4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer], zijnde zijn ex-vrouw, heeft vermoord en baseert zich daarbij op de verklaringen van verdachte, de bevindingen van de politie en het rapport van het NFI. De officier van justitie is van mening dat er sprake is van voorbedachte raad, aangezien het, volgens vaste jurisprudentie, ook voldoende is voor kalm beraad en rustig overleg als er slechts korte tijd is om zich te beraden. Het gaat dan nadrukkelijk om de gelegenheid die er is geweest om na te denken, niet of er ook daadwerkelijk nagedacht is. In dit verband wijst zij op de volgende punten:
- verdachte heeft vaker uitlatingen gedaan dat hij [slachtoffer] iets aan zou willen doen;
- verdachte heeft zonder aanwijsbare reden een vrije middag opgenomen voor maandag 27 juni 2011;
- verdachte is maandagmorgen 27 juni 2011 opvallend stiller en meer teruggetrokken dan anders;
- verdachte heeft maandagmorgen 27 juni tegen een collega gezegd dat hij zijn ex wil afmaken;
- [slachtoffer] bezoekt maandagmiddag 27 juni 2011 verdachte om samen seks te hebben. Op enig moment ligt [slachtoffer] vrijwel naakt op het bed. Verdachte buigt van het bed naar beneden om een steakmes te pakken en steekt [slachtoffer] vervolgens met kracht in haar rug.
Uit alle feiten en omstandigheden voorafgaand aan de daad leidt de officier van justitie af dat verdachte het voornemen heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte heeft de kans gehad om zich te bedenken en hij heeft de tijd gehad zich te beraden. Ter zake van het mes merkt de officier van justitie op dat zij niet gelooft dat verdachte het mes altijd in zijn werkbroek bij zich had en dat het ook nog in zijn werkbroek zat toen hij samen met [slachtoffer] op de slaapkamer was. Deze verklaring wordt niet ondersteund door de verklaringen afgelegd door zijn collega’s. Daarnaast acht de officier van justitie deze verklaring ongeloofwaardig, gelet op het feit dat een mes met dergelijke afmeting gewoonweg niet kan blijven zitten in de zak van de werkbroek zoals door verdachte wordt aangegeven. Ter onderbouwing hiervan heeft de officier van justitie de broek en het mes getoond op de zitting. Ten slotte voert de officier van justitie aan dat zij voor de voorbedachte raad tevens van groot belang vindt de rust die verdachte bij alle na het incident volgende handelingen heeft behouden. Zo heeft verdachte zich na het steken eerst rustig aangekleed en is daarna pas rustig naar beneden gegaan om 112 te bellen. Ook in de eerste contacten met de politie komt verdachte erg kalm en emotieloos over.
Ten aanzien van de vereiste opzet merkt de officier van justitie op dat het met een steakmes steken in de rug, waar zich vele vitale lichaamsdelen bevinden, moeilijk anders kan worden uitgelegd dan het willens en wetens de kans aanvaarden dat iemand de dood vindt. Verdachte heeft in dit verband ook verklaard dat hij weet had van het zich bevinden op die plek van vitale delen. Gelet op al deze omstandigheden is de officier van justitie van mening dat moord wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van moord. Hooguit kan een bewezenverklaring volgen voor doodslag. Uit het dossier komen geen concrete vaststaande feiten naar voren die de voorbedachte raad van verdachte kunnen staven. Getuige [naam getuige 1] geeft aan dat hij meerdere keren heeft gehoord dat verdachte een bedreiging heeft geuit jegens [slachtoffer]. Verdachte betwist dit nadrukkelijk. De raadsvrouw wijst in dit verband op andere getuigen die verklaren dat zij verdachte nooit een bedreiging hebben horen uiten ten opzichte van [slachtoffer]. Zij acht de verklaring van [naam getuige 1] derhalve te onbetrouwbaar om als bewijs te dienen. Subsidiair acht zij het van belang dat, indien er al op een bepaald moment een uiting zou zijn gedaan, dit hooguit uit frustratie is geweest en nimmer serieus is bedoeld. Dat verdachte de bewuste maandag een middag heeft vrijgenomen zegt ook niks, zeker niet nu door collega’s is bevestigd dat hij dit vaker deed. Ook zou verdachte die maandagmorgen opvallend stiller zijn geweest dan anders. De reden hiervan was gelegen in het feit dat hij de dag daarvoor ontzettend veel alcohol had gedronken. Andere vaststaande feiten, die de voorbedachte raad van verdachte zouden kunnen staven komen niet uit het dossier naar voren. De verklaringen van verdachte ten aanzien van hetgeen heeft plaatsgevonden zijn geloofwaardig en betrouwbaar. Vanaf het begin verklaart hij zeer consequent over alle gedragingen van de bewuste maandag. Ook de verklaring van verdachte dat hij het mes gemakkelijk met zich mee kon dragen, in de rechter broekspijpzak van zijn werkbroek, is aannemelijk. Het meedragen van verschillende gereedschappen ging goed in deze broek. Collega’s hebben gezien dat verdachte vaker gereedschap bij zich droeg.
Ten aanzien van de vereiste opzet is van belang dat verdachte nooit de intentie heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven. In een opwelling die verdachte nog steeds niet kan verklaren heeft hij het mes, dat hij per ongeluk in zijn handen kreeg, richting [slachtoffer] gezwaaid. Ten aanzien van de mogelijkheid van voorwaardelijk opzet refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 27 juni 2011 omstreeks 17.48 uur krijgt de politie een melding te gaan naar de [adres], alwaar een man zijn vrouw zou hebben gestoken. Ter plaatse troffen de verbalisanten verdachte aan de overkant van de straat aan. Hij zegt dat ze dood is en dat hij zwijgt, waarop zij verdachte hebben aangehouden. Hierop zijn de verbalisanten de woning binnen gegaan en zijn zij naar boven gelopen. In de slaapkamer zagen zij een vrouw op een tweepersoons bed liggen. De vrouw zag er levenloos uit. Het gearriveerde ambulancepersoneel is begonnen met de reanimatie. De vrouw is overgebracht naar het ziekenhuis waar zij omstreeks 19.00 uur is overleden. Deze vrouw bleek [slachtoffer] te zijn. Op het lichaam van [slachtoffer] is sectie verricht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) . In het door het NFI uitgebrachte rapport is geconcludeerd dat het overlijden van [slachtoffer] volledig wordt verklaard op basis van verbloeding opgetreden ten gevolge van perforerend geweld op het lichaam (steekletsel). Er werd een scherprandige perforatie gezien en een begeleidend steekkanaal aan de borstkas tot in de borst. Verdachte is degene die deze verwonding bij [slachtoffer], zijnde zijn ex-vrouw, heeft toegebracht .