ECLI:NL:RBBRE:2011:BU8457
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Schotanus
- mr. Van Kralingen
- mr. Prenger
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor bezit en productie van MDMA met afwijzing van verweer omtrent onrechtmatigheid van opsporingsmethoden
Op 15 december 2011 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het bezit van MDMA en het verrichten van voorbereidingshandelingen voor de productie van deze drug. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 8 mei 2008 in zijn garage in Sint Willebrord een aanzienlijke hoeveelheid MDMA en de benodigde chemicaliën en apparatuur voor de productie ervan had. De verdediging voerde aan dat de inzet van detectieapparatuur onrechtmatig was, omdat hiervoor geen toestemming van de officier van justitie was verkregen. De rechtbank verwierp dit verweer en stelde vast dat er geen inbreuk was gemaakt op de grondrechten van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de inzet van de opsporingsmethoden rechtmatig was, gebaseerd op de Politiewet, en dat er geen sprake was van stelselmatige observatie die een bevel van de officier van justitie vereiste. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet door MDMA voorhanden te hebben en voorbereidingshandelingen te verrichten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. De rechtbank achtte de feiten ernstig, gezien de gezondheidsrisico's van synthetische drugs en de impact op de samenleving. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder MDMA en laboratoriumgoederen, werden onttrokken aan het verkeer.