3.2. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de volgende feiten:
- Bij beschikking van deze rechtbank van 25 oktober 2001 is onder meer bepaald dat [geopposeerde] met ingang van 1 juli 2001 ten behoeve van zijn twee minderjarige kinderen maandelijks bij vooruitbetaling kinderalimentatie aan zijn ex-echtgenote [vrouw] (hierna: [vrouw]) dient te voldoen.
- Op 15 juli 2009 heeft [vrouw] het LBIO verzocht om de inning van de kinder-alimentatie over te nemen in verband met een beweerdelijke achterstand in de betaling hiervan vanaf april 2009.
- Op 21 juli 2009 heeft het LBIO [geopposeerde] hierover aangeschreven en hem verzocht het eventuele achterstallige bedrag alsnog rechtstreeks aan [vrouw] over te maken en daarvan bewijsstukken aan het LBIO te zenden, bij gebreke waarvan het LBIO zou overgaan tot inning van de bijdrage. In voormelde brief is [geopposeerde] erop gewezen dat de hieraan verbonden kosten bij hem in rekening gebracht zouden worden door middel van een opslag op de achterstand en de maandelijks te betalen bijdrage.
- Bij brief van 31 juli 2009 heeft [geopposeerde] het LBIO bericht dat de kinderalimentatie voor de maand april op 30 maart 2009 van zijn bankrekening is afgeschreven. Op de door [geopposeerde] bijgevoegde bankrekeningafschrift blijkt dat op 30 maart 2009 een bedrag van Euro 334,-- aan [vrouw] is overgemaakt onder de vermelding van “alimentatie”.
- In reactie op voormelde brief heeft [vrouw] bankafschriften over de periode maart 2009 tot en met juni 2009 aan het LBIO gezonden waaruit blijkt dat [geopposeerde] op 3 maart 2009, 30 maart 2009, 4 mei 2009 en op 2 juni 2009 telkens een bedrag van Euro 334,-- heeft overgemaakt onder de vermelding van “alimentatie”.
- Met ingang van 20 augustus 2009 heeft het LBIO de inning van de kinder-alimentatie overgenomen van [vrouw]. Hiertegen heeft [geopposeerde] bij het LBIO geklaagd.
- Bij brief van 9 september 2009 heeft het LBIO de klacht van [geopposeerde] kennelijk ongegrond verklaard.
- Na voormelde brief is tussen het LBIO en [geopposeerde] uitvoerig gecorrespondeerd over deze kwestie. Daarbij heeft [geopposeerde] bij brief van 1 december 2009 afschriften van zijn bankrekening over de periode september 2008 tot en met november 2009 aan het LBIO gezonden.
- Bij brief van 8 december 2009 heeft het LBIO [geopposeerde] gemeld dat hij over de maand april 2009 een betalingsachterstand heeft.
- Bij brief van 14 december 2009 heeft [geopposeerde] het LBIO gemeld dat de termijn voor april 2009 op 30 maart 2009 is voldaan en dat hij vervolgens betalingen heeft verricht op 4 mei, 1 juni, 29 juni en 28 juli 2009.
- Bij deurwaardersexploit van 23 maart 2010 is [geopposeerde] bevolen om over te gaan tot betaling van een bedrag van Euro 1.409,10 aan achterstand in betaling van de kinderalimentatie inclusief opslagkosten tot en met maart 2010, alsmede voor de na maart 2010 vervallen alimentatietermijnen inclusief opslagkosten ad euro 393,44 per maand, onverminderd de nog verder te maken gerechts- en executiekosten.
- Op 19 juli 2010 heeft het LBIO ten laste van [geopposeerde] executoriaal beslag doen leggen op de aan [geopposeerde] en zijn echtgenote in eigendom toebehorende woning ter zake van de in haar visie verschuldigde achterstanden van [geopposeerde] in de betaling van de kinderalimentatie inclusief de opslagkosten.
- Bij brieven van 11 augustus en 19 september 2010 meldt [vrouw] het LBIO dat geen sprake is geweest van een achterstand van betaling door [geopposeerde] en dat sprake is van een misverstand. Daarbij is onder meer verzocht om geen beslag ten laste van [geopposeerde] te doen uitvoeren, met het verzoek het dossier te sluiten.
- Op 27 augustus 2010 heeft het LBIO ten laste van [geopposeerde] executoriaal derden-beslag onder de Rabobank doen leggen.
- Bij brief van 30 augustus 2010 heeft het LBIO [vrouw] onder meer gemeld eerst tot sluiting van het dossier over te gaan nadat [geopposeerde] de opslag- en executiekosten voldoet.
- Bij brief van 27 september 2010 meldt het LBIO [geopposeerde] - naar aanleiding van de brief van [vrouw] - dat de vordering van haar afgeboekt is, maar dat hij wel de openstaande executie- en opslagkosten verschuldigd is.
- Bij brief van 29 september 2010 heeft [geopposeerde] - kort gezegd - bij het LBIO geklaagd over de door haar gevolgde gang van zaken en heeft hij verzocht om een uitleg met betrekking tot de overname van de inning en een specificatie ter zake van de opslagkosten. Voorts heeft [geopposeerde] zijn ongenoegen geuit over de gelegde beslagen en geklaagd over de wanverhouding tussen de executie- en de opslagkosten. Hierop heeft het LBIO [geopposeerde] gemeld dat zij haar standpunt niet wijzigt en dat [geopposeerde] de opslagkosten en de executiekosten dient te voldoen.
- Bij brief van 21 oktober 2010 heeft het LBIO [geopposeerde] gemeld dat zij uit coulance de opslagkosten zal beperken tot hetgeen hij op dat moment is verschuldigd en deze niet zal verhogen.
- Op 14 juni 2011 heeft het LBIO ten laste van [geopposeerde] en zijn echtgenote executoriaal beslag op roerende zaken van [geopposeerde] gelegd.
- Op 27 juli 2011 heeft [geopposeerde] het LBIO in kort geding gedagvaard en - verkort weergegeven - opheffing van de door laatstgenoemde ten laste van [geopposeerde] gelegde executoriale beslagen gevorderd.
- Bij verstekvonnis van 12 augustus 2011 is de vordering van [geopposeerde] toegewezen.
- De door het LBIO ten laste van [geopposeerde] gelegde executoriale beslagen zijn na voormeld vonnis opgeheven.