beslissing van de meervoudige kamer d.d. 17 februari 2012
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[TBS gestelde]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in [adres].
1 De stukken
Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 21 december 2011, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna TBS) met één jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [TBS gestelde];
- het rapport van FPC (naam) d.d. 22 november 2011, waarin het advies van de inrichting is vermeld;
- het advies d.d. 4 november 2011 van psychiater [naam psychiater];
- het advies d.d. 22 november 2011 van psycholoog [naam psycholoog]
2 De procesgang
Bij vonnis van de rechtbank Breda van 24 november 2005 is [TBS gestelde], wegens overtreding van de artikelen 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 2c van de Opiumwet en artikel 13 van de Wet Wapens en Munitie veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf en TBS met voorwaarden.
De TBS is op 27 januari 2006 aangevangen. Op 11 oktober 2007 heeft de officier van justitie gevorderd dat [TBS gestelde] alsnog van overheidswege wordt verpleegd, omdat hij zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank Breda heeft deze vordering bij beslissing van 20 december 2007 afgewezen. De officier van justitie heeft tegen deze beslissing appèl ingesteld. Het Hof Arnhem heeft bij beslissing van 17 februari 2009 beslist dat de TBS met voorwaarden werd voortgezet. Door het Hof werd een voorwaarde toegevoegd, te weten het innemen van voorgeschreven medicatie.
Op 14 december 2007 heeft de officier van justitie een verlenging van de TBS gevorderd met een termijn voor de duur van twee jaar. De rechtbank Breda heeft de beslissing op deze vordering aangehouden in verband met het hoger beroep inzake de vordering tot omzetting van de TBS.
De TBS met voorwaarden is bij beslissing van 30 maart 2009 verlengd met twee jaar en omgezet naar een TBS met dwangverpleging. De TBS is bij beslissing van 2 februari 2010 verlengd met één jaar en bij beslissing van 11 februari 2011 nogmaals met één jaar.
De officier van justitie heeft thans gevorderd de TBS met dwangverpleging te verlengen met een termijn van de duur van één jaar.
Tijdens het onderzoek in de openbare raadkamer van de rechtbank van 3 februari 2012 is de officier van justitie, mr. J.F.C. Janssen, gehoord. Tevens is [TBS gestelde] gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle. Voorts is de getuige-deskundige [naam getuige deskundige], psychiater, ter zitting gehoord.
3 Gemaximeerde TBS?
Jurisprudentie Hof Arnhem
De officier van justitie heeft ter zitting de vraag aan de orde gesteld of er - in het licht van recente jurisprudentie van het Hof Arnhem - sprake is van een zogenaamde gemaximeerde TBS. Gelet op het criterium van artikel 38e lid 1 Sr is de TBS gemaximeerd tot vier jaar, tenzij er sprake is van een zogenoemd ‘geweldsmisdrijf’. Ten aanzien van een verbale of schriftelijke bedreiging heeft het Hof Arnhem in het arrest van 30 mei 2011 (LJN BQ6616) geoordeeld dat voor het aannemen van een dergelijk ‘geweldsmisdrijf’ is vereist dat de bedreiging is voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal handelen dat naar zijn aard agressief is jegens de bedreigde.
In artikel 359 lid 7 en 8 Sv is bepaald dat een vonnis waarbij een TBS-maatregel met verpleging wordt opgelegd ter zake van een zogenoemd ‘geweldsmisdrijf’, dit aangeeft onder opgave van redenen, op straffe van nietigheid. De rechtbank Breda heeft in haar vonnis van 24 november 2005 geen overweging gewijd aan dit artikel. De rechtbank was daar overigens niet toe gehouden, nu op dat moment TBS met voorwaarden werd opgelegd en eerst bij beslissing van 30 maart 2009 verpleging van overheidswege is opgelegd. De rechtbank zal daarom zelfstandig beoordelen of in de onderhavige zaak sprake is van een gemaximeerde TBS-maatregel. Deze beoordelingsvrijheid komt de verlengingsrechter, gelet op het genoemde arrest van het Hof Arnhem, ook toe.
[TBS gestelde] is bij vonnis van 24 november 2005 veroordeeld voor vijf feiten, waarvan – gelet op artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr – enkel voor feit 1, de overtreding van artikel 285 Sr, een TBS-maatregel kan worden opgelegd. Bewezen verklaard is dat [TBS gestelde] in de periode van 27 mei 2005 tot en met 1 juni 2005 zijn moeder meermalen verbaal heeft bedreigd met de dood.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat uit de bewijsmiddelen uit het eindproces-verbaal van politie van destijds volgt dat er niet alleen sprake is geweest van een mondelinge bedreiging, maar dat [TBS gestelde] ook kort na één van de vele mondelinge bedreigingen een ruit van de woning van zijn moeder heeft ingeslagen om zijn bedreiging kracht bij te zetten. De mondelinge bedreigingen zijn, gelet op deze feiten en omstandigheden uit het strafdossier, gevolgd door niet-verbaal handelen dat naar zijn aard agressief is jegens de bedreigde. De rechtbank neemt bovendien in haar vonnis van 24 november 2005 de conclusies van de rapporten Pro Justitia over en daarin wordt een link gelegd naar eerdere agressie. Voorts is het incident met [TBS gestelde] in de kliniek (naam kliniek) dermate ernstig geweest, dat er zelfs is toegestaan om met een arrestatieteam de kliniek binnen te vallen. De officier van justitie is dan ook van mening dat er sprake is van een ‘geweldsmisdrijf’ als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr. Dit betekent dat de TBS van [TBS gestelde] niet gemaximeerd is tot vier jaar en dat de rechtbank dient te beslissen over de vordering tot verlenging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de TBS van [TBS gestelde] wel gemaximeerd is tot een termijn van vier jaar, dat deze maatregel dus al te lang heeft voortgeduurd en dat de vordering tot verlenging van de TBS om die reden moet worden afgewezen. Van belang is dat de moeder van [TBS gestelde] aangifte heeft gedaan, maar dat [TBS gestelde] zich van begin af aan op het standpunt heeft gesteld dat de bedreigingen niet hebben plaatsgevonden. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de verdediging naar het arrest van 9 augustus 2011 van het Hof Arnhem (LJN BR4976). Deze zaak betrof ook een verbale bedreiging, maar dan in de context van stalking. Een feit als stalking of belaging is zo persoonlijk en bedreigend dat, als we dit vergelijken met de casus die thans voorligt, aldus de verdediging, deze niet te vergelijken zijn. De vernieling waarop de officier van justitie wijst, heeft betrekking op het vernielen van een ruit en heeft dan ook geen betrekking op iets wat de moeder van [TBS gestelde] aangaat. Ten aanzien van het ‘niet-verbaal handelen’ noemt het Hof twee voorbeelden, te weten het tonen van een wapen of het met een auto inrijden op een persoon. De incidenten waarvoor [TBS gestelde] veroordeeld is, zijn van een heel andere orde.
Het Hof Arnhem heeft voorts in het arrest van 9 augustus 2011 geoordeeld dat voor het beoordelen van de vraag of sprake is van een gemaximeerde TBS slechts bepalend is de bewezenverklaring in het vonnis en niet het strafblad of andere stukken uit het strafdossier. Het eindproces-verbaal van politie in de zaak waarvoor TBS is opgelegd mag in de beoordeling van de rechtbank geen rol spelen. Slechts de bewezenverklaring en de bewijsmiddelen mogen worden gebruikt. Het incident in (naam kliniek) is gedateerd. Bovendien staat niet vast dat dit een bedreiging als bedoeld in artikel 285 Sr is geweest. Ook dit incident dient bij de beoordeling van de rechtbank niet te worden meegenomen.
Het oordeel van de rechtbank
Het Hof Arnhem heeft geoordeeld dat voor het beoordelen van de vraag of sprake is van een ‘geweldsmisdrijf’ slechts bepalend is de bewezenverklaring en de in de rechterlijke beslissing opgenomen bewijsmiddelen en niet het strafblad of andere stukken uit het strafdossier. Het vonnis van deze rechtbank van 24 november 2005 betreft een verkort vonnis als bedoeld in artikel 365a, eerste lid, Wetboek van Strafvordering (Sv), zodat in het vonnis geen bewijsmiddelen zijn opgenomen. Het vonnis geeft dan ook geen eenduidig antwoord op de vraag of er sprake is geweest van een ‘geweldsmisdrijf’. De rechtbank ontkomt er dan ook niet aan om enig beperkt dossieronderzoek te verrichten.
Aangeefster [naam aangeefster] verklaart in haar aangifte d.d. 1 juni 2005 dat op 31 mei 2005, omstreeks 21.00 uur, [TBS gestelde] aanbelde. Toen aangeefster hem niet binnen liet, hoorde zij een knal en glasgerinkel en zag zij dat hij uithaalde en met zijn vuist door de ruit naar binnen sloeg. Zeer kort daarna, op 1 juni 2005 omstreeks 00:30 uur, heeft [TBS gestelde] richting zijn moeder bedreigingen geuit als “ik kom je zo je strot doorsnijden”, één van de bedreigingen waarvoor [TBS gestelde] onder feit 1 is veroordeeld. [TBS gestelde] is voor het vernielen van de ruit eveneens veroordeeld bij vonnis van 24 november 2005 (feit 2). Hieruit volgt dat de bedreigingen direct zijn voorafgegaan door geweldshandelingen zoals het breken van de ruit, hetgeen naar zijn aard agressief is geweest in de richting van de moeder van [TBS gestelde].
Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve voldaan aan het criterium van artikel 38e lid 1 Sr voor een ‘geweldsmisdrijf’, zoals dit in de recente jurisprudentie van het Hof Arnhem wordt uitgelegd. De TBS van [TBS gestelde] is derhalve niet gemaximaliseerd. De rechtbank zal dan ook een inhoudelijke beslissing nemen over de vordering tot verlenging van de TBS.
4 Het advies van de TBS-instelling
De TBS-instelling (naam instelling) heeft geadviseerd de TBS te verlengen met twee jaar.
De TBS-instelling heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
[TBS gestelde] heeft van het behandelaanbod slechts in beperkte mate geprofiteerd. In (naam kliniek) en in (naam TBS-instelling) kwam hij steeds tot recidive in de vorm van vernielingen. [TBS gestelde] is in staat het geleerde toe te passen zolang daarop gestuurd wordt door zijn woonbegeleiders. Het recidivegevaar ten aanzien van het slachtoffer van het TBS indexdelict is nihil, nu de moeder van [TBS gestelde] is overleden. Vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek zijn echter nog steeds intense gevoelens van boosheid, zij het in mindere mate, aanwezig. Gezien de onvoldoende beïnvloedbare gestoorde impulsregulatie en de hechtingsproblematiek zou het fysiek agressieve gedrag zich ook binnen andere intieme relaties kunnen openbaren.
Het risicomanagement zal dan ook zeer langdurig nodig zijn. Er moet een duidelijke en overzichtelijke omgeving worden aangeboden, met aandacht voor een regelmatige daginvulling en een vertrouwd professioneel netwerk. Binnen de structuur van een instelling kan [TBS gestelde] relatief goed functioneren. Een goed begeleide resocialisatiefase is echter noodzakelijk om de drang om middelen te gebruiken te leren weerstaan en om daadwerkelijke uitdaging op het gebied van emotie-agressieregulatie te bieden. Resocialisatie dient te verlopen van een gesloten naar een open voorziening als een RIBW en Forensische Psychiatrisch Toezicht, waarbij de verslavingszorg intensief betrokken wordt. Om de nu ingezette resocialisatie vanuit de kliniek verder te kunnen opstarten pleit de TBS-instelling voor een verlenging met twee jaar. Een voorwaardelijke beëindiging van de TBS is onwenselijk gezien de hechtingsproblematiek, de randpsychotische kwetsbaarheid en de intensieve begeleidingsbehoefte.
Ter zitting heeft de getuige-deskundige, psychiater [naam psychiater], ten aanzien van het advies van de TBS-instelling een ander standpunt ingenomen. De getuige-deskundige heeft verklaard dat hij zich kan vinden in de rapporten van psychiater [naam psychiater] en psycholoog [naam psycholoog]. Verlenging van de TBS met één jaar acht de getuige-deskundige voldoende en onderzocht kan worden of de dwangverpleging voorwaardelijk beëindigd kan worden. De getuige-deskundige heeft verklaard dat hij [TBS gestelde] pas sinds augustus 2011 kent en dat hij slechts bij de totstandkoming van het laatste gedeelte van het rapport betrokken is geweest. Dit maakt dat hij nu iets anders tegen het advies aan kijkt. In de TBS-instelling onderschrijft men zijn oordeel, aldus de getuige-deskundige.
Wel bevestigt de getuige-deskundige dat, wanneer de TBS zou worden beëindigd, het recidiverisico zeer snel zal toenemen, omdat [TBS gestelde] dan slechts wordt teruggeworpen op zijn eigen mogelijkheden. De kans is groot dat het middelengebruik dan zal toenemen en dan kan er gevaar voor fysiek geweld richting zowel goederen als personen zijn.
De getuige-deskundige meldt dat [TBS gestelde] zich op dit moment goed begeleidbaar opstelt. Nieuwe medicatie zorgt voor een stabiel beeld. Vanwege een vertraagde aangifte tegen [TBS gestelde] is het op dit moment niet mogelijk om verloven aan te vragen en dit heeft het resocialisatietraject vertraagd. Wel hebben er eerdere verloven plaatsgevonden, waarbij geen problemen zijn opgetreden. Er zijn in overleg met de Reclassering Utrecht reeds contacten gelegd met de forensische kliniek (naam kliniek) in Utrecht.
5 Het advies van de externe gedragsdeskundigen
Psychiater [naam psychiater] heeft in het rapport d.d. 4 november 2011 geadviseerd de TBS te verlengen met een termijn voor de duur van één jaar, met aanhouding van de beslissing inzake de beëindiging van de dwangverpleging, om de reclassering te laten onderzoeken of de dwangverpleging voorwaardelijk beëindigd kan worden.
De psychiater acht in een situatie van abstinentie van harddrugs, matig alcoholgebruik en inbedding in een maatschappelijke context met begeleiding, de kans op ernstige fysieke agressie tegen personen laag, de kans op mildere geweldsincidenten als verbale agressie of agressie naar goederen matig hoog. De meeste veroordelingen in het verleden vonden plaats in de sociaal-emotionele context van de relatie tussen [TBS gestelde] en zijn moeder. Deze situatieve factor is volledig weggevallen door het overlijden van zijn moeder in 2010.
Deze risico-inschatting is lager dan de inschatting van de TBS-instelling. De psychiater is van mening dat de resocialisatie op onnodige wijze is vertraagd door de afhandeling van de aangifte en de reactie op een incident in de kliniek, het vernielen van een deur.
Verdere behandeling in de kliniek lijkt op dit moment geen toegevoegde waarde te hebben. De resocialisatie moet worden doorgezet, maar dient wel goed begeleid te worden. De psychiater adviseert dan ook de reclassering te verzoeken een begeleidingsplan op te stellen voor een voorwaardelijk beëindigde TBS. Mocht de reclassering concluderen dat een voorwaardelijke beëindiging op dit moment nog niet is vorm te geven, dan adviseert de psychiater om de reclassering toch al bij de behandeling te betrekken met als doel over een jaar te komen tot een voorwaardelijke beëindiging van de TBS.
Psycholoog [naam psycholoog] heeft in het rapport d.d. 22 november 2011 geadviseerd de TBS te verlengen met een termijn voor de duur van één jaar.
De psycholoog acht in de huidige TBS-context het gevaar van op goederen gerichte agressie en op personen gerichte agressie matig. Dit risico neemt toe als de TBS-maatregel zou wegvallen. Ook de psycholoog acht zijn bevindingen ten aanzien van risicotaxatie beduidend milder dan de bevindingen van de TBS-instelling. De psycholoog kan zich vinden in de overwegingen van de instelling met betrekking tot resocialisatie, maar is van mening dat deze met de nodige voortvarendheid moet worden ingezet. Evenals de psychiater acht de psycholoog het terugdraaien van de begeleide verloven onnodig zwaar. Voorwaardelijke beëindiging van de TBS heeft de beste kans van slagen na een succesvol jaar van resocialisatie met plaatsing buiten de beveiligde zone of een forensische RIBW, zodat de psycholoog nu een verlenging met één jaar adviseert. Voorwaardelijke beëindiging van de TBS behoort volgens de psycholoog tot de mogelijkheden, maar een en ander zou ook te snel kunnen gaan, met als mogelijk gevolg dat er stappen achteruit worden gezet.
6 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting de vordering aangepast, gelet op hetgeen de getuige-deskundige ter zitting heeft verklaard. Zowel de TBS-instelling als de externe gedragsdeskundigen concluderen dat onderzoek naar voorwaardelijke beëindiging van de TBS reeds nu kan plaatsvinden. De officier van justitie houdt vast aan de vordering tot verlenging van de TBS met één jaar, maar met toepassing van artikel 509t, vijfde lid, Sv. De officier van justitie verzoekt dan ook de zaak aan te houden voor de duur van drie maanden om onderzoek te doen naar de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
7 Het standpunt van de verdediging
[TBS gestelde] heeft ter zitting verklaard dat het redelijk met hem gaat. [TBS gestelde] is van mening dat de verlenging veel te zwaar is, mede omdat vorig jaar is gezegd dat hij binnen een jaar zou resocialiseren. Op dit moment wordt er in de TBS-instelling weinig aan resocialisatie gedaan.
De verdediging verzoekt primair de vordering af te wijzen en voert daartoe – kort samengevat – het volgende aan. De getuige-deskundige verklaart ter zitting dat hij de rapporten van psychiater [naam psychiater] en psycholoog [naam psycholoog] ondersteunt. De bedreiging betrof een strikt persoonlijk feit, gericht tegen zijn moeder. In één van de rapporten staat dat [TBS gestelde] een ambivalente relatie met zijn moeder had. Moeder is in 2010 overleden, zodat die relatie niet meer bestaat. Gelet op het strikt persoonlijke karakter van de bedreiging, onder verwijzing naar pagina 10 van het rapport van [naam psycholoog], is van belang dat [TBS gestelde] nimmer fysieke agressie tegen personen heeft laten zien. Op pagina 16 en 17 van het rapport van [naam psycholoog] wordt gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat [TBS gestelde] zijn fysieke agressie direct op personen richt. Het risico van gewelddadig gedrag tegen personen kan als gering worden beschouwd. Daarmee is niet aan de eis voldaan voor verlenging van de TBS dat er gevaar voor geweld tegen personen moet zijn. [TBS gestelde] heeft al eerder verloven gehad en tijdens die verloven heeft zich geen enkel incident voorgedaan.
Subsidiair sluit de verdediging zich aan bij het advies van psychiater [naam psychiater]. Onderzocht moet worden of de verpleging van overheidswege niet voorwaardelijk beëindigd kan worden. De verdediging verzoekt dan ook de beslissing voor drie maanden aan te houden en te laten onderzoeken of een voorwaardelijke beëindiging tot de mogelijkheden behoort.
8 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden en formaliteiten voor een TBS-verlenging is voldaan. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen de verlenging van de TBS-maatregel eist. Zowel de getuige-deskundige als de beide externe gedragsdeskundigen zijn van mening dat het recidiverisico binnen de huidige setting van de TBS-kliniek laag is, maar dat dit risico zeer snel zal toenemen wanneer de TBS-maatregel nu zou worden beëindigd. De externe gedragsdeskundigen hebben weliswaar gesteld dat er vanuit het verleden geen aanwijzingen zijn dat [TBS gestelde] zijn fysieke agressie patroonmatig direct op personen richt, maar de psychiater [naam psychiater] vermeldt daar uitdrukkelijk bij dat het lage recidiverisico voor geweld tegen personen geldt voor een situatie van abstinentie van harddrugs, matig alcoholgebruik en enige inbedding in een maatschappelijke context en begeleiding. De rechtbank is met de beide gedragsdeskundigen van oordeel dat een dergelijke stabiele situatie zich niet voordoet wanneer de TBS-maatregel op dit moment beëindigd wordt.
De getuige-deskundige heeft bovendien ter zitting verklaard dat [TBS gestelde], wanneer hij nu op straat komt te staan, wordt teruggeworpen op zijn eigen mogelijkheden. Dan is de kans groot dat hij in contact komt met mensen die hem middelen verstrekken en dan is de kans op gevaar voor zowel fysiek als verbaal geweld richting personen wel degelijk aanwezig.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de TBS nog wordt verlengd met 1 jaar. Het traject van resocialisatie is op dit moment nog onvoldoende ingezet. [TBS gestelde] heeft zelf ter zitting aangegeven dat hij zich er van bewust is dat het incident in de kliniek niet in zijn voordeel heeft gewerkt. Uit de rapportage van de TBS-kliniek blijkt dat [TBS gestelde] zich ook een periode van het afgelopen jaar onbegeleidbaar heeft opgesteld, hetgeen de resocialisatie niet heeft bevorderd.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat de kans op het gevaar voor de veiligheid van personen is verminderd en dat het van het grootste belang is dat het resocialisatietraject voortvarend wordt ingezet en dat reeds nu door de reclassering moet worden bezien of voorwaardelijke beëindiging van de TBS mogelijk is. De rechtbank zal daarom ingevolge artikel 509t, vijfde lid, Sv haar beslissing omtrent de beëindiging van de dwangverpleging drie maanden aanhouden om te laten onderzoeken of de TBS voorwaardelijk beëindigd kan worden.
9 De toepasselijke wetsartikelen
De beslissing berust op de artikelen 38, 38a, 38e en 38g van het Wetboek van Strafrecht en artikel 509t van het Wetboek van Strafvordering.
10 De beslissing.
De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van met één jaar;
- houdt de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging aan voor een periode van maximaal drie maanden;
- bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat op 23 april 2012 te 15.15 uur;
- beveelt de oproeping van [TBS gestelde], diens raadsman en de getuige-deskundige [naam psychiater] tegen die datum.
Deze beslissing is gegeven door mr. Van Gessel, voorzitter, mrs. Lameijer en Weerkamp, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Riemens en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 februari 2012.