ECLI:NL:RBBRE:2012:BV1723

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-665169-11
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Schoonen
  • J. Hinfelaar
  • A. Tempelaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de vervolging op grond van artikel 16 lid 1 Wetboek van Strafvordering

Op 24 januari 2012 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jongeman die werd beschuldigd van ernstige seksuele delicten. De rechtbank heeft ambtshalve overwogen of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging op basis van artikel 16 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. De deskundige, drs. [naam deskundige], heeft gerapporteerd dat de verdachte een zwakzinnige jongeman is met een IQ van 52, die lijdt aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis en autistische trekken. Hij heeft moeite met het begrijpen van zijn daden en de gevolgen daarvan, wat zijn toerekeningsvatbaarheid beïnvloedt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen, wat leidt tot de conclusie dat de vervolging moet worden geschorst.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de rapportages van de deskundigen betrokken, waarin werd gesteld dat de verdachte niet in staat is om zijn seksuele impulsen te beheersen en dat hij continue intensieve zorg nodig heeft. De rechtbank heeft ook de bevindingen van de Raad voor de Kinderbescherming in aanmerking genomen, die bevestigen dat de verdachte onvoldoende in staat is om de gevolgen van zijn gedrag te begrijpen. De rechtbank concludeert dat de verdachte, gezien zijn beperkingen, niet in staat is om zelfstandig zijn gedrag te sturen en dat hij een gestructureerde en veilige omgeving nodig heeft.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de vervolging van de verdachte te schorsen, omdat hij lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis die hem belemmert in het begrijpen van de strafvervolging. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/665169-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 januari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. J. Nederlof, advocaat te Tilburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 januari 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: [slachtoffer 1] meerdere malen heeft verkracht dan wel dat hij meermalen ontuchtige handelingen met die [slachtoffer 1] heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van 12 jaar maar nog niet die van 16 jaar had bereikt;
feit 2: [slachtoffer 2] meerdere malen heeft verkracht.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de voorvraag of er reden is voor de schorsing van de vervolging – ambtshalve – het navolgende.
[naam des[naam deskundige], justitieel forensisch psychiater, heeft naar aanleiding van een consult op 7 maart 2011 gerapporteerd dat verdachte een zwakzinnige jongeman is, die tot nu toe geen seksuele voorlichting heeft gehad en waarschijnlijk gedreven door seksuele opwinding het ten laste gelegde heeft gedaan. Omdat hij geschrokken is van zijn aanhouding en vreest dat hij naar de gevangenis moet, geeft hij op dat moment aan dat hij zoiets nooit meer zal doen. Met de jurist van het NIFP is overwogen om eventueel een voorwaardelijk sepot te adviseren, maar het nadeel hiervan is dat het voor verdachte mogelijk te snel wegebt dat wat hij gedaan heeft niet mag.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen de raad) heeft in het rapport van 27 april 2011 het advies en de constateringen van drs. [naam deskundige] meegenomen. Daarnaast heeft de raad in het onderzoek de bevindingen van Stichting [naam stichting] de instelling waar verdachte is opgenomen, betrokken. Verdachte zou in de onderzoeksgesprekken op zijn eigen wijze aangegeven hebben er voldoende van doordrongen te zijn dat zijn delictgedrag onacceptabel en strafbaar is. Verdachte heeft meerdere malen aangegeven dat hij erg bang is gevangenisstraf te krijgen.
Uit het psychologisch onderzoek van 7 oktober 2011 – pro justitia – door drs. [naam deskun[naam deskundige]] psycholoog blijkt dat door drs. [naam deskundige] getracht is testmateriaal af te nemen bij verdachte in verband met de vraag naar zijn persoonlijkheid. Het bleek echter dat verdachte niet kan lezen en schrijven. Uit de stukken was duidelijk geworden dat verdachte eerder was getest en daar kwam een IQ van 52 uit (matig zwakzinnig niveau), verdachte was toen 14 jaar. Gezien het feit dat verdachte niet kan lezen is getracht de vragen voor te lezen aan
verdachte. Echter bleek bij navraag dat verdachte de vragen niet goed begreep en lukraak
antwoorden gaf. Daarnaast zijn er voor de doelgroep van verdachte (zwakzinnigen) geen genormeerde testen ontwikkeld die een betrouwbaar beeld geven van de persoonlijkheid.
De rapporteur heeft daarom afgezien van het afnemen van testen daar dit geen aanvullende en betrouwbare informatie zou opleveren. Het intelligentie niveau is eerder bepaald en gezien de score is het zeer onwaarschijnlijk dat het huidige niveau veel zal afwijken van de meting van drie jaar geleden. De rapporteur heeft aldus besloten om uit te gaan van de eerder omschreven score van 52.
Drs. [naam deskundige] concludeert dat verdachte een jongeman is die op een matig zwakzinnig intelligentie niveau functioneert en die tevens kenmerken laat zien van een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Hij heeft moeite met het omgaan met veranderingen en kan daarop met impulsief gedrag reageren. Er is sprake van een achterstand op verschillende niveaus zowel cognitief, sociaal als wat betreft zijn schoolse vaardigheden. Verdachte geeft aan dat hij last heeft van stemmen in zijn hoofd die hem, vooral als hij boos is, opdracht geven vervelende dingen te doen. Het is de indruk van drs. [naam deskundige] dat dit toe te schrijven is aan verdachte’s beperkte intellectuele capaciteiten en dat hij van daaruit verdachte ongewenste gedachten en gevoelens in sterke mate externaliseert. Verdachte behoeft continue intensieve zorg om hem te helpen met zijn dagelijkse verantwoordelijkheden (zelfzorg e.d.).
Drs. [naam deskundige] constateert voorts dat bang is dat de kans blijft bestaan dat hij nog eens de fout in zal gaan, omdat hij er niets aan kan doen. Verdachte komt in de gesprekken en in de stukken naar voren als een jongeman met zeer beperkte intellectuele capaciteiten die de wereld om hem heen met bescheiden middelen moet trotseren. Het is een jongeman die vooral steunt op een duidelijk structuur en erg kwetsbaar is als deze wegvalt en/of afwezig is. Hij is opgegroeid in een pedagogisch en emotioneel verwaarlozende omgeving, waarbij de ouders (mede ook door hun eigen beperkingen) niet in staat waren verdachte het benodigde pedagogische klimaat te bieden.
De mentale beperkingen van verdachte maken dat hij niet beschikt over een gedifferentieerd gevoelsleven en dus veel gevoelens beleefd als onrust. Zijn inzicht in zijn emoties is erg beperkt net zoals het effect van zijn gedrag op anderen. Het is een jongeman die vooral uit gaat van zijn belevingswereld en die zich nauwelijks kan verplaatsen in anderen. Dit moet gezien worden als een onderdeel van zijn beperkingen en dus gestoeld op onmacht en niet op onwil.
Drs. [naam deskundige] concludeert dat er bij verdachte sprake is van gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens te omschrijven als zwakzinnigheid bij een jongeman met autistische trekken.
Met het oog op het ten laste gelegde kan dat volgens drs. [naam deskundige] verklaard worden door de beperkingen die verdachte heeft om zijn gevoelens en behoeften effectief te sturen. Verdachte is onvoldoende in staat zelfstandig zijn strevingen te handelen en kan dus bij tijd en wijle onaangepast gedrag vertonen. Zijn gewetensfunctie is, mede door zijn ontwikkelingsproblematiek, niet goed uitgekristalliseerd en functioneert dus onvoldoende als interne remming op zijn gedrag. Verdachte wordt gezien zijn leeftijd nu geconfronteerd met seksuele impulsen en weet daar nauwelijks tot niet mee om te gaan. Daarbij speelt tevens dat hij tot op heden nog geen seksuele voorlichting heeft gehad. Het zich kunnen verplaatsen in een ander is voor verdachte door zijn ontwikkelingsproblematiek een vaardigheid die hij duidelijk onvoldoende heeft ontwikkeld. Dit maakt dat hij in sterke mate niet in staat was (en is) om weerstand te bieden aan zijn seksuele impulsen waarbij hij de grenzen van zijn slachtoffers niet respecteerde.
De omschreven problematiek is structureel van aard en zal in de kern nooit verdwijnen
waardoor de kans op herhaling aanwezig zal blijven. Verdachte zal door zijn beperkingen niet in staat zijn te profiteren van eventuele psychotherapeutische interventies eenvoudigweg omdat hij niet de mentale mogelijkheden heeft. Aldus zal er een externe controle continue aanwezig moeten zijn om zo verdachte te helpen zijn gedrag binnen acceptabele grenzen te houden en onaangepast (seksueel) gedrag te voorkomen. Het zal tevens nodig zijn om verdachte een gestructureerde en veilige woonomgeving te bieden die aansluit bij zijn beperkingen en mogelijkheden en dat naar alle waarschijnlijkheid voor de rest van zijn leven.
Gezien de problematiek van verdachte moet hij naar de visie van drs. [naam deskundige] als sterk verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Verdachte werd in zijn gedragskeuze in sterke mate gehinderd door de gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens.
De rechtbank heeft naar aanleiding van de rapportage van drs. [naam deskundige] van 7 oktober 2011 een aanvullend onderzoek aan drs. [naam deskundige] verzocht daar de vraag van de rechtbank of verdachte de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging begrijpt, naar het oordeel van de rechtbank niet was beantwoord.
Drs. [naam deskundige] heeft in zijn aanvullende rapportage van 6 december 2011 gerapporteerd dat er een gesprek met verdachte is gevoerd met als centraal thema de door de rechtbank voorgelegde vraag. Verdachte gaf aan dat als het aan hem ligt de rechtszaak snel mag eindigen. Hij zou er erg onder gebukt gaan en allerlei klachten hebben ontwikkeld. Verdachte geeft aan te begrijpen waarom hij vervolgd wordt, omdat hij verkeerde dingen heeft gedaan. Verdachte geeft tevens aan geen bezwaar er tegen te hebben dat dit gebeurd. Hij is zich ervan bewust dat hij eventueel gestraft zal gaan worden als consequentie van de vervolging. Verdachte vertelt dat hij begint te begrijpen wat hij gedaan heeft en maakt de opmerking dat God meteen straft. Verdachte heeft het er moeilijk mee dat hij wordt vervolgd, maar zegt dat hij moet leren ermee (delictgedrag) op te houden. Verdachte zou steeds meer last krijgen van spanningen en op de afdeling onlangs een ruit hebben ingegooid.
Gezien de houding van verdachte en zijn respons op de hem gestelde vraag lijkt het drs. [naam deskundige] dat verdachte voldoende besef heeft van het feit dat hij wordt vervolgd voor de hem ten laste gelegde feiten. Daarnaast beseft hij ook dat de vervolging wellicht zal uitmonden in het opleggen van een straf al hoopt hij zelf hulp te zullen krijgen.
Drs. [naam deskundige] heeft ter terechtzitting van 10 januari 2012, desgevraagd, verklaard dat verdachte inmiddels begrijpt dat wat hij heeft gedaan fout was, maar het gaat voor het begrip van verdachte te ver om te begrijpen dat dit negatieve gevolgen heeft gehad voor de slachtoffers. Drs. [naam deskundige] heeft voorts naar voren gebracht dat verdachte een volwassen man is met bepaalde behoeften op seksueel gebied, maar dat hij niet de capaciteiten heeft om deze behoeften te sturen dan wel in goede banen te leiden. Op de momenten dat de woonomgeving van verdachte minder gestructureerd is dan zal verdachte minder goed gaan functioneren en is hij vatbaarder voor impulsen doordat hij nog meer wordt belast met prikkels. Drs. [naam deskundige] verwacht niet dat behandeling en begeleiding bij verdachte permanent beklijft, maar er moet bij verdachte op zijn niveau structurele begeleiding ingezet worden om hem inzicht te geven hoe hij met zijn impulsen om dient te gaan.
De rechtbank constateert, gelet op het voorgaande en het verhandelde ter terechtzitting dat verdachte op een matig zwakzinnig intelligentieniveau functioneert en tevens kenmerken laat zien van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en autistische trekken. De deskundigen hebben verdachte vanwege zijn beperkingen niet kunnen testen. Drs. [naam deskundige] concludeert dat het hem lijkt dat verdachte de strekking van de strafvervolging lijkt te begrijpen. De rechtbank is hier echter niet van overtuigd. Het is niet mogelijk geweest om dit objectief te kunnen vaststellen en daarnaast is gebleken dat verdachte eerder lukraak antwoorden gaf op vragen van de deskundigen en zijn best doet om de vragen zo “goed” (wenselijk) mogelijk te beantwoorden. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet, althans in onvoldoende mate, worden vastgesteld dat verdachte de strekking van de tegen hem in gestelde vervolging begrijpt. De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging door de behandeling ter zitting waarbij het niet mogelijk bleek te zijn om met verdachte in gesprek te gaan en waarbij verdachte wenselijke antwoorden op vragen gaf zonder dat hij leek te begrijpen wat de vragen inhielden. Verdachte leek daarbij oprecht zijn best te doen mee te werken.
Alles in de onderhavige zaak afwegende is de rechtbank van oordeel dat het geval als bedoeld in art. 16 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering zich hier voordoet. Verdachte lijdt aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vordering te begrijpen. De rechtbank zal dan ook de vervolging van verdachte schorsen.
4 De beslissing
De rechtbank:
schorst de vervolging van verdachte op grond van artikel 16 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Schoonen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Hinfelaar en mr. Tempelaar, rechters, in tegenwoordigheid van Boink, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 januari 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 juni
2010 tot en met 29 oktober 2010 te [plaatsnaam] door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en [slachtoffer 1] (telkens) heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het (telkens) seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1]
hebbende verdachte (telkens) (meerdere malen) zijn, verdachtes, penis/piemel
in de anus/kont van die [slachtoffer 1] gestopt/gedaan en/of
(vervolgens/daarbij) op en neer gaande beweigingen heeft gemaakt,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
die [slachtoffer 1] (telkens) (onverhoeds/onverwachts) van achteren
vastpakte/vastklemde en/of die [slachtoffer 1] (telkens) op het/een bed heeft
geduwd en/of (telkens) op dat bed op die [slachtoffer 1] is gaan zitten/liggen
en/of (telkens) die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden/vastgeklemd op dat bed
en/of (telkens) (met kracht) de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar heeft
gehouden/gedaan en/of (telkens) die [slachtoffer 1] heeft gedreigd te slaan
(indien hij het anderen zou vertellen) en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1]
een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 juni
2010 tot en met 29 oktober 2010 te [plaatsnaam], met [slachtoffer 1]
(geboren op 31 mei 1996), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende
verdachte (telkens) (meerdere malen) zijn, verdachtes, penis/piemelin de
anus/kont van die [slachtoffer 1] gestopt/gedaan en/of
(vervolgens/daarbij) op en neer gaande beweigingen gemaakt;
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 juni
2010 tot en met 29 oktober 2010 te [plaatsnaam] door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en [slachtoffer 2] (telkens) heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het (telkens) seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2]
hebbende verdachte (telkens) (meerdere malen) zijn, verdachtes, penis/piemel
in de anus/kont van die [slachtoffer 2] gestopt/gedaan en/of
(vervolgens/daarbij) op en neer gaande beweigingen heeft gemaakt en/of
telkens zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer 2] heeft gestopt,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
die [slachtoffer 2] (telkens) (onverhoeds/onverwachts) (van achteren)
vastpakte/vastklemde en/of die [slachtoffer 2] (telkens) heeft geslagen en/of die
[slachtoffer 2] (telkens) heeft meegesleurd en/of (telkens) het hoofd van die [slachtoffer 2]
heeft vastgehouden/vastgeklemd en/of (telkens) die [slachtoffer 2] heeft gedreigd te
slaan en/of (telkens) met kracht) de kleding van die [slachtoffer 2] heeft
uitgetrokken en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft
doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht