ECLI:NL:RBBRE:2012:BV6485

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
16 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-800145-11
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prenger
  • A. Alferink
  • J. Los
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drugshandel, wapenbezit en witwassen met aanzienlijke hoeveelheden MDMA en hennep

Op 16 februari 2012 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van het aanwezig hebben van MDMA, het telen en bewerken van hennep, wapenbezit en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 6 februari 2011, samen met anderen, opzettelijk 9 vaten met een materiaal bevattende MDMA aanwezig heeft gehad, en voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van synthetische drugs. Tijdens doorzoekingen op verschillende locaties zijn aanzienlijke hoeveelheden MDMA, hennep en diverse chemische stoffen aangetroffen, evenals wapens en munitie. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor het voorhanden hebben van een specifiek wapen, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank legde ook verbeurdverklaring op van de in beslag genomen goederen, waaronder contant geld en apparatuur die gebruikt was voor de productie van drugs.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/800145-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd te PI Limburg Zuid – De Geerhorst te Sittard
raadsman mr. A.W.A.P. Doesburg, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 februari 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Van Damme, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: al dan niet samen met een ander of anderen MDMA heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd, dan wel aanwezig heeft gehad;
Feit 2: al dan niet samen met een ander of anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de uitvoer of productie van, of handel in amfetamine en/of metamfetamine en/of tenamfetamine en/of MDMA;
Feit 3: wapens en/of munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
Feit 4: al dan niet samen met een ander of anderen hennep heeft gekweekt en/of hennep aanwezig heeft gehad;
Feit 5: al dan niet samen met een ander of anderen een groot geldbedrag heeft witgewassen;
Feit 6: al dan niet samen met een ander of anderen MDMA aanwezig heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 tot en met 5 wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op het volgende.
Feit 1 acht de officier van justitie bewezen op grond van het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen en doorzoeken van de Mercedes bestelauto, de NFI rapporten met betrekking tot het onderzoek naar de verdovende middelen en het DNA onderzoek naar de aangetroffen goederen in de Mercedes bestelauto.
Ten aanzien van feit 2 baseert de officier van justitie zich op de processen-verbaal van doorzoeking en inbeslagname, de NFI rapporten en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
De officier van justitie acht ten aanzien van feit 3 bewezen dat verdachte twee wapens en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad. De officier van justitie verzoekt om ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het kogelgeweer (merk Lebel, model 1886), nu verdachte er vooralsnog op mocht vertrouwen dat hij dit wapen voorhanden mocht hebben en hij derhalve niet strafbaar is.
Feit 4 acht de officier van justitie bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
De officier van justitie acht ten aanzien van feit 5 bewezen dat verdachte een geldbedrag heeft witgewassen. Volgens de officier van justitie is het aangetroffen briefgeld uit strafbare feiten verkregen, maar kan dat niet bewezen worden ten aanzien van het kleingeld.
Ten aanzien van feit 6 vordert de officier van justitie vrijspraak, omdat de mogelijkheid bestaat dat verdachte niet wist dat er zich MDMA in de woning bevond.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank verdachte dient vrij te spreken van alle aan hem ten laste gelegde feiten.
Door de raadsman is betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs tegen verdachte op onrechtmatige wijze zou zijn verkregen nu er ten tijde van de doorzoeking van de diverse locaties aan de [adres] en de [adres] te Rijsbergen en de bestelauto geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit ten aanzien van verdachte bestond. Nu verdachte voorts geen toestemming heeft gegeven om zijn woning te doorzoeken, dienen de resultaten van de doorzoeking van de woning, de loodsen en de Mercedes bestelauto van het bewijs te worden uitgesloten. Daarnaast is er volgens de raadsman sprake van twee versies van een proces-verbaal betreffende het binnentreden. Een ziet op het aanhouden buiten heterdaad en de ander op het doorzoeken van het pand. Tenslotte beschikten de verbalisanten niet over een machtiging tot binnentreden van de woning.
Ten aanzien van feit 1 wijst de raadsman er op dat het ter beschikking stellen van de Mercedes bestelauto door verdachte, geen medeplegen maar medeplichtigheid aan het feit oplevert. Dit is echter niet tenlastegelegd, wat betekent dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het feit. Ook kan volgens de raadsman het opzet op het plegen van het feit niet bewezen worden. Daarnaast kan uit het dossier niet de hoeveelheid MDMA olie worden opgemaakt.
Over feit 2 merkt de raadsman op dat niet bewezen kan worden dat met de goederen die aan de [adres] en de [adres] zijn aangetroffen, voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet werden verricht, nu de goederen ook voor andere doeleinden geschikt zijn. De verklaring van verdachte dat hij ‘een bepaald idee’ bij de goederen had, houdt volgens de raadsman niet in dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op het plegen van het feit.
Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat er ten aanzien van feit 3 met betrekking tot het kogelgeweer Lebel ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen, nu verdachte er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij het wapen voorhanden mocht hebben.
Ten aanzien van feit 4 verzoekt de raadsman met betrekking tot het gedeelte van de 21 kilo henneptoppen/gruis slechts een hoeveelheid bewezen te verklaren. De raadsman verzoekt verder om vrijspraak van het onderdeel van de 10 kilo hennepgruis, nu er volgens de raadsman geen test heeft plaatsgevonden naar het THC gehalte van het aangetroffen hennepgruis.
De raadsman wijst er ten aanzien van feit 5 op dat niet bewezen kan worden dat het aangetroffen kleingeld afkomstig was van een misdrijf, nu verdachte daar een redelijke verklaring voor heeft.
Ten aanzien van feit 6 sluit de raadsman zich aan bij hetgeen de officier van justitie daaromtrent naar voren heeft gebracht. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat de aangetroffen 250 gram daadwerkelijk MDMA bevatte, nu het nummer van het aangetroffen goed niet correspondeert met het nummer in het NFI rapport. Hij is derhalve van mening dat vrijspraak dient te volgen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aanleiding onderzoek
Bij de Criminele Inlichtingen Eenheid is op verschillende momenten in 2009 en 2010 informatie binnengekomen over de vermeende praktijken van medeverdachte [mededader 1], waaronder in september 2009: ‘[mededader 1] importeert olie ten behoeve van aanmaak XTC en Speed uit China. [voornaam mededader 1] importeert ook, op iemand anders zijn naam, TV’s, jacuzzi’s en koelkasten vanuit China. De import van deze goederen en de hieruit voortvloeiende contacten, gebruikt [voornaam mededader 1] voor de invoer van genoemde olie’. Er is een onderzoek gestart naar de medeverdachten [mededader 1], [mededader 2], [mededader 3] en [mededader 4] en daartoe zijn diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden toegepast, te weten: onderzoek telecommunicatie, stelselmatige observatie en het plaatsen van camera’s. Tijdens dit onderzoek kwam verdachte in beeld. Op 16 november 2010 geeft [mededader 1] telefonisch aan [voornaam mededader 2] [mededader 2] door dat hij voor de poort staat bij de klant en dat [voornaam mededader 2] even de klant moet sms’en. Vervolgens neemt [voornaam mededader 2] [mededader 2] contact op met NNMAN 2340 dat ‘hij’ er is. De stem van NNMAN 2340 wordt herkend als de stem van verdachte. Tijdens een observatie op 16 november 2010 is gezien dat [mededader 1] en verdachte samen het bedrijf van [bedrijfsnaam] te Rucphen bezochten en naar buiten kwamen met materialen die in de bus van [mededader 1] werden geladen. Het ging hier om twee zwarte buizen van ongeveer 15 centimeter doorsnede en ongeveer 2 à 3 meter lang. Tijdens een telefoongesprek op 19 november 2010 vraagt verdachte aan [voornaam mededader 2] [mededader 2] of hij tijd heeft om naar een jacuzzi te komen kijken. Op 24 november 2010 wordt er vervolgens eerst ge-sms’t en vervolgens door verdachte gebeld naar [voornaam mededader 2] [mededader 2] en wordt er gesproken over het regelen van een aanhangwagen voor het vervoeren van 3 vaten. Tijdens een observatie op 4 februari 2011 werd gezien dat er om 14:13 uur een grijze Volkswagen Transporter met kenteken [( - - )] met daarachter een aanhanger met daarop een grote kist verpakt in plastic en gedeeltelijk betimmerd met houten latten het terrein [adres] verliet en achter de woning gelegen aan de [adres] 7 te Rijsbergen stopte. De aanhanger werd onder een overkapping weggezet en losgekoppeld en twee personen liepen van de aanhanger weg, onder wie verdachte. Om 15:27 uur reed de Volkswagen Transporter van het terrein af en om 15:35 uur werd gezien dat de Volkswagen Transporter het terrein opreed van de [adres] , dat de roldeur werd geopend van de meest rechterloods en dat de Volkswagen Transporter om 15:36 uur de loods binnen reed. Om 15:50 uur reed de Volkswagen Transporter weer naar buiten en vertrok vanaf de [adres]. Om 15:54 uur werd gezien dat er twee personen in de Volkswagen Transporter zaten, onder wie verdachte.
Op grond van het bovenstaande en dan met name gelet op de telefonische contacten tussen verdachte en de medeverdachten [mededader 1] en [voornaam mededader 2] [mededader 2] en de omstandigheden op 4 februari 2011, is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld van het plegen van strafbare feiten in de zin van de Opiumwet zodat het derhalve gerechtvaardigd was de locaties aan de [adres] en de [adres] te doorzoeken.
Door de officier van justitie is mondeling gevorderd bij de rechter-commissaris een doorzoeking te verrichten in de woning van verdachte aan de [adres] en tevens werd er door de officier van justitie een doorzoeking ter inbeslagneming verricht in de loodsen achter de panden aan de [adres] . De doorzoeking ter inbeslagneming aan de [adres] vond plaats onder leiding van een rechter-commissaris, waarbij verdachte heeft verklaard geen probleem te hebben met het binnenkomen van de verbalisanten.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het proces-verbaal waarin vermeld staat dat verdachte buiten heterdaad aangehouden zou worden in verband met verdenking op grond van artikel 3 van de Opiumwet onjuist is. Nu dit proces-verbaal voor de rechter-commissaris leidend is geweest voor de toetsing van de vrijheidsbeneming van verdachte, is er sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en is verdachte in zijn belangen geschaad. De rechtbank constateert dit vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, maar verbindt hier geen consequenties aan.
De rechtbank gaat uit van het proces-verbaal van bevindingen betreffende de doorzoeking ter inbeslagname, zoals hierboven vermeld. Het verweer van de raadsman dat het binnentreden in de woning onrechtmatig was, verwerpt de rechtbank, nu de doorzoeking onder leiding stond van een rechter-commissaris en verdachte voor het binnentreden toestemming heeft gegeven.
Feiten 1 en 2:
Tijdens de doorzoeking op 6 februari 2011 aan de [adres] bevond zich op dit perceel een groene bestelauto, Mercedes Sprinter, welke geparkeerd stond met draaiende motor en geopend linkerportier. Een verbalisant rook een sterke chemische lucht alsmede de hem bekende MDMA-geur bij dit voertuig en hij zag ter controle op eventuele verdachten dat er in de laadruimte van dit voertuig voorin een negen blauwe, middels klembanddeksel afgesloten, kunststof vaten stonden die gezien de ijsafzetting aan de buitenzijde blijkbaar zeer kort tevoren uit een vriezer of koelcel gehaald waren. De verbalisant rook dat in alle vaten een zeer sterke MDMA-geur aanwezig was. Uit de vaten zijn monsters genomen. Er is een aanvraag onderzoek geweest aan het NFI en het NFI heeft de monsters onderzocht. De monsters, genomen uit een partij van negen blauwe kunststof vaten, bevatten MDMA, PMK, zoutzuur en aceton. In het portiervak van het rechter portier van de bestelauto werden een paar handschoenen aangetroffen. Deze handschoenen zijn bemonsterd en voorzien van het Spoor Identificatie Nummer (later te noemen: SIN): AAA9292NL. In de laadruimte van de bestelauto werd een groene handschoen aangetroffen en deze is bemonsterd en heeft als SIN: AAAX9293NL. In de laadruimte van de bestelauto werd een zwarte specikuip met twee handschoenen aangetroffen. Deze handschoenen werden bemonsterd en voorzien van de volgende SIN nummers: AADR5111NL en AADR5112NL. The Maastricht Forensic Institute heeft DNA onderzoek gedaan naar de genoemde veiliggestelde sporendragers. De conclusie is dat verdachte donor kan zijn van celmateriaal in de bemonsteringen met de nummers: AAAX9292NL, AAAX9293NL en AADR5111NL. Alle DNA-kenmerken van het DNA-profiel van verdachte zijn aangetoond in het mengprofiel, echter een statistische onderbouwing is niet mogelijk. Ten aanzien van het contactspoor aan de binnenkant van een rechterhandschoen met nummer AADR5112NL is er een mannelijk enkelvoudig DNA-profiel aangetoond, dat gelijk is aan het DNA-profiel van verdachte. Verdachte kan donor zijn van celmateriaal in deze bemonstering. Alle DNA-kenmerken van het DNA-profiel van verdachte zijn aangetoond in het DNA-mengprofiel. De berekende frequentie van het DNA-sporenprofiel is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat een willekeurig gekozen man hetzelfde DNA-profiel heeft als het DNA-profiel verkregen van het celmateriaal in de bemonstering is kleiner dan één op één miljard.
Op 6 februari 2011 zijn er verder diverse locaties aan de [adres] doorzocht. Daarbij werden onder andere de volgende goederen aangetroffen en inbeslaggenomen:
* een distilleermachine ecodex;
* een vacuumketel;
* diverse jerrycans Methyl alcohol/Methanol (450 liter);
* een hevelpomp Piusi;
* een groene zak met sterke geur pmk/bmk.
Tevens zijn op 6 februari 2011 de loodsen aan de [adres] doorzocht en daarbij zijn onder andere de volgende goederen aangetroffen en inbeslaggenomen:
* 1325 liter aceton;
* elektrische warmhoudplaat (merk Hendi)
* een metalen ronde ketel met een gemodificeerde elektrische boormachine;
* twee grote metalen opslagbakken;
* vijf (in werking zijnde) vrieskisten;
* 2 RVS ketels met bijbehorende RVS deksels;
* meerdere maatbekers;
* meerdere boormachines met roerstaven;
* twee frequentiemeters;
* twee roermotoren;
* een RVS motorsteun voor een roermotor;
* een RVS motorplaat;
* een zelfvervaardigd RVS roerwerk;
* een centrifuge;
* meerdere ventilatoren;
* een mobiele gemodificeerde mengmachine (merk Carat);
* een blauwe jerrycan met zoutzuur.
Onder deze goederen bevonden zich 26 jerrycans met een heldere vloeistof waarvan er drie zijn bemonsterd met de nummers: OE9CB.01.01.002.001, OE9CB.01.01.002.002 en OE9CB.01.01.002.003. Zij hebben respectievelijk de volgende Spoor Identificatienummers: AABB9720NL, AABB9721NL en AABB9722NL. Tevens werden in een andere ruimte in de loodsen aan de [adres] nog eens 17 jerrycans aangetroffen met een heldere vloeistof. Hiervan werden er drie bemonsterd met de nummers: OE9CB.01.01.005.001, OE9CB.01.01.005.002 en OE9CB.01.01.005.003. Deze hebben respectievelijk de volgende Spoor Identificatienummers: AABB9725NL, AABB9726NL en AABB9727NL. De monsters met de hiervoor genoemde Spoor Identificatienummers zijn door het NFI onderzocht; vastgesteld werd dat deze monsters aceton bevatten.
Ter zitting heeft verdachte hierover verklaard dat hij eigenaar is van de woning en de diverse gebouwen aan de [adres] en de loodsen aan de [adres] en dat hij deze locaties ter beschikking heeft gesteld aan andere personen. De loodsen werden volgens verdachte gebruikt om goederen neer te zetten en op te halen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij wist dat de goederen te maken hadden met de productie van verdovende middelen en dat hem is gevraagd of er methanol overgeladen kon worden. Volgens verdachte bevond er zich op het perceel aan de [adres] een Mercedes bestelauto, welke verdachte had geleend.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat verdachte samen met anderen 9 vaten met een materiaal bevattende MDMA aanwezig heeft gehad en voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet heeft verricht.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank het medeplegen van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen bewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat zij de verklaring van verdachte dat hij zijn bestelauto niet ter beschikking heeft gesteld aan anderen, ongeloofwaardig acht. De bestelauto, welke verdachte heeft geleend, is aangetroffen op het terrein van verdachte bij de loodsen, waarvan verdachte verklaard heeft dat hij deze ter beschikking heeft gesteld aan anderen en dat daar productie van verdovende middelen plaatsvond. Bovendien zijn er in de bestelauto handschoenen aangetroffen, waarvan op één handschoen DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte de loodsen en de bestelauto ter beschikking heeft gesteld aan anderen. Hierdoor is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en kan het medeplegen bewezen worden.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet op het plegen van de feiten. Door het ter beschikking stellen van de bestelauto en de loodsen en de wetenschap van verdachte van de productie van verdovende middelen in de loodsen, acht de rechtbank het voorwaardelijk opzet op het plegen van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen bewezen.
Het verweer van de raadsman dat er ten aanzien van feit 2 geen sprake was van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet, verwerpt de rechtbank. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat de aangetroffen en inbeslaggenomen goederen gezamenlijk worden gebruikt voor de productie van synthetische drugs. Voorts acht de rechtbank het met name gelet op de hoeveelheid aceton en methanol uitgesloten dat de aangetroffen goederen voor een ander doeleinde zouden worden aangewend, zoals de raadsman heeft gesteld.
Feit 3:
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 2 februari 2012 ;
- de bijlage inbeslaggenomen goederen ;
- het proces-verbaal van het regionaal bureau wapens en munitie d.d. 18 april 2011 .
Feit 4:
De rechtbank acht het eerste deel van feit 4 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 2 februari 2012 ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2011 ;
- de bijlage inbeslaggenomen goederen ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2011 .
De rechtbank acht het tweede deel van feit 4 ([adres] wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 2 februari 2012 ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2011 ;
- de bijlage inbeslaggenomen goederen ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2011 .
Op 6 februari 2011 vond er een doorzoeking plaats in de loodsen aan de [adres] (kadastraal bekend onder nummer [nummer] . Verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze loodsen zijn eigendom zijn. Tijdens de doorzoeking is 10 kilo gemalen hennep in zakken inbeslaggenomen. Uit de partij van in totaal 10254 gram gedroogde plantendelen (hennepgruis) is een representatief monster genomen dat werd getest conform het gestelde in de ‘Forensisch technische norm 120.02’ waarbij gebruik werd gemaakt van MMC Cannabis test. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor THC zijnde de werkzame stof in hennep, vermeld op lijst II onderdeel b van de Opiumwet.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte 10 kilo hennepgruis in een loods aan de [adres] aanwezig heeft gehad, nu een representatief monster uit deze partij positief is getest op THC, de werkzame stof in hennep.
Feit 5:
Tijdens de doorzoeking op 6 februari 2011 werd aan de [adres] aangetroffen en inbeslaggenomen: 860 euro, 2195 euro, 15200 euro, 305 euro en 350 euro.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een geldbedrag heeft gekregen voor het ter beschikking stellen van de loodsen aan de [adres] en [adres] ten behoeve van de productie van synthetische drugs. Uit gegevens van de belastingdienst blijkt verder dat verdachte in 2004: 1.363 euro bruto, in 2005: 9.664 euro bruto, in 2006: 9.451 bruto, in 2007: 17.595 euro bruto, in 2008: 2.269 euro bruto aan inkomen heeft opgegeven. In 2009 en 2010 was er geen inkomen bekend.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het feit, witwassen, bewezen kan worden, nu verdachte een geldbedrag voorhanden heeft gehad dat afkomstig was uit een door hemzelf en anderen begaan misdrijf.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman niet bewezen dat het in de woning van verdachte aangetroffen kleingeld (1291 euro) afkomstig was uit enig misdrijf.
Feit 6:
Op 6 februari 2011 werd er tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres] ongeveer 250 gram MDMA met de code HE7B.01.01.002 inbeslaggenomen. Door het NFI is circa 250 gram kristallen met het kenmerk AADR5126NL/B01.01.002 onderzocht en positief getest op MDMA.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk
250 gram MDMA aanwezig heeft gehad. De rechtbank overweegt hiertoe dat de kristallen zijn aangetroffen in de woning van verdachte en zij de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat deze in de woning lagen, ongeloofwaardig acht.
Het verweer van de raadsman dat de code van het inbeslaggenomen goed niet overeenkomt met de code genoemd in het NFI rapport, waardoor niet bewezen kan worden dat het gaat om MDMA, verwerpt de rechtbank. De rechtbank overweegt daartoe dat het laatste gedeelte van de codes overeenkomt, zodat het voor de rechtbank vast staat dat het aangetroffen goed, ook daadwerkelijk door het NFI positief getest is op MDMA.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 6 februari 2011 te (adres), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, 9 vaten van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 6 februari 2011 te (adres), tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of tenamfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of tenamfetamine en/of MDMA middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- zich en een of meer anderen gelegenheid, middelen tot het
plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en een vervoermiddel en stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten, immers, heeft hij, verdachte en (een of meer van) zijn mededaders
op voornoemde tijdstippen in voornoemde pleegplaats
* een distilleermachine ecodex en
* een vacuumketel en
* diverse jerrycans Methyl alcohol/Methanol (450 liter) en
* een hevelpomp Piusi en
* een groene zak met sterke geur pmk/bmk en
* 1325 liter aceton, en
* elektrische warmhoudplaat (merk Hendi) en
* een metalen ronde ketel met een gemodificeerde elektrische boormachine en
* twee grote metalen opslagbakken en
* vijf (in werking zijnde) vrieskisten en
* 2 RVS ketels met bijbehorende RVS deksels en
* meerdere maatbekers en
* meerdere boormachines met roerstaven en
* twee frequentiemeters en
* twee roermotoren en
* een RVS motorsteun voor een roermotor en
* een RVS motorplaat en
* een zelfvervaardigd RVS roerwerk en
* een centrifuge en
* meerdere ventilatoren en
* een mobiele gemodificeerde mengmachine (merk Carat) en
* een blauwe jerrycan met zoutzuur
voorhanden gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3.
op 06 februari 2011 te (adres), twee wapens van categorie III, te weten een riotgun/hagelgeweer (merk Winchester, type Marine, kaliber 12) en een kogelgeweer (merk Lebel, model 1886) en munitie van categorie III, te weten 3 patronen (merk Browning, type Brenneke, kaliber 12) en 11 patronen (merk Browning, hagel kaliber 12, lengte 65mm) en 15 (volmantelkogel)patronen (merk Hirtenberger, 9mm) voorhanden heeft gehad;
4.
TEN EERSTE:
op 06 februari 2011 te (adres), opzettelijk heeft geteeld (in een (zee)container op het perceel aan de [adres] 7) 280, hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
EN
TEN TWEEDE
op 06 februari 2011 te (adres), opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 21 kg henneptoppen/gruis in een loods op het perceel aan de [adres] en
- 10 kg hennepgruis in een loods aan de [adres] zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.
op 6 februari 2011 te (adres), een voorwerp, te weten een geldbedrag heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
6.
op 06 februari 2011 te (adres), opzettelijk aanwezig
heeft gehad 250 gram, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank heeft hierbij kennelijke misslagen in de tenlastelegging verbeterd, waardoor de verdachte niet in zijn belangen is geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Voor wat betreft het onder feit 3 ten laste gelegde kogelgeweer (merk Lebel, model 1886)
is de vraag aan de orde of verdachte dit wapen voorhanden mocht hebben. Door de verdediging is ter terechtzitting een brief van de Nationale Recherche d.d. 13 december 2007 overgelegd waaruit blijkt dat er wapens aan verdachte werden teruggeven. De raadsman heeft betoogd dat zich onder deze wapens het kogelgeweer (merk Lebel, model 1886) bevond en dat verdachte er daarom gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij dit wapen voorhanden mocht hebben.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat verdachte het genoemde wapen voorhanden heeft gehad. Echter verdachte is hiervoor niet strafbaar, omdat verdachte, er door de teruggave van dit wapen, op mocht vertrouwen dat hij dit wapen voorhanden mocht hebben. Verdachte zal dienaangaande van alle rechtsvervolging worden ontslagen.
Verdachte is voor de overige bewezenverklaarde feiten strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest. Bij zijn strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten, de grote hoeveelheid aangetroffen MDMA, de richtlijnen die gelden voor dit soort feiten en het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 6 februari 2011 met anderen schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid materiaal bevattende MDMA en precursoren van MDMA en het voorhanden hebben van chemicaliën en voorwerpen ter voorbereiding van de productie van en/of handel in MDMA. MDMA wordt gebruikt voor de vervaardiging van XTC. Daarnaast heeft verdachte een wapen en munitie voorhanden gehad, heeft hij hennep gekweekt en voorhanden gehad en heeft hij een geldbedrag witgewassen. De rechtbank acht de bewezen verklaarde feiten ernstig. Verdachte heeft zich kennelijk ingelaten met deze criminele activiteiten om extra inkomsten te verwerven, zonder daarbij rekening te houden met de mogelijk negatieve gevolgen voor anderen. Algemeen bekend is dat synthetische drugs zoals XTC, grote gezondheidsrisico’s meebrengen voor de gebruikers, waaronder de mogelijkheid van blijvende schade aan het centrale zenuwstelsel en psychiatrische stoornissen. Verder brengt de productie van XTC schade aan het milieu toe, veroorzaakt door dumpingen van de bij de productie vrijkomende chemische afvalstoffen in het riool of elders. Ook is er sprake van gevaar voor brand, ontploffing en het vrijkomen van giftige stoffen. Dit gevaar doet zich in het bijzonder gelden bij laboratoria, zoals ook hier het geval is. De productie van synthetische drugs moet dan ook krachtig worden bestreden.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met het feit dat er geen aanwijzingen zijn dat de rol van verdachte in het aanwezig hebben van de MDMA en de voorbereidingshandelingen, uit meer heeft bestaan dan het ter beschikking stellen van meerdere locaties en een bestelauto. Voorts wordt rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte eerder tot een hoge gevangenisstraf is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van het openbaar ministerie voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en zal zij verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest.
7 Het beslag
7.1 De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van de voorwerpen.
7.2 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat feit 3 is begaan met betrekking tot het voorwerp.
Verder is het voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
7.3 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
7.4 De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten het kogelgeweer (merk Lebel, model 1886), aangezien de officier van justitie heeft verzocht dit wapen nader te onderzoeken.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 33a, 33b, 36b, 36c, 47, 57, 91 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10, 10a, 11, 13 en 14 van de Opiumwet en de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 3: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen en munitie van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 4: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 5: Witwassen;
feit 6: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart dat verdachte voor het onder feit 3 bewezen verklaarde kogelgeweer (merk Lebel, model 1886) niet strafbaar is en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
- verklaart verdachte strafbaar voor het overige bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 860 euro, 2195 euro, 15200 euro, 305 euro en 350 euro (bijlage inbeslaggenomen goederen, pagina’s 988-989);
* 2 grote stalen bakken/containers (kennisgeving van inbeslagneming, pagina 1741, beslagdossier);
* warmhoudplaat merk Hendi (kennisgeving van inbeslagneming, pagina 1741, beslagdossier);
* mengmachine, aangetroffen aan de [adres];
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: riotgun (merk Winchester, type Marine, kaliber 12);
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: kleingeld 1291 euro (327 x 1 en 482 x 2) (bijlage inbeslaggenomen goederen, pagina 988);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomen voorwerp te weten: kogelgeweer (merk Lebel, model 1886).
Dit vonnis is gewezen door mr. Prenger, voorzitter, mr. Alferink en mr. Los, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Veen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 februari 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
(aangetroffen in bus(je) bij de loods aan de [adres]
hij op of omstreeks 6 februari 2011 te (adres), in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 300 liter
MDMA-olie, althans 9 vaten MDMA olie, in elk geval een (grote) hoeveelheid van
een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende een of meer
middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
(aangetroffen in loods aan de [adres] en op het perceel
aan de [adres])
hij op of omstreeks 6 februari 2011 (adres), in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van
Nederland brengen van amfetaminesulfaat en/of amfetamine en/of metamfetamine
en/of tenamfetamine (MDA) en/of MDMA, althans een of meer hoeveelhe(i)d(en)
van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of
tenamfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of
tenamfetamine en/of MDMA (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende een of meer middel(en) genoemd op lijst I van de
Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen
een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om
daarbij behulpzaam te zijn en/of om damioe gelegenheid en/ofmiddelen en/of
inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het
plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededaderes) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij
bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers, heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededaderes)
op voornoemd(e) tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats
(op het perceel aan de [adres] )
* een distilleermachine ecodex en/of
* een vacuumketel en/of
* diverse jerrycans Methyl alcohol/Methanol (450 liter) en/of
* een hevelpomp Piusi en/of
* een groene zak met sterke geur pmk/bmk en/of
(in de rechter loods aan de [adres] (kadastraal bekend onder (nummer)
* 1325 liter aceton, althans meerdere vaten en/of jerrycans met aceton en/of
* elektrische warmhoudplaat (merk Hendi) en/of
* een metalen ronde ketel met een gemodificeerde elektrische boormachine en/of
* twee grote metalen opslagbakken en/of
* vijf (in werking zijnde) vrieskisten en/of
* 2 RVS ketels met bijbehorende RVS deksels en/of
* meerdere maatbekers en/of
* meerdere boormachines met roerstaven en/of
* twee frequentiemeters en/of
* twee roermotoren en/of
* een RVS motorsteun voor een roermotor en/of
* een RVS motorplaat en/of
* een zelfvervaardigd RVS roerwerk en/of
* een centrifuge en/of
* meerdere ventilatoren en/of
* een mobiele gemodificeerde mengmachine (merk Carat) en/of
* een blauwe jerrycan met zoutzuur
voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededaders) wist(en) of
ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het
plegen van dat/die feit(en);
art 10a lid I ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te (adres), in elk
geval in Nederland,
twee wapens van categorie III, te weten een riotgun/hagelgeweer
(merk Winchester, type Marine, kaliber 12) en/of een kogelgeweer (merk Lebel, model 1886) en/of munitie van categorie III, te weten 3 patronen (merk Browning, type Brenneke, kaliber 12) en/of 11 patronen (merk Browning, hagel kaliber 12, lengte 65mm) en/of 15 (volmantelkogel)patronen (merk Hirtenberger, 9mm)
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(aangetroffen in woning [adres] )
art 26 lid I Wet wapens en munitie
4.
TEN EERSTE:
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te (adres), in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een (zee)container op
het perceel aan de [adres] , althans een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
EN/OF
TEN TWEEDE
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te (adres), in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 21 kg hennep(toppen/gruis) in een loods op het perceel aan de [adres] en/of
- 10 kg hennep(gruis) in een loods aan de [adres]
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
5.
hij op of omstreeks 6 februari 2011 te (adres), in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, een voorwerp, te weten een (contant) geldbedrag van ongeveer 20.000
euro heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet
en/of van dat/die (bovengenoemde) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl
hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden dat dat/die (bovengenoemde) voorwerp(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(aangetroffen in woning [adres] )
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te (adres), tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig
heeft gehad ongeveer 250 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
(aangetroffen in woning [adres] )
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet