ECLI:NL:RBBRE:2011:BV1518
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingplicht van een in België wonende werknemer met loon uit Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen een in België wonende belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2007, opgelegd door de inspecteur op 22 april 2010. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij de belanghebbende in zijn aangifte had gekozen voor behandeling als binnenlands belastingplichtige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende in 2007 € 8.831 aan loon had ontvangen van een in Nederland gevestigde werkgever, waarover € 2.881 aan loonheffing was ingehouden.
De kern van het geschil betrof de vraag of het loon van de belanghebbende in de heffing van de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen moest worden betrokken, gezien het feit dat hij ook gemeentelijke opcentiemen in België had betaald. De rechtbank heeft in haar overwegingen artikel 2, vijfde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 betrokken, waarin staat dat niet als werknemer wordt beschouwd degene die niet in Nederland woont, mits het loon feitelijk is onderworpen aan een belasting naar het inkomen in een andere Mogendheid. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij naast zijn werkzaamheden in Nederland ook in België had gewerkt, waardoor de feitelijke grondslag voor zijn stelling ontbrak.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is op 17 maart 2011 aangetekend verzonden aan de partijen.