ECLI:NL:RBBRE:2011:BU2027

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
24 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
239513 / KG ZA 11-484
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op wijziging van de begunstiging van een lijfrenteverzekering in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 24 oktober 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] over de wijziging van de begunstiging van een lijfrenteverzekering. [Eiseres] vorderde een verbod op de wijziging van de begunstiging van haar lijfrenteverzekering bij SRLEV N.V. met polisnummer 4026417, omdat zij zich onredelijk benadeeld voelde door deze wijziging. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] gehuwd is geweest met wijlen de heer [x], en dat [gedaagde] de rechtsopvolger onder algemene titel van [x] is. De rechtbank heeft de feiten in de procedure beoordeeld, waaronder de financiële situatie van [eiseres] en de omstandigheden rondom de lijfrenteverzekering.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de lijfrenteverzekering een noodzakelijke oudedagvoorziening voor [eiseres] is. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] door de wijziging van de begunstiging onredelijk zou worden benadeeld, vooral gezien haar leeftijd en het feit dat zij geen noemenswaardig pensioen kan opbouwen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de financiële situatie van [eiseres] niet zodanig is dat zij een ernstig verwijt kan worden gemaakt voor het gebruik van de alimentatie en de overbedelingsuitkering voor de aflossing van haar hypotheekschuld.

De rechtbank heeft daarom het gevorderde verbod tot wijziging van de begunstiging van de lijfrenteverzekering toegewezen en [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiseres]. De totale kosten zijn begroot op EURO 1.574,81. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 239513 / KG ZA 11-484
Vonnis in kort geding van 24 oktober 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M.C.A.M. van der Meer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. N.A. Boelhouwer.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties, genummerd 1 t/m 5,
- de bij brief van 13 september 2011 van de zijde van [eiseres] in het geding gebrachte producties, genummerd 6 t/m 9,
- de bij brief van 15 september 2011 van de zijde van [gedaagde] in het geding gebrachte producties, genummerd 1 t/m 5,
- de brief van 16 september 2011 van de zijde van [gedaagde],
- de brief van 16 september 2011 van de zijde van [eiseres],
- de mondelinge behandeling, gehouden op 19 september 2011,
- de pleitnota van de zijde van [eiseres],
- de bij brief van 27 september 2011 van de zijde van [eiseres] in het geding gebrachte producties, genummerd 10 t/m 13,
- de bij brief van 4 oktober 2011 van de zijde van [eiseres] in het geding gebrachte productie 14,
- de bij telefaxbericht van 4 oktober 2011 van de zijde van [gedaagde] in het geding gebrachte producties, genummerd 1 t/m 3,
- de voortzetting van de mondelinge behandeling, gehouden op 10 oktober 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. [eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de aangekondigde wijziging van de begunstiging van de lijfrenteverzekering van [eiseres] bij SRLEV N.V. met polisnummer 4026417 te verbieden, in die zin dat deze lijfrenteverzekering met polisnummer 4026417 aan [eiseres] toekomt, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
2.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- [eiseres] is gehuwd geweest met wijlen de heer[x] (hierna: [x]).
- [gedaagde] is rechtsopvolger onder algemene titel van [x].
- [eiseres] heeft op 25 januari 2008 een woning te Duitsland gekocht voor een bedrag van EURO 100.000,--, waarvoor zij een hypotheek ter hoogte van het aankoopbedrag heeft afgesloten bij Sparkasse Waldeck-Frankenberg (hierna: de hypotheekhouder) te Duitsland.
- Op 6 mei 2009 heeft de hypotheekhouder beslag doen leggen op de woning van [eiseres] te Duitsland.
- Op 8 april 2010 heeft [eiseres] van de overbedelingsuitkering die zij van [x] heeft ontvangen een bedrag van EURO 23.688,40 afgelost op het hypotheekbedrag voor de woning te Duitsland.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 21 september 2010 is [eiseres] veroordeeld om aan Boon teveel ontvangen partneralimentatie terug te betalen.
- Op 18 januari 2011 heeft [gedaagde] conservatoir beslag doen leggen op de lijfrentepolis van [eiseres] bij SRLEV N.V., handelend onder de naam Zwitserleven met polisnummer 4026417. Deze polis is in het kader van de verdeling van de echtelijke boedel van [eiseres] en [x] bij beschikking van het Hof ’s-Hertogenbosch van 22 december 2009 aan [eiseres] toebedeeld.
- Bij beslissing van 13 mei 2011 van het Gerecht te Korbach, te Duitsland blijkt dat de vordering van de hypotheekhouder op [eiseres] EURO 117.000,-- bedraagt, alsmede dat op voormelde datum op de openbare verkoop van de woning een vermoedelijk hoogste bod van EURO 55.000,-- is gedaan.
- Bij beslissing van 13 mei 2011 van het Gerecht te Korbach, te Duitsland is vastgesteld dat de dwang tot tenuitvoerlegging van de vordering van de hypotheekhouder te Duitsland op [eiseres] op 30 september 2011 zal worden voltrokken tegen het vermoedelijk hoogste bod van EURO 55.000,--.
- Het Hof ’s-Hertogenbosch heeft bij beschikking van 4 augustus 2011 de beschikking van deze rechtbank van 21 september 2010 bekrachtigd en [eiseres] veroordeeld tot terugbetaling van het door haar met ingang van 1 februari 2009 teveel ontvangen bedrag aan partneralimentatie van EURO 78.241,54 vermeerderd met rente en kosten.
- Bij deurwaardersexploot van 23 augustus 2011 is voormelde beschikking aan [eiseres] betekend.
- Bij deurwaardersexploot van 29 augustus 2011 is [eiseres] aangezegd dat [gedaagde] voornemens is gebruik te maken van haar recht tot het wijzigen van de begunstiging van de levensverzekering met polisnummer 4026417, die op naam van [eiseres] staat.
- Bij beslissing van het Gerecht te Korbach, te Duitsland van 30 september 2011 blijkt dat de openbare verkoop van de woning van [eiseres] in Duitsland een bedrag van EURO 55.000,-- heeft opgebracht.
3.2. De voorzieningenrechter zal in de dagvaarding de kennelijke verschrijving “met polisnummer 4028417” lezen als “met polisnummer 4026417”.
3.3. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij door de voorgenomen wijziging van de begunstiging van de betreffende lijfrenteverzekering onredelijk wordt benadeeld in de zin van artikel 479p Rv omdat de lijfrenteverzekering evident dient als oudedagvoorziening.
3.4. [gedaagde] betwist dat met de voorgenomen wijziging van de begunstiging van de betreffende lijfrenteverzekering sprake is van een onredelijke benadeling van [eiseres]. Volgens [gedaagde] is sprake van financieel wanbeleid aan de zijde van [eiseres] omdat zij de door [x] betaalde partneralimentatie heeft geïnd en uitgegeven, terwijl zij wist dat die zou eindigen en zij niettemin geen reserves heeft opgebouwd. Daarnaast stelt [gedaagde] dat [eiseres] willens en wetens een achterstallige hypotheekschuld ter zake haar woning in Duitsland heeft laten ontstaan. [gedaagde] verwijt [eiseres] dat zij de van [x] ontvangen overbedelingsuitkering heeft gebruikt voor de aflossing van een deel van de hypothecaire schuld, terwijl zij hiervan de achterstallige en lopende rentetermijnen had kunnen betalen. Gelet op het financiële wanbeleid van [eiseres] stelt [gedaagde] dat het onredelijk en onaanvaardbaar is indien de vordering van [eiseres] enkel wordt toegewezen omdat de lijfrenteverzekering een verzorgingskarakter heeft.
3.5. De voorzieningenrechter moet beoordelen of [eiseres] door de voorgenomen wijziging van de begunstiging van de betreffende lijfrenteverzekering onredelijk wordt benadeeld in de zin van artikel 479p Rv. Is dat het geval, dan moet de wijziging van de begunstiging van de lijfrenteverzekering worden verboden. Als het gaat om een lijfrenteverzekering met een verzorgingskarakter staat primair het belang van de begunstigde, in dit geval [eiseres], voorop. Van belang is of een dergelijke voorziening noodzakelijk is naast eventueel reeds elders bestaande aanspraken, zoals bijvoorbeeld die ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) of al dan niet verplichte pensioenregelingen en lijfrenten. Het criterium van onredelijke benadeling laat toe dat een lijfrenteverzekering die niet of niet geheel nodig is ter verzorging van de oude dag of nabestaanden geheel of gedeeltelijk uitwinbaar is.
3.6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de lijfrenteverzekering strekt tot een noodzakelijke oudedagvoorziening. [gedaagde] heeft niet gemotiveerd betwist dat de lijfrenteverzekering nagenoeg het enige vermogen is dat [eiseres] nog heeft en dat op grond van deze verzekering een relatief bescheiden bedrag maandelijks tot uitkering zal komen. Niet valt te verwachten dat [eiseres], gelet op haar leeftijd (59 jaar), in de toekomst nog een noemenswaardig pensioen zal opbouwen, te meer nu zij op dit moment geen werk heeft. Dat [eiseres] mogelijk ook aanspraak zal kunnen maken op een AOW-uitkering en een bescheiden bedrag aan opgebouwde pensioenrechten, maakt niet dat daarmee het noodzakelijke karakter van de lijfrente komt te vervallen. De hoogte van de AOW-uitkering is slechts een percentage van het minimumloon. Als al deze voorzieningen bij elkaar worden opgeteld is sprake van een beperkte oudedagvoorziening aan de zijde van [eiseres]. Deze omstandigheden maken dat primair het belang van [eiseres] voorop staat, zodat zij door uitwinning van de lijfrenteverzekering in beginsel onredelijk wordt benadeeld.
3.7. Onder bepaalde omstandigheden zal echter moeten worden geoordeeld dat ondanks het verzorgingskarakter van de verzekering geen sprake is van een onredelijke benadeling. Hiervan zal sprake kunnen zijn indien [eiseres] verhaal door [gedaagde] op andere vermogensbestanddelen heeft gefrustreerd en haar hiervan een ernstig verwijt kan worden gemaakt. In dat geval weegt het belang van [gedaagde] tot verhaal van haar vordering zwaarder dan het belang van [eiseres] tot behoud van haar oudedagvoorziening in de vorm van een lijfrenteverzekering.
De omstandigheid dat [eiseres] de aan haar uitgekeerde alimentatie heeft uitgegeven en geen reserve heeft opgebouwd levert geen ernstig verwijt op. Een uitkering uit hoofde van alimentatie is bestemd voor levensonderhoud, zodat [eiseres] niet kan worden verweten de door haar van [x] ontvangen alimentatie ook daadwerkelijk voor levensonderhoud te hebben uitgegeven in plaats van deze voor [x] te hebben gereserveerd.
[eiseres] kan evenmin een ernstig verwijt worden gemaakt van haar keuze om met de overbedelingsuitkering een deel van de hypotheekschuld in Duitsland af te lossen, in plaats van deze uitkering te reserveren voor rentebetalingen. Doorgaans is een aflossing op de schuld niet nadelig voor schuldeisers als [gedaagde] omdat de (kans op) overwaarde van de woning daardoor toeneemt. Dat nu is gebleken dat geen overwaarde resteert, maakt dit niet anders. Afgezien hiervan is aannemelijk dat ook als [eiseres] ervoor had gekozen te reserveren voor rentebetalingen, de woning geen verhaalsobject voor [gedaagde] zou zijn geweest. De betaling van de alimentatie was gestopt en bij gebreke van andere inkomsten zou een (gedwongen) verkoop van de woning ook op langere termijn nodig zijn geweest. Gelet op de huidige opbrengst van de woning (EURO 55.000,-) en de schuld aan de bank (EURO 117.000,-) is aannemelijk dat ook dan geen overwaarde zou hebben geresteerd.
3.8. De conclusie van het voorgaande is dat [eiseres] door een wijziging van de begunstiging van de lijfrenteverzekering onredelijk zal worden benadeeld. Het gevorderde verbod tot wijziging van de begunstiging van de lijfrenteverzekering moet daarom worden toegewezen. De lijfrenteverzekering komt reeds aan [eiseres] toe, zodat de daartoe strekkende vordering bij gebrek aan belang zal worden afgewezen.
3.9. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] worden veroordeeld. Het salaris voor de advocaat wordt berekend op basis van 1,5 punt x tarief EURO 816,- nu een (beperkte) voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De kosten worden begroot op:
- dagvaarding EURO 90,81
- vast recht 260,00
- salaris advocaat 1.224,00
Totaal EURO 1.574,81
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
4.1. verbiedt de wijziging van de begunstiging van de lijfrenteverzekering van [eiseres] bij SRLEV N.V. met polisnummer 4026417;
4.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres], tot op heden begroot op EURO 1.574,81;
4.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4. wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Ganpat op 24 oktober 2011.