ECLI:NL:RBBRE:2012:BV1237

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
18 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
993008-10 D
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. Volkers
  • J. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift bij halalvleesleveringen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 18 januari 2012, stond de verdachte terecht voor valsheid in geschrift in het kader van de verkoop van halalvlees. De rechtbank onderzocht de tenlastelegging die inhield dat de verdachte samen met anderen verkoopfacturen had opgemaakt voor de levering van vlees, terwijl er in werkelijkheid geen fysieke levering had plaatsgevonden. De hoofdverdachte had deze facturen gebruikt om halaltraceerbaarheidsformulieren te verkrijgen, wat essentieel was voor de export naar Franse afnemers. De rechtbank stelde vast dat de facturen vals waren, omdat ze waren gekoppeld aan inkoopfacturen van dezelfde hoeveelheid vlees, maar tegen een hogere prijs waren verkocht.

De rechtbank beoordeelde de verklaringen van medeverdachten en concludeerde dat de verdachte, via haar feitelijk leidinggevende, op de hoogte was van de valse facturen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat zij niet op de hoogte was van de misleidende praktijken. De feiten waren gepleegd in de periode van september 2007 tot juni 2009, en de rechtbank achtte de verdachte strafbaar, omdat er geen omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten.

De rechtbank legde een geldboete op van € 5.000, wat lager was dan de eis van de officier van justitie, omdat niet was vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de specifieke intenties van de hoofdverdachte met betrekking tot de halalcertificaten. De rechtbank concludeerde dat de ernst van de feiten, de duur en de hoeveelheid van de valsheid in geschrift een onvoorwaardelijke geldboete rechtvaardigden. Dit vonnis werd uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters de ernst van de zaak onderstreepten.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 993008-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 januari 2012
in de strafzaak tegen
[verdacht bedri[ voornaam]A]
gevestigd te [adres]
raadsman mr. P.J. Zandt, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 december 2011, waarbij de officieren van justitie, mr. Schenk en mr. Loos, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode september 2007 tot en met juni 2009 samen met anderen verkoopfacturen voor de levering/verkoop van vlees valselijk heeft opgemaakt of heeft laten opmaken.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde verkoopfacturen valselijk heeft opgemaakt, dat deze facturen bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen en dat het oogmerk was om ze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Zij baseert zich daarbij op de inhoud van het dossier. Uit het administratieve onderzoek - via een verkoopfactuur naar de uitslagadministratie en via de uitslagadministratie naar de inslagadministratie met de achterliggende inkoopdocumenten - kan geconcludeerd worden dat medeverdachte [naam verdachte 1] onder andere paardenvlees uit Brazilië en Mexico heeft verkocht als in Nederland geslacht halal vlees, waarbij verdachte fictief vlees heeft verkocht aan de bedrijven van [naam verdachte 1]. Voorts maakt de officier van justitie gebruik van de verklaringen over deze facturen van [mededader 1], [mededader 2] en van [mededader 3], die als feitelijk leidinggevende van verdachte dient te worden aangemerkt. [mededader 3] heeft immers zelf erkend dat geen fysieke levering van vlees plaatsvond. Deze verkoopfacturen zijn gebruikt om de bedrijven van [naam verdachte 1] in staat te stellen een factuur te verkrijgen met de vermelding dat het om bij verdachte geslacht halalvlees ging. Volgens de officier van justitie was [mededader 3] wel degelijk op de hoogte van het bestemde gebruik van deze facturen en kunnen de strafbare gedragingen van [mededader 3] aan verdachte als rechtspersoon worden toegerekend omdat zij plaatsvonden binnen de sfeer van de rechtspersoon.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten.
Het wederzijds factureren tussen de bedrijven van [naam verdachte 1] en verdachte hield uitsluitend verband met het innen van een nog openstaande vordering van verdachte op (de bedrijven van) [naam verdachte 1]. [naam verdachte 1] heeft zelf voorgesteld door middel van deze wederzijdse facturering, waarbij verdachte aan [naam verdachte 1] een prijsopslag van 7 eurocent per kilogram in rekening mocht brengen, zijn schuld bij verdachte in te lossen. [mededader 3] heeft als feitelijk leidinggevende weliswaar toegegeven dat aan deze facturen geen fysieke levering ten grondslag ligt, maar in materieel opzicht is de verdediging van mening dat [mededader 3] niet strafbaar heeft gehandeld omdat het hem alleen om het innen van zijn vordering ging en hij niet op de hoogte was van de achterliggende bedoelingen van [naam verdachte 1].
Verdachte heeft bedoelde facturen uitsluitend aan (de bedrijven van) [naam verdachte 1] verzonden en niet aan anderen. Zij had niet het oogmerk om onwetende derden te misleiden. [naam verdachte 1] zelf wist van het fictieve karakter van deze facturen. Volgens de tenlastelegging wordt verdachte slechts verweten dat zij de facturen zou hebben gebezigd tot misleiding van de bedrijven van [naam verdachte 1], als zijnde de geadresseerde van de facturen. De wetenschap bij [naam verdachte 1] van het fictieve karakter van de facturen staat dan ook aan een bewezenverklaring in de weg. De verdediging verwijst in dit kader naar een arrest van de Hoge Raad (LJN AW2428).
Daarnaast is de verdediging van mening dat het handelen van [mededader 3] niet aan verdachte als rechtspersoon kan worden toegerekend, nu de gedragingen van [mededader 3], te weten het vervaardigen van fictieve facturen met de bedoeling om een nog openstaande vordering te innen, niet tot de normale bedrijfsvoering van verdachte behoorden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt volgens de tenlastelegging verweten als rechtspersoon samen met anderen een aantal verkoopfacturen valselijk te hebben opgemaakt dan wel te hebben vervalst.
De rechtbank zal eerst dienen vast te stellen of de facturen waarover in de tenlastelegging wordt gesproken, vals zijn. Deze facturen maken onderdeel uit van documenten die zijn aangetroffen in het kader van partijen vlees die door bedrijven van medeverdachte [naam verdachte 1] zouden zijn verkocht en geleverd aan twee Franse afnemers.
De rechtbank zal eerst de in de tenlastelegging genoemde facturen afzonderlijk bespreken.
factuur van 21 september 2007 (partij D07-011)
In de administratie van [bedrijf FMT], in een ordner “Halal 2007-2008”, zijn onder andere de volgende bescheiden aangetroffen :
- een verkoopfactuur van FMT aan [bedrijf A] d.d. 18 september 2007, factuurnummer 700018, omschrijving “minerai de boeuf”, 6.324 kg, kiloprijs 1,70 ;
- een verkoopfactuur van [bedrijf A] aan [bedrif PMT] d.d. 21 september 2007 met onder andere omschrijving “minerai de boeuf”, 6.324 kg, kiloprijs 1,77.
De rechtbank stelt vast dat volgens laatstgenoemde twee facturen evenveel kilogram vlees wordt gekocht van [bedrijf A] als wordt verkocht aan [bedrijf A], maar dat door PMT wordt ingekocht voor 7 eurocent per kilogram meer dan waarvoor wordt verkocht.
factuur van 8 augustus 2008 (partij D08-049)
In de administratie van FMT, in de ordner "Halal 2007-2008", waar per verkochte partij halalvlees een aantal bescheiden bewaard werd, zijn onder andere de volgende bescheiden aangetroffen :
- een verkoopfactuur van FMT aan [bedrijf A],
- een verkoopfactuur van [bedrijf A] aan FMT.
Op de verkoopfactuur van FMT aan [bedrijf A] d.d. 6 augustus 2008 stonden onder andere de volgende gegevens vermeld :
- Gewicht: 14.397,00 kg;
- Omschrijving: R. Trim 90 Cl.
- Kiloprijs: € 2,40.
Op de verkoopfactuur van [bedrijf A] aan FMT d.d. 8 augustus 2008 stonden onder andere de volgende gegevens vermeld :
- Gewicht: 14.397,00 kg;
- Omschrijving: Trimmigs 90/10 halal Frozen.
- Kiloprijs: € 2,47.
De rechtbank stelt vast dat volgens laatstgenoemde facturen evenveel kilogram vlees wordt gekocht van [bedrijf A] als wordt verkocht aan [bedrijf A], maar dat door FMT wordt ingekocht voor 7 eurocent per kilogram meer dan waarvoor wordt verkocht.
factuur van 5 september 2008 (partij D08-053)
In de administratie van [naam verdach[bedrijf FMT], in een ordner “Halal 2007-2008”, zijn onder andere de volgende bescheiden aangetroffen :
- een verkoopfactuur van FMT aan [bedrijf A] d.d. 27 augustus 2008, omschrijving “voorvlees 90/10”, 13.959,00 kg, kiloprijs 2,40 ;
- een verkoopfactuur van [bedrijf A] aan FMT d.d. 5 september 2008 met onder andere omschrijving “trimmigs 90/10”, 13959,00 kg, kiloprijs 2,47.
De rechtbank stelt vast dat volgens laatstgenoemde twee facturen evenveel kilogram vlees wordt gekocht van [bedrijf A] als wordt verkocht aan [bedrijf A], maar dat door FMT wordt ingekocht voor 7 eurocent per kilogram meer dan waarvoor wordt verkocht.
factuur van 25 februari 2009 (partij D09-00[WMT] [bedrijf WMT], in een aparte hangmap, zijn onder andere de volgende bescheiden aangetroffen :
- een verkoopfactuur van WMT aan [bedrijf A] d.d. 20 februari 2009, omschrijving “R.Trim 90 CL”, 1.605 kg, kiloprijs 2,50, en omschrijving “R.Trim 60 CL”, 11.495 kg, kiloprijs 1.80 ;
- een verkoopfactuur van [bedrijf A] aan WMT d.d. 25 februari 2009 met omschrijving “trimmigs 90/10”, 1605,00 kg, kiloprijs 2,57, en “60/40 halal bevroren”, 11495,00 kg, kiloprijs 1,87.
De rechtbank stelt vast dat volgens laatstgenoemde twee facturen evenveel kilogram vlees wordt gekocht van [bedrijf A] als wordt verkocht aan [bedrijf A], maar dat door FMT wordt ingekocht voor 7 eurocent per kilogram meer dan waarvoor wordt verkocht.
factuur van 1 mei 2009 (partij D09-014)
In de administratie van WMT, in een aparte hangmap, zijn onder andere de volgende bescheiden aangetroffen :
- een verkoopfactuur van WMT aan [bedrijf A] d.d. 24 april 2009, omschrijving “R.Trim 90 CL”, 5.017 kg, kiloprijs 2,50, en omschrijving “R.Trim 60 CL”, 8.575 kg, kiloprijs 1.80 ;
- een verkoopfactuur van [bedrijf A] aan WMT d.d. 1 mei 2009 met omschrijving “magervlees 90/10 bevroren halal”, 5017,00 kg, kiloprijs 2,57 en “60/40 halal bevroren”, 8575,00 kg, kiloprijs 1,87.
De rechtbank stelt vast dat volgens laatstgenoemde twee facturen evenveel kilogram vlees wordt gekocht van [bedrijf A] als wordt verkocht aan [bedrijf A], maar dat door FMT wordt ingekocht voor 7 eurocent per kilogram meer dan waarvoor wordt verkocht.
factuur van 29 mei 2009 (partij D09-018)
In de administratie van WMT zijn onder andere de volgende bescheiden aangetroffen :
- een verkoopfactuur van WMT aan [bedrijf A] d.d. 29 mei 2009, omschrijving “R.Trim 90 CL”, 2.039 kg, kiloprijs 2,50, en omschrijving “R.Trim 60 CL”, 6.569 kg, kiloprijs 1.75 ;
- een verkoopfactuur van [bedrijf A] aan WMT d.d. 29 mei 2009 met omschrijving “magervlees 90/10 bevroren halal”, 2039,00 kg, kiloprijs 2,57 en “60/40 halal bevroren”, 6569,00 kg, kiloprijs 1,82.
De rechtbank stelt vast dat volgens laatstgenoemde twee facturen evenveel kilogram vlees wordt gekocht van [bedrijf A] als wordt verkocht aan [bedrijf A], maar dat door FMT wordt ingekocht voor 7 eurocent per kilogram meer dan waarvoor wordt verkocht.
Met betrekking tot voornoemde verkoopfacturen voor de levering van vlees van PMT, FMT of WMT aan verdachte, stelt de rechtbank op basis van de hierboven vermelde bewijsmiddelen vast dat deze verkoopfacturen zijn gekoppeld aan een rond dezelfde datum opgemaakte inkoopfactuur van FMT of WMT, afkomstig van verdachte, van dezelfde hoeveelheid vlees, waarbij de kiloprijs op de verkoopfacturen van verdachte telkens 7 eurocent hoger is dan de kiloprijs op de facturen aan verdachte.
[mededader 3], directeur van de [holding 1] BV , welke Holding enig aandeelhouder is van verdachte , heeft verklaard dat hij feitelijk leidinggevende is bij verdachte en dat hij gedurende de jaren 2007, 2008 en 2009 zaken heeft gedaan met [ voornaam] [naam verdachte 1] of met PMT, FMT en WMT, van welke bedrijven volgens [mededader 3] [naam verdachte 1] de baas was.
[mededader 3] heeft voorts verklaard dat [naam verdachte 1], wegens een schuld van 83.000 euro die hij bij hem had, heeft voorgesteld om vlees aan verdachte te factureren, welk vlees [mededader 3] dan weer terug zou factureren met een prijsopslag van 7 eurocent per kilogram. Volgens [mededader 3] lagen aan de facturen die gedurende anderhalf jaar over en weer tussen verdachte enerzijds en PMT, FMT en WMT anderzijds werden verzonden met een prijsverschil tussen inkoop en verkoop van € 0,07, geen werkelijke leveringen ten grondslag. Als [mededader 3] een factuur van [naam verdachte 1] kreeg, dan maakte hij een factuur, verhoogd met 7 eurocent per kilo, voor [naam verdachte 1]. [naam verdachte 1] factureerde hem vlees, waarna hij, [mededader 3], halal rundvlees terugfactureerde.
Medeverdachte [mededader 1] directeur van WMT, heeft verklaard dat [ voornaam] [naam verdachte 1] een actieve rol had binnen WMT . Hij wist ook dat [bedrijf A] voor 7 cent per kilogram een halal-factuur voor hen maakt, terwijl er in werkelijkheid nooit halalvlees van [bedrijf A] naar hen toe kwam voor export naar [Frans bedrijf C] of [Frans bedrijf P] Hij wist dat die facturen nodig waren voor het verkrijgen van een halal-certificaat.
Medeverdachte [mededader 2], als administratief medewerker werkzaam voor [naam verdachte 1] dan wel FMT en WMT heeft verklaard: “Voor 7 cent per kilogram kun je een firma in Amsterdam zo gek krijgen om van vlees halalvlees te maken. Deze firma is [bedrijf A].” [mededader 2] heeft voorts verklaard dat hij in de periode van WMT in opdracht van [ voornaam] [naam verdachte 1], kort na de levering van vrachten vlees aan [Frans bedrijf C], verkoopfacturen aan [bedrijf A] stuurde, zodat [bedrijf A] daarna kon voorwenden dat zij halalvlees verkochten aan WMT, terwijl het vlees natuurlijk nooit bij [bedrijf A] kwam. Op basis van de verkoop van zogenaamd halalvlees kon [mededader 2] dan bij de halal certificerende organisatie een halalcertificaat verkrijgen.
Op grond van dit alles acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde verkoopfacturen van verdachte aan PMT, FMT en WMT valselijk door verdachte, tezamen en in vereniging met [mededader 3], [ voornaam] [naam verdachte 1] en de aan [naam verdachte 1] gelieerde bedrijven PMT, FMT of WMT, zijn opgemaakt, nu in werkelijkheid geen vlees werd geleverd en verkocht.
[mededader 3] heeft dit ook bekend.
Het verweer dat verdachte niet strafbaar heeft gehandeld omdat verdachte niet het oogmerk heeft gehad anderen te misleiden, nu deze facturen alleen geadresseerd waren aan de bedrijven van [ voornaam] [naam verdachte 1], die zelf van de hoed en de rand wist, verwerpt de rechtbank. De Hoge Raad heeft bij arrest van 20 oktober 1987 (NJ 1988,473) overwogen dat aan het bewijs van het oogmerk van misleiding niet in de weg staat dat het gebruik van de bedoelde geschriften slechts “zo nodig jegens derden” plaatsvindt. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft dat gebruik niet daadwerkelijk plaats te vinden.
Verdachte heeft blijkens de door de raadsman op zitting overgelegde omzetstaten over 2006 t/m 2008 in elk geval de in de tenlastelegging genoemde facturen aan PMT en FMT in de administratie opgenomen. [mededader 3] heeft als vertegenwoordiger van verdachte ook erkend dat deze facturen in de administratie zijn opgenomen. Daardoor heeft [mededader 3] het oogmerk van misleiding gehad ten aanzien van het zo nodige gebruik van deze facturen jegens bijvoorbeeld de fiscus.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging zich niet beperkt tot het gebruik van deze facturen jegens [naam verdachte 1] en dat de tenlastelegging op dat punt niet verder hoeft te worden geconcretiseerd.
Het door de raadsman genoemde arrest van de Hoge Raad (LJN: AW2428) mist naar het oordeel van de rechtbank feitelijke grondslag, nu dat arrest betrekking heeft op het daadwerkelijk gebruikmaken van een vals geschrift, zoals bedoeld in lid 2 van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). In dat arrest stelt de Hoge Raad dat van gebruikmaken van een vals geschrift jegens een bepaald persoon slechts sprake kan zijn als die persoon daardoor wordt misleid. Dat arrest spitst zich dus toe op een specifiek persoon. In het onderhavige geval gaat het om lid 1 van artikel 225 Sr, het valselijk opmaken met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken. Daarbij hoeft niet gespecificeerd te worden wie door dat (eventuele) gebruik misleid zou kunnen worden.
Overigens acht de rechtbank zeer aannemelijk dat [mededader 3] wist dat de facturen van verdachte aan PMT, FMT en WMT door [naam verdachte 1] zouden worden gebruikt naar anderen toe. Waarom zouden anders deze valse facturen - nota bene tegen betaling van 7 eurocent per kilogram - opgemaakt moeten worden en waarom zou [naam verdachte 1] dan niet een veel minder omslachtige en niet zo ongebruikelijke manier bedacht hebben om zijn schuld aan verdachte af te lossen? Een ander motief dan het door [naam verdachte 1] gebruiken van deze facturen als echt en onvervalst naar anderen toe is naar het oordeel van de rechtbank niet denkbaar. Dat [mededader 3] niet wist dat deze facturen zouden worden gebruikt voor het verkrijgen van een halalcertificaat is weliswaar niet geheel onaannemelijk, maar dat aspect is voor de bewezenverklaring van het onder primair ten laste gelegde niet van belang.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het handelen van [mededader 3] als feitelijk leidinggevende van verdachte aan verdachte als rechtspersoon kan worden toegerekend. Met de officier van justitie stelt de rechtbank vast dat het hiervoor vermelde handelen van [mededader 3] plaatsvond binnen de sfeer van verdachte als rechtspersoon, immers het opmaken van facturen met betrekking tot de handel in vlees behoorde tot de normale bedrijfsvoering van verdachte en zijn bovendien verdachte dienstig geweest, gezien de betaling aan verdachte van 7 eurocent per kilogram op de factuur beschreven vlees.
De stelling van de raadsman dat het vervaardigen van fictieve facturen niet tot de normale bedrijfsvoering van verdachte behoorde en dus niet past binnen de normale bedrijfsvoering van verdachte, volgt de rechtbank niet. Deze stelling zou immers impliceren dat ieder strafbaar handelen van een legale rechtspersoon niet tot een bewezenverklaring zou kunnen leiden, omdat dat strafbare handelen niet tot de normale bedrijfsvoering zou behoren. Dit kan nooit de bedoeling van de wetgever zijn geweest.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op tijdstippen in de periode van 1 september 2007 tot en met 30 juni 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, telkens een verkoopfactuur voor de levering/verkoop van vlees aan [PMT] of [FMT] of [WMT] - zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en haar mededaders telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) op
- 21 september 2007 een verkoopfactuur voor de verkoop van vlees aan [PMT] opgemaakt, terwijl in werkelijkheid genoemd
vlees niet werd en/of zou worden geleverd en verkocht aan [PMT] en
- 8 augustus 2008 een verkoopfactuur voor de verkoop van vlees aan [FMT] opgemaakt, terwijl in werkelijkheid genoemd vlees niet werd en/of zou worden geleverd en verkocht aan [naam verdach[FMT]
en
- 5 september 2008 een verkoopfactuur voor de verkoop van vlees aan [naam verdach[FMT] opgemaakt, terwijl in werkelijkheid genoemd vlees niet werd en/of zou worden geleverd en verkocht aan [naam verdach[FMT]
en
- 25 februari 2009 een verkoopfactuur voor de verkoop van vlees aan [WMT] opgemaakt, terwijl in werkelijkheid genoemd vlees niet werd en/of zou worden geleverd en verkocht aan [WMT] en
- 1 mei 2009 een verkoopfactuur voor de verkoop van vlees aan [WMT] opgemaakt, terwijl in werkelijkheid genoemd vlees
niet werd en/of zou worden geleverd en verkocht aan [WMT] en/of
- 29 mei 2009 een verkoopfactuur voor de verkoop van vlees aan [WMT] opgemaakt, terwijl in werkelijkheid genoemd vlees
niet werd en/of zou worden gel[WMT]] zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank heeft hierbij kennelijke misslagen verbeterd, waardoor de verdachte niet in zijn belangen is geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke geldboete van € 10.000,=.
Zij gaat er daarbij vanuit dat [mededader 3] als feitelijk leidinggevende van verdachte op de hoogte was van het bestemde gebruik van de door verdachte valselijk opgemaakte facturen, waardoor [mededader 3] heeft meegewerkt aan de kwalijke praktijken van hoofdverdachte [naam verdachte 1].
Zij houdt bij haar eis ook rekening met de lange periode gedurende welke de feiten zijn gepleegd en de omstandigheid dat verdachte uit financieel gewin heeft gehandeld.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich onder leiding van haar directeur [mededader 3] als rechtspersoon gedurende langere tijd (bijna 2 jaar) schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van facturen.
De rechtbank acht niet onaannemelijk dat [mededader 3] als leidinggevende van verdachte, wegens een schuld van 83.000 euro die (de bedrijven van) [ voornaam] [naam verdachte 1] bij haar, verdachte, had(den), met [naam verdachte 1] heeft afgesproken dat de bedrijven van [naam verdachte 1] vlees aan verdachte zouden factureren, welk vlees verdachte dan weer terug zou factureren met een prijsopslag van 7 eurocent per kilogram, terwijl aan deze facturenstroom geen fysieke levering ten grondslag lag. De rechtbank acht ook niet onaannemelijk dat de intentie van [mededader 3] was om op die manier de vordering van verdachte op [naam verdachte 1] te innen. Hij had echter ook moeten beseffen dat [naam verdachte 1] deze facturen als echt en onvervalst zou gebruiken naar anderen toe. Dat hij niet wist op welke manier dat zou gebeuren doet niet aan de ernst van de feiten af.
Op deze manier heeft verdachte er, wellicht onbewust, aan meegewerkt dat [naam verdachte 1] bij de Stichting Halal Correct een halaltraceerbaarheidsformulier dan wel een halalcertificaat kon verkrijgen, dat hij nodig had om te sturen naar zijn Franse afnemers. Deze Franse bedrijven kochten volgens de aan hen verstuurde facturen halal (rund)vlees uit Nederland en Duitsland, terwijl in werkelijkheid (niet-halal) vlees uit andere landen werd verkocht en een deel van dat vlees bestond uit paardenvlees. [naam verdachte 1] heeft om dit alles te bewerkstelligen een groot aantal geschriften met bewijsbestemming valselijk opgemaakt, waaronder facturen aan verdachte en de Franse afnemers, halaltraceerbaarheidsformulieren, halalcertificaten en attesten. De valse facturen van verdachte aan de bedrijven van [naam verdachte 1] maakten onderdeel uit van dit gebeuren en waren nodig om het uiteindelijke doel van [naam verdachte 1], te weten het maken van extra winst, te bewerkstelligen.
Bij dit alles heeft [mededader 3] als leidinggevende van verdachte klaarblijkelijk niet stilgestaan. Hij heeft slechts gedacht aan het innen van de vordering van verdachte op (de bedrijven van) [naam verdachte 1] en niet gedacht aan de consequenties die het opmaken van de valse facturen van verdachte zouden kunnen hebben.
De rechtbank constateert aan de andere kant dat de feiten al meer dan 2 ½ jaar oud zijn. Uit het onderzoek op de zitting heeft de rechtbank daarnaast de indruk gekregen dat [mededader 3] als feitelijk leidinggevende van verdachte thans inziet dat hij verkeerd heeft gehandeld en dat het gevaar op herhaling als zeer gering zal moeten worden ingeschat. Daarom zal de rechtbank verdachte geen voorwaardelijke straf opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst, de hoeveelheid en de duur van deze feiten een onvoorwaardelijke geldboete rechtvaardigen en acht een geldboete van € 5.000,= passend en gerechtvaardigd. De rechtbank legt een lagere geldboete op dan door de officier van justitie is geëist, nu niet vaststaat dat verdachte, via [mededader 3] als leidinggevende, wist dat [naam verdachte 1] met deze facturen de bedoeling had om halaltraceerbaarheidsformulieren te verkrijgen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 47, 51 en 225 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 5.000,=.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Volkers en mr. Peeters, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 januari 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2007
tot en met 30 juni 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met anderen, althans een ander, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) een verkoopfactuur voor de levering/verkoop van vlees aan
[PMT] en/of [naam verdach[FMT] en/of [WMT] en/of aan [initialen]. [naam verdachte 1] - zijnde (telkens) een geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt
of heeft doen opmaken of vervalst of heeft doen vervalsen, immers heeft
verdachte en/of haar mededader(s) tezamen en in vereniging met anderen,
althans een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk valselijk en in
strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) op of omstreeks
- 21 september 2007 een verkoopfactuur voor de verkoop van vlees aan [PMT] opgemaakt of laten opmaken, terwijl in werkelijkheid genoemd vlees niet werd en/of zou worden geleverd en/of verkocht aan [PMT] (D07-011, 789) en/of
- 8 augustus 2008 een verkoopfactuur voor de verkoop van vlees aan [naam verdach[FMT] opgemaakt of laten opmaken, terwijl in werkelijkheid genoemd vlees niet werd en/of zou worden geleverd en/of verkocht aan [naam verdach[FMT]
(D08-049, 859) en/of
- 5 september 2008 een verkoopfactuur voor de verkoop van vlees aan [naam verdach[FMT] opgemaakt of laten opmaken, terwijl in werkelijkheid genoemd vlees niet werd en/of zou worden geleverd en/of verkocht aan [naam verdach[FMT]
(D08-053, 899) en/of
- 25 februari 2009 een verkoopfactuur voor de verkoop van vlees aan [WMT] opgemaakt of laten opmaken, terwijl in
werkelijkheid genoemd vlees niet werd en/of zou worden geleverd en/of verkocht aan [WMT] (D09-007,973) en/of
- 1 mei 2009 een verkoopfactuur voor de verkoop van vlees aan [WMT] opgemaakt of laten opmaken, terwijl in werkelijkheid genoemd vlees niet werd en/of zou worden geleverd en/of verkocht aan [WMT] (D09-014, 1069) en/of
- 29 mei 2009 een verkoopfactuur voor de verkoop van vlees aan [WMT] opgemaakt of laten opmaken, terwijl in werkelijkheid genoemd vlees niet werd en/of zou worden geleverd en/of verkocht aan [WMT] (D09-018, 1577),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht