW de koopprijs te verminderen tot nihil.
Nog meer subsidiair wenst [eiseres] gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst (artikel 6:270 BW). [eiseres] wenst de geleverde, ondeugdelijke prestatie te behouden tegen vermindering van de koopprijs.
[eiseres] vordert tevens schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente alsmede schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. [eiseres] stelt dat zij aanzienlijke medische kosten zal moeten maken teneinde het paard in gezonde conditie te brengen. Ook zal zij een ander paard moeten aanschaffen dat voor de dressuur geschikt is. Hierdoor zal zij dubbele stallingskosten moeten maken.
3.3. Of sprake is van bedrog kan in het midden blijven, nu het door [eiseres] beoogde rechtsgevolg in dat geval niet kan intreden. Het rechtsgevolg van een geslaagd beroep op bedrog is dat de koopovereenkomst vernietigbaar is. De vernietiging werkt ingevolge artikel 3:53 lid 1 BW terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht. Een geslaagd beroep op bedrog zou betekenen dat [eiseres] het paard moet teruggeven aan [gedaagde]. Hiertegenover zou voor [gedaagde] de verplichting bestaan aan [eiseres] de koopprijs terug te betalen. Dat rechtsgevolg is echter uitdrukkelijk niet beoogd door [eiseres]. Zij wil het paard niet teruggeven maar houden. Dat kan volgens artikel 3:53 lid 2 BW alleen indien de al ingetreden gevolgen van de koop bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden. Strekking van deze bepaling is te voorkomen dat een van de partijen door het doorvoeren van de vernietiging zelf op hoge kosten wordt gejaagd. Het gaat hierbij dus om een financieel belang. [eiseres] streeft echter een ideëel belang na waar zij stelt dat het paard niet meer in handen mág komen van [gedaagde], met het oog op de belangen van andere kopers alsmede het welzijn van het paard. Een dergelijk ideëel belang valt niet onder het toepassingsbereik van artikel 3:53 lid 2 BW. Zou dat al anders zijn, dan is er evenmin reden tot toepassing van deze bepaling omdat uit de processtukken niet is gebleken dat [gedaagde] is veroordeeld wegens oplichting of dierenmishandeling. De primaire grondslag van de vordering moet om deze redenen al worden afgewezen.
3.4. Eveneens kan in het midden blijven of [eiseres] bij de totstandkoming van de koopovereenkomst heeft gedwaald. Een geslaagd beroep op dwaling leidt in beginsel tot vernietiging van de koopovereenkomst. Overweging 3.3 is op overeenkomstige wijze van toepassing. [eiseres] doet een beroep op artikel 6:230 lid 2 BW. Toepassing van deze bepaling veronderstelt dat het nadeel dat [eiseres] lijdt op andere wijze dan door vernietiging kan worden gecompenseerd. [eiseres] heeft echter gesteld dat als zij ten tijde van de koop ervan op de hoogte was geweest dat Rocky een draver is, zij reeds om dit enkele feit niet tot aankoop zou zijn overgegaan (nr. 22 dagvaarding). Daaruit volgt dat geen sprake is van de situatie dat zij wel tot aankoop zou zijn overgegaan, maar onder andere voorwaarden. Het beroep op artikel 6:230 lid 2 BW gaat daarom niet op. Nu het door [eiseres] beoogde rechtsgevolg niet kan intreden is de conclusie, dat ook de subsidiaire grondslag van de vordering om deze reden al niet slaagt.
3.5. Meer subsidiair doet [eiseres] een beroep op non-conformiteit van het paard. Zij stelt dat het paard Rocky niet bezit over de eigenschappen die zij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Rocky is een draver in plaats van een dressuurpaard, was niet gezond ten tijde van de koop, en is wat betreft afstamming geen kruising tussen een Andalusiër en een Lusitano.
3.6. [gedaagde] heeft gesteld dat [eiseres] niet tijdig heeft geklaagd, zodat zij geen beroep kan doen op de non-conformiteit van het paard. [gedaagde] heeft betwist dat het paard niet beschikt over de eigenschappen die [eiseres] op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten.
3.7. De rechtbank stelt voorop dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst moet worden aangemerkt als een consumentenkoop. Het gerechtshof Amsterdam heeft in zijn arrest van 21 mei 2010, LJN: BM8273, in de zaak tussen [gedaagde] en – kort gezegd – SBS het volgende overwogen:
“2.2. (…)
(i) [Geïntimeerde] is eigenaresse van de paardenstallen [naam en plaats stallen]. Zij fokt paarden, verkoopt paarden, bemiddelt bij de verkoop van paarden en begeleidt paardenbezitters bij het rijden en verzorgen van paarden.”
Hoewel daarmee alleen nog niet in deze procedure vaststaat dat [gedaagde] beroeps- of bedrijfsmatig heeft gehandeld, is deze overweging niet zonder betekenis. [eiseres] heeft naar dit arrest verwezen en [gedaagde] heeft gesteld dat zij incidenteel een paard verkoopt. Daarmee heeft [gedaagde] echter onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft gehandeld.
3.8. Bij de beoordeling van het beroep op non-conformiteit kent de rechtbank betekenis toe aan de door [gedaagde] overgelegde productie 7. Deze productie is een advertentie, geplaatst op www.marktplaats.nl , waarop staat vermeld dat deze advertentie 497 keer sinds 16 juli 2009 is bekeken. De advertentie bevat de volgende tekst:
“Rocky is een super lieve zwarte ruin (net gecastreerd). Hij is net onder het zadel en doet het goed, hij is wel een beetje schrikkerig. In omgang is hij zeer aanhankelijk, maar met rijden moet hij nog een hoop leren. Hij is daarom niet geschikt voor beginnende of onervaren ruiters. Hij is gechipt en heeft een paspoort (ras onbekend). Hij is klinisch gekeurd maar de nieuwe eigenaar staat het vrij om hem opnieuw te laten keuren. Deze kosten zijn voor u zelf. Ik zoek voor Rocky een goed tehuis waar hij alle verdiende aandacht gaat krijgen. Vraagprijs 2500 euro (valt nog over te praten).”
Uit de door [eiseres] overgelegde productie 24, een e-mail van Marktplaats, volgt echter dat de advertentie op 15 februari 2011 is geplaatst en 15 maart 2011 is verwijderd. Dit is door [gedaagde] niet weersproken. [gedaagde] heeft ter comparitie erkend dat zij de door haar toegezonden productie 7 heeft vervalst. De rechtbank constateert dat deze advertentie overeenstemt met de stellingen van [gedaagde] bij conclusie van antwoord. Het is aan het onderzoek van [eiseres] te danken dat is aangetoond dat de ingebrachte advertentie vals is. Dat de tekst van de advertentie op zichzelf niet vals zou zijn, zoals door [gedaagde] verklaard, acht de rechtbank ongeloofwaardig. [eiseres] heeft immers door schriftelijk en niet weersproken bewijs aangetoond dat zij inclusief transportkosten een bedrag van EUR 4.438,00 aan [gedaagde] heeft betaald, terwijl volgens de advertentie sprake zou zijn van een vraagprijs van EUR 2.500,00 en in de conclusie van antwoord wordt gesteld dat het paard is verkocht voor EUR 2.250,00. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] zich niet heeft gehouden aan de in artikel 21 Rv besloten liggende verplichting de van belang zijnde feiten in deze procedure volledig en naar waarheid aan te voeren. De rechtbank zal daarom gebruik maken van de haar in artikel 21 Rv toekomende bevoegdheid daaruit de gevolgtrekking te maken die zij geraden acht. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde], gelet op het voorgaande, onvoldoende heeft betwist dat zij aan [eiseres] heeft medegedeeld dat het paard zeer geschikt was als dressuurpaard, niet schrikkerig en zeer geschikt voor onervaren ruiters. Gelet op de verklaring van de door [eiseres] geconsulteerde dierenarts van 8 juni 2010 moet worden aangenomen dat het paard Rocky een draver is. Weliswaar heeft [gedaagde] een verklaring in het geding gebracht van paardenkliniek De Watermolen, maar daarin wordt niet weersproken dat Rocky een draver is. Voorts heeft [gedaagde] niet weersproken dat [eiseres] op 7 juni 2010 heeft gesproken met [naam], dat hij eigenaar van Rocky is geweest en het paard als draver aan [gedaagde] heeft verkocht. Dit betekent dat [gedaagde] aan [eiseres] een paard heeft geleverd dat in zoverre niet beantwoordt aan de koopovereenkomst. Dat Rocky als draver mogelijk nog geschikt gemaakt zou kunnen worden voor de dressuur, zoals door [gedaagde] gesteld, is niet van belang omdat uit de overeenkomst volgt dat Rocky al een dressuurpaard zou (moeten) zijn op het moment van aflevering.
3.9. [eiseres] heeft gesteld dat ook sprake is non-conformiteit vanwege medische problemen met het paard. De rechtbank constateert dat in het door [eiseres] overgelegde onderzoeksrapport van de door haar geraadpleegde dierenarts enkel een oordeel is gegeven over de gezondheid van het paard op 8 juni 2010. De door [gedaagde] geraadpleegde dierenarts heeft als zijn oordeel te kennen gegeven dat de in het rapport van 8 juni 2010 genoemde problemen niet aantonen dat deze ook reeds ten tijde van de koop aanwezig waren. Niettemin gaat de rechtbank ervan uit, dat het paard bij de aankoop ziek is geweest. [eiseres] heeft gesteld op 7 juni 2010 met [naam] te hebben gesproken. Hij heeft haar verteld dat hij eigenaar van Rocky is geweest en het paard als draver heeft verkocht aan [gedaagde]. Hij heeft het paard voor EUR 800,00 verkocht aan [gedaagde] omdat het paard ziek was. [gedaagde] heeft dit slechts weersproken door te stellen dat zij het paard in 2009 van een – niet concreet genoemde – paardenhandelaar heeft gekocht voor een bedrag van EUR 1.500,00. De stellingen van [eiseres] zijn daarmee onvoldoende gemotiveerd weersproken.
3.9. Het beroep op non-conformiteit van het paard vanwege de afstamming wordt verworpen. [eiseres] heeft niet weersproken dat in het paardenpaspoort een onbekende afstamming wordt vermeld. Van [eiseres] had verwacht mogen worden inzage te vragen in het paardenpaspoort voor de totstandkoming van de koopovereenkomst.
3.10. In het licht van het arrest van de Hoge Raad van 25 maart 2011, RvdW 2011, 419, LJN: BP8991, faalt het beroep van [gedaagde] op de in artikel 7:23 BW opgenomen klachtplicht van de koper. [eiseres] mocht afgaan op de mededelingen van [gedaagde] over de eigenschappen en gezondheid van het paard, die ingevolge de voorgaande overwegingen zijn komen vast te staan. [eiseres] heeft verklaard dat zij na aankoop met het paard is gaan wandelen, er rustig mee heeft gestapt, gedraafd en gegaloppeerd. De training is in april 2010 begonnen en vanaf dat moment is twijfel ontstaan over de eigenschappen en gezondheid van het paard. Dit heeft [eiseres] onderbouwd met een verklaring van [betrokkene] die niet gemotiveerd is weersproken. Nu vanaf april 2010 een vermoeden rees dat het paard ongeschikt zou zijn voor de dressuur en dit na training is bevestigd, heeft [eiseres] binnen bekwame tijd na de ontdekking hiervan mededeling gedaan aan [gedaagde]. [gedaagde] heeft weliswaar de ontvangst van de brief van 23 juni 2010 betwist, maar heeft niet gemotiveerd betwist dat zij de brief van 16 juli 2010 van [eiseres] heeft ontvangen. Dat [eiseres] eerder had behoren te ontdekken dat het paard ongeschikt was voor de dressuur is niet van belang. Bij een consumentenkoop als deze geldt immers het moment van de ontdekking van een gebrek als aanvang van de klachttermijn.
3.11. [eiseres] heeft gevorderd de prijs te verminderen in evenredigheid met de mate van afwijking van het overeengekomene (artikel 7:22 lid 1 sub b BW). Nu herstel of vervanging van het paard niet mogelijk is – het paard moet worden aangemerkt als een individueel bepaalde zaak – komt [eiseres] deze bevoegdheid toe. De rechtbank zal de koopprijs niet op nihil stellen maar ziet aanleiding aan te knopen bij de door [gedaagde] aan [naam] betaalde koopprijs van EUR 800,-. Hierbij worden de kosten van transport van EUR 188,- opgeteld. De koopprijs inclusief kosten van transport wordt daarom bepaald op een bedrag van EUR 988,-. Dit betekent dat [gedaagde] een bedrag van (EUR 4.438 – EUR 988 =) EUR 3.450,- aan [eiseres] dient (terug) te betalen.
3.12. [eiseres] heeft schadevergoeding gevorderd. De rechtbank zal alleen de wettelijke rente toewijzen vanaf de dag der dagvaarding, dit is 27 december 2010. Met de vermindering van de koopprijs is voor overige schadevergoeding als door [eiseres] gevorderd geen plaats. De kosten van medische behandeling zijn verdisconteerd in de verminderde koopprijs en de gestelde dubbele stallingkosten zijn een gevolg van de keuze van [eiseres] om het paard te willen houden tegen een lagere koopprijs.
3.13. Conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank de vorderingen sub 1 en 2 zal toewijzen als in de beslissing omschreven en de vorderingen sub 3 en 4 zal afwijzen.
3.14. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij dient [gedaagde] te worden veroordeeld in de proceskosten. [eiseres] heeft gevorderd [gedaagde] te veroordelen in de volledige proceskosten ter hoogte van EUR 5.292,62. De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding nu een groot deel van deze kosten ook zou zijn gemaakt indien [gedaagde] zich aan de in artikel 21 Rv neergelegde verplichting zou hebben gehouden. Wel ziet de rechtbank in de bewuste schending van artikel 21 Rv, hetgeen voor [eiseres] hogere kosten met zich heeft gebracht, aanleiding het gebruikelijke liquidatietarief te vermenigvuldigen met een factor 2. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden daarom tot op heden begroot op:
- dagvaarding EUR 94,93
- vast recht 258,00
- kosten advocaat 1.920,00 (2,5 punt x factor 2 x EUR 384,00)
Totaal: EUR 2.272,93
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. verklaart voor recht dat de door partijen gesloten koopovereenkomst d.d. 16 oktober 2009 inzake het paard Rocky in dier voege wordt aangepast, dat de door [eiseres] te betalen koopsom op EUR 988,00 wordt bepaald;
4.2. veroordeelt [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 3.450,00 (zegge: drieduizend vierhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 december 2010;
4.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde [eiseres] gevallen en tot op heden begroot op EUR 2.272,93;
4.4. verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2011.