ECLI:NL:RBBRE:2012:BV2659

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
244545/FT-EA 12-19
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Boerma
  • A. Lambregts-Brouwers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot faillietverklaring van ELINAD Investments

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring van ELINAD Investments, vertegenwoordigd door verzoeker, geboren te [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De verzoeker, die in gemeenschap van goederen is gehuwd met zijn echtgenote, heeft op eigen aangifte verzocht om in staat van faillissement te worden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenote van verzoeker, bijgestaan door mr. T. Kremers, niet akkoord gaat met de faillissementsaanvraag. Dit heeft geleid tot een aanhouding van de behandeling van het verzoek tot 24 januari 2012, zodat de echtgenote alsnog gehoord kon worden.

Tijdens de zitting op 24 januari 2012 heeft de rechtbank geconstateerd dat de echtgenote van verzoeker geen medewerking verleent aan het faillissementsverzoek, omdat zij vreest dat een faillissement haar in vermogensrechtelijke zin zal treffen. Er was ook discussie over de verkoop van meerdere panden en de mogelijkheden om meer inkomen te genereren. De rechtbank heeft opgemerkt dat de belangrijkste schuldeisers, Van Lanschot Bankiers en de Rabobank, niet overgaan tot executie, wat de rechtbank deed concluderen dat er geen zwaarwegend belang van schuldeisers is om het faillissement uit te spreken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank, gelet op de weigering van de echtgenote om mee te werken aan het faillissement en het ontbreken van een zwaarwegend belang van de schuldeisers, besloten het verzoek tot faillietverklaring af te wijzen. De rechtbank heeft partijen aangespoord om gezamenlijk tot een oplossing te komen voor de afwikkeling van de gezamenlijke panden. De beschikking is gewezen door mr. Boerma en uitgesproken in raadkamer, met mr. Lambregts-Brouwers als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team insolventierecht
zaak/rolnr.: 244545/FT-EA 12-19
beschikking d.d. 24 januari 2012
inzake
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
woonadres: [adres],
handelend onder de naam ELINAD Investments,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Zuidwest-Nederland onder nummer 5078644, vestigingsadres: 4731 CZ Oudenbosch, Nijverheidsweg 33 A,
verzoeker,
advocaat: mr. J.J.R. Albicher,
1. Het verloop van de procedure.
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de akte, houdende de eigen aangifte tot faillietverklaring, met producties 1 t/m 11;
- het proces-verbaal van de zitting van 17 januari 2012;
- de brief met producties van mr. Kremers van 23 januari 2012;
- het proces-verbaal van de zitting van 24 januari 2012;
- de ter zitting van 24 januari 2012 door mr. Albrich overgelegde notitie met productie 1.
2. Het verzoek.
Dit strekt er toe om op eigen aangifte in staat van faillissement te worden verklaard.
3. De beoordeling.
De rechtbank stelt vast dat [verzoeker] in gemeenschap van goederen is gehuwd met [echtgenote], in deze procedure bij gestaan door mr. T. Kremers. [verzoeker] en [echtgenote] zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Op het verzoek tot echtscheiding is nog niet beslist.
Ingevolge artikel 4 lid 2 Faillissementswet (hierna: Fw) kan de gehuwde schuldenaar slechts aangifte doen tot faillietverklaring met medewerking van zijn echtgenote, tenzij iedere gemeenschap tussen de echtgenoten is uitgesloten.
Ter zitting van 17 januari 2012 is gebleken dat [echtgenote] niet akkoord gaat met de faillissementsaanvraag. Nu [echtgenote] voor deze zitting niet was opgeroepen, is de verdere behandeling van het verzoek aangehouden tot 24 januari 2012 om [echtgenote] alsnog te kunnen horen.
Ter zitting van 24 januari 2012 heeft [echtgenote] verklaard geen medewerking te verlenen aan het faillissementsverzoek. Zij stelt hierbij dat zij door een faillissement in vermogensrechtelijke zin zal worden getroffen. Tussen partijen bestaat discussie over meerdere panden die verkocht zijn of verkocht zouden moeten worden. Daarnaast is er discussie over de mogelijkheden om meer inkomen te generen. Volgens [echtgenote] zijn er overigens nog panden waar wel inkomen uit voortkomt.
Voorts heeft mr. Kremers ter zitting toegelicht dat niet gebleken is dat de belangrijkste schuldeisers van [verzoeker], te weten Van Lanschot Bankiers en de Rabobank overgaan tot executeren. De rechtbank is met mr. Kremers van oordeel dat de banken het recht van parate executie behouden.
Gelet op de weigering van [echtgenote] om mee te werken aan het faillissement van [verzoeker] concludeert de rechtbank dat het verzoek behoort te worden afgewezen, nu ook niet blijkt van een zwaarwegend belang van schuldeisers bij het uitspreken daarvan. Hierbij heeft de rechtbank partijen meegegeven dat er een gemeenschappelijk belang is om zo snel mogelijk tot afwikkeling van de gezamenlijke panden over te gaan.
4. De beslissing.
De Rechtbank:
wijst het verzoek tot faillietverklaring af.
Deze beschikking is gewezen door mr. Boerma en uitgesproken in raadkamer van 24 januari 2012, in tegenwoordigheid van mr. Lambregts-Brouwers als griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een procureur binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.