ECLI:NL:RBBRE:2012:BV7195

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-800129-11
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Schoorlemmer
  • A. Vos
  • J. van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en flessentrekkerij door verdachte in Breda

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 29 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van oplichting en flessentrekkerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2009 tot en met 6 mei 2010 meerdere slachtoffers heeft opgelicht door hen te misleiden met valse voorwendselen en leugens. De verdachte heeft zich voorgedaan als een bonafide afnemer met voldoende financiële middelen, terwijl hij in werkelijkheid niet in staat was om zijn verplichtingen na te komen. De rechtbank heeft verschillende feiten bewezen verklaard, waaronder het oplichten van [slachtoffer 1] voor een bedrag van € 19.600,- en het niet betalen van goederen en diensten aan diverse andere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], en [slachtoffer 12]. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van bepaalde feiten besproken, maar heeft deze verweren verworpen. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de zaak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en heeft daarnaast schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft benadrukt dat het handelen van de verdachte niet alleen financiële schade heeft veroorzaakt, maar ook het vertrouwen in het economisch verkeer heeft geschaad.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/800129-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
gedetineerd in PI Haaglanden te Zoetermeer
raadsman mr. Bosch, advocaat te Rotterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 februari 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Gimbrère, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van die behandeling, maar ook naar aanleiding van de behandeling van de zaak op de zittingen van 12 mei 2011, 14 juli 2011, 4 oktober 2011 en 6 december 2011.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a,van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. in de periode van 1 november 2009 tot en met 6 mei 2010 [slachtoffer 1] heeft opgelicht door dat bedrijf en/of die persoon te bewegen tot de afgifte van € 19.600,--, een koelkast en diepvrieskist en tot het verrichten van werkzaamheden;
2. in de periode van 1 november 2009 tot en met 6 mei 2010 [slachtoffer 2] heeft opgelicht door dat bedrijf of die persoon te bewegen tot afgifte van een bedrag van € 11700,- en tot het verrichten van diverse diensten ter waarde van € 23.952,07;
3. in de periode van 1 januari 2010 tot en met 7 mei 2010 er een beroep of gewoonte van heeft gemaakt om goederen te kopen zonder deze volledig te betalen, te weten;
3.1 levensmiddelen met een totale waarde van € 8.912,73 bij [slachtoffer 3]
3.2 levensmiddelen met een totale waarde van € 9.950,39 bij [slachtoffer 4];
3.3 een airconditioning/verwarmingcombinatie ter waarde van € 5.074,08 bij [slachtoffer 5];
3.4 een ring, een armband, een kraal en een horloge met een totale waarde van € 135,63 exclusief BTW bij [slachtoffer 6];
3.5 een espressoapparaat, een wasautomaat en een LCD-scherm met een totale waarde van € 1.735,- bij [slachtoffer 7];
3.6 een collier, oorbellen en een hanger met een totale waarde van € 4255,- bij [slachtoffer 8]
4. in de periode van 17 februari 2010 tot en met 6 mei 2010 [slachtoffer 9] en/of een medewerker heeft opgelicht door het reisbureau zonder voorafgaande aanbetaling twee reizen te laten boeken;
5. in de periode van februari 2009 tot en met 6 mei 2010 [slachtoffer 10] heeft opgelicht voor een geldbedrag van € 45.000,- ;
6. in de periode van 1 maart 2010 tot en met 6 mei 2010 gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakte offerte ;
7. in de periode van 1 februari 2010 tot en met 31 december 2010 [slachtoffer 11] heeft opgelicht voor een bedrag van €11.000,-;
8. in de periode van 1 april 2010 tot en met 6 mei 2010 [slachtoffer 12] heeft opgelicht voor een bedrag van € 4.165,- door dit bedrijf advertenties te laten verzorgen ten behoeve van de onderneming van verdachte
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft aangevoerd dat de officier van justitie ten aanzien van feit 8 niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vervolging omdat zij op een eerdere zitting de toezegging heeft gedaan dat de wijzigingen in de dagvaarding slechts kleine wijzigingen zullen zijn en zij ondanks die toezegging toch nog dit verwijt in de dagvaarding heeft opgenomen. De raadsman is van oordeel dat de officier van justitie hiermee het vertrouwensbeginsel heeft geschonden.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De mededeling zoals die door de officier van justitie ter zitting van 14 juli 2011 is gedaan, houdt niet de toezegging in dat verdachte terzake van het thans onder 8 tenlastegelegde niet zal worden vervolgd. Haar mededeling hield in dat er niet meer benadeelden aan de tenlastelegging zouden worden toegevoegd, zodat de raadsman zijn verdedigingsstrategie kon bepalen. Wat er van die afspraak zij, schending daarvan betekent niet dat de officier van justitie thans niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in haar vervolging van dit feit. De concepttekst van de huidige tenlastelegging is op voorhand aan de verdediging toegezonden en gelet op het verhandelde ter terechtzitting heeft de verdediging zich op dit onderdeel van de tenlastelegging adequaat kunnen voorbereiden. Uit het voorgaande volgt dat de gestelde schending van de gemaakte afspraak niet tot niet-ontvankelijkheid leidt.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2 De bewijsoverwegingen
Vrijspraak
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder de feiten 2, 5 en 6 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank zal de feiten achtereenvolgend bespreken.
Feit 2
Met betrekking tot dit feit bevindt zich een aangifte in het dossier van [slachtof[slachtoffer 2]]. Verdachte heeft ontkend dit feit te hebben gepleegd.
Ten aanzien van het geleende bedrag ad € 11.700,- heeft aangever een schuldbekentenis overgelegd. Deze schuldbekentenis kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot bewijs dienen voor het bestaan van de geldlening. Blijkens het rapport van NFI opgemaakt naar aanleiding van het onderzoek naar de echtheid van de handtekening onder de schuldbekentenis, is het veel waarschijnlijker dat de handtekening een vervalsing is van de handtekening van verdachte dan dat het een echte handtekening van verdachte is. Ook anderszins is niet komen vast te staan dat aangever in de periode van 24 december 2009 tot en met 28 april 2010 daadwerkelijk geldbedragen ter beschikking heeft gesteld aan verdachte. In de brief van verdachte van 14 juli 2010, waarin verdachte in gaat op zijn schuld aan [slachtoffer 13] wordt evenmin gewag gemaakt van de gestelde geldlening.
Omdat de aangifte van [slachtoffer 13] op dit punt niet door enig ander bewijsmiddel wordt gesteund en de verdachte uitdrukkelijk ontkent dat hij geld heeft geleend dient de rechtbank verdachte reeds hierom van dit onderdeel vrij te spreken.
Ook ten aanzien van het verrichten van diverse diensten ter waarde van € 23.952,07 acht de rechtbank onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte heeft [slachtoffer 13] eerder opdracht verleend tot het leegmaken van een vetput. [slachtoffer 13] heeft deze opdracht uitgevoerd en verdachte heeft daarvoor betaald. Later heeft verdachte [slachtoffer 13] opdracht gegeven tot het uitvoeren van werkzaamheden in de winkel van verdachte; deze werkzaamheden werden aanvankelijk ook betaald. Bij het verlenen van de opdracht heeft verdachte aangegeven dat hij geen offerte hoefde. Zo deelde verdachte mee: ‘Ik heb een loterij gewonnen in Frankrijk en Duitsland. Geld is geen probleem.’ De rechtbank acht deze mededeling van verdachte onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De gedragingen van verdachte achteraf (waaronder het tonen van een overschrijvingsformulier en het telefoontje van [slachtoffer 11]), kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet meegewogen worden. Deze gedragingen hebben immers pas plaatsgevonden nadat [slachtoffer 13] zijn diensten had verricht en kunnen [slachtoffer 13] derhalve niet hebben bewogen tot het verrichten van die diensten.
De verdachte dient derhalve ook van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
Feit 5
[slachtoffer 10] heeft verdachte via een datingsite op internet leren kennen. [slachtoffer 10] was erg verliefd op verdachte, zo verklaart zij zelf. Verdachte vertelde zielige verhalen aan [slachtoffer 10], waardoor zij medelijden met hem kreeg. De zwakke plek van [slachtoffer 10] werd geraakt en verdachte speelde hierop in. Gelet op de relatie die er tussen verdachte en [slachtoffer 10] was ontstaan en de zielige verhalen waarmee verdachte bij haar medelijden opwekte, is de rechtbank van oordeel dat het waarschijnlijker is te achten dat de affectieve relatie met verdachte [slachtoffer 10] ertoe heeft bewogen om verdachte telkens geld te geven dan dat [slachtoffer 10] dit heeft gedaan onder invloed van de in de tenlastelegging opgesomde mededelingen, het samenweefsel van verdichtsels, van verdachte. Nu het “inspelen” van verdachte op de gevoelens van [slachtoffer 10] niet is opgenomen in de tenlastelegging en het waarschijnlijker is te achten dat juist de affectieve relatie heeft geleid tot afgifte van geldbedragen tot een totaal bedrag van ongeveer € 45.000,-, acht de rechtbank het feit zoals ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet vastgesteld kan worden of verdachte zijn handtekening onder de offerte heeft geplaatst. Hiermee kan aldus niet worden bewezen dat verdachte met opzet gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste offerte.
Bewezenverklaring
Oplichting
De rechtbank acht de feiten ten laste gelegd onder de nummers 1, 4, 7 en 8 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De verdediging heeft ten aanzien van deze feiten (te weten de feiten 1, 4, 7 en 8) aangevoerd dat bij verdachte het voor oplichting vereiste opzet ontbreekt. Er zou sprake zijn geweest van een onverantwoorde bedrijfsvoering waarbij de schulden zich opstapelden en het ene gat met het andere werd gedicht. Er zou geen sprake zijn van opzet gericht op wederrechtelijke bevoordeling. De rechtbank kan zich niet vinden in het standpunt van de verdediging en overweegt daartoe het volgende.
Uit het onderzoek ter zitting blijkt dat verdachte bij zijn slachtoffers telkens op vergelijkbare wijze het vertrouwen won. Verdachte betaalde bijvoorbeeld aan leveranciers in eerste instantie facturen en gaf hen goederen cadeau. Na verloop van tijd bleven de betalingen uit. Verdachte deelde de aangevers mee dat hij in Frankrijk of Duitsland in de lotto of toto grote geldbedragen had gewonnen en dat dit geld op een later tijdstip zou vrijkomen. Voorts deelde hij mee bij de commando’s te hebben gediend en dat hij een beschermd persoon was waardoor hij geen bankrekening zou kunnen openen. Ook zei hij het geleende geld te zullen investeren in een spijkerbroekenhandel waarmee veel geld te verdienen zou zijn. Deze gedragingen en uitlatingen van verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank te beschouwen als een samenweefsel van verdichtsels en creëerden een imago van verdachte als bonafide afnemer met voldoende draagkracht.
Verdachte heeft leugens en smoesjes verspreid. Uit niets is gebleken dat één van deze mededelingen de waarheid betrof. Verdachte heeft geen tonnen of miljoenen in de lotto of toto gewonnen noch als infiltrant bij de commando’s gediend, zo blijkt uit onderzoek daarnaar. Ook voor zijn verklaring dat hij met de spijkerbroekenhandel veel geld zou hebben verdiend dan wel kunnen verdienen, is geen enkel aanknopingspunt gevonden en verdachte heeft zijn gestelde betrokkenheid bij een spijkerbroekenhandel alsook de gestelde grote daarmee behaalde en nog te behalen winsten op geen enkele wijze willen toelichten of onderbouwen. De rechtbank acht deze verklaring daarom volstrekt onaannemelijk. Door het vertellen van deze leugens en smoesjes en het zich voordoen als een bonafide afnemer heeft verdachte het vertrouwen van de aangevers gewonnen, zodat zij, ondanks het uitblijven van betalingen, de levering van goederen en het aangaan van leningen continueerden. De rechtbank acht het opzet aldus bewezen. Met de raadsman is de rechtbank evenwel van oordeel dat alle beloften, smoesjes en leugens, gedaan na de afgifte van geld, goederen of diensten niet kunnen bijdragen tot bewijs van het bewegen tot afgifte van goederen of het verrichten van diensten.
De rechtbank zal in het navolgende de bewezenverklaarde feiten afzonderlijk bespreken.
Feit 1
De verdediging heeft de juistheid van de factuur met betrekking tot de diepvries en de koelkast in twijfel getrokken.
Uit het verhoor van aangever bij de rechter-commissaris blijkt evenwel dat verdachte degene is geweest die de diepvries en koelkast heeft besteld. Nadat betaling uitbleef, heeft aangever een hierop betrekking hebbende factuur ook aan [slachtoffer 11] en [slachtoffer 14] verzonden. Dit betekent niet dat de aan verdachte verzonden factuur onjuist is en verdachte niet zou kunnen worden aangemerkt als degene die aangever bewogen heeft tot afgifte van de goederen. Dit verweer treft aldus naar het oordeel van de rechtbank geen doel.
Voorts staat naar het oordeel van de rechtbank het uitoefenen van het recht op revindicatie van de diepvries niet in de weg aan bewezenverklaring van dit onderdeel. De diepvries is door verdachte onder valse voorwendselen besteld en door aangever geleverd. Op het moment van de koop had verdachte het oogmerk om de diepvries aan te schaffen zonder daarvoor te betalen. Ook indien zou komen vast te staan dat de verkopende partij achteraf het recht op revindicatie heeft uitgeoefend omdat de factuur onbetaald bleef dan staat dat aan een bewezenverklaring ter zake oplichting niet in de weg.
Ook het gegeven dat aangever lichtvaardig € 10.000,- aan verdachte zou hebben gegeven als investering in een spijkerbroekenhandel met een ongeloofwaardig hoog rendement, staat aan bewezenverklaring van oplichting niet in de weg. Bij arrest van 4 april 2006 (LJN AU5719) heeft de Hoge Raad overwogen dat artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht niet meer eist dan dat het slachtoffer in concreto is bedrogen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is nu [slachtoffer 1], bewogen door de valse mededelingen van verdachte, geld heeft geïnvesteerd en daar niets van heeft teruggekregen.
Feit 4
Uit de aangifte van een medewerkster van het reisbureau [slachtoffer 9] blijkt dat verdachte eerder geboekte reizen betaalde. Vervolgens heeft verdachte de reis naar Italië geboekt, waarbij hij aangaf dat hij de lotto in Duitsland had gewonnen. Hierbij toonde hij ook zijn pasje van de lotto en heeft hij samen met de medewerker een uitslag op internet bekeken. Verdachte zou het geld van deze lotto overmaken zodra hij dit geld op zijn rekening had ontvangen. De rechtbank acht dit voldoende voor het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten het betalen van eerdere reizen en de belofte ook deze reis te zullen betalen waardoor hij zich uitgaf als een bonafide koper, en tevens een samenweefsel van verdichtsels, te weten de leugens betreffende het winnen van de lotto en het aanwenden van de opbrengsten ervan om de reissom te betalen. Dit geldt ook ten aanzien van de reis naar Lissabon. Dat het reisbureau de reis vervolgens na het uitblijven van betaling heeft geannuleerd, zulks overigens slechts 1 dag vóór de geplande vertrekdatum, neemt niet weg dat verdachte door zijn leugens het reisbureau heeft bewogen tot het boeken van de reizen en het voorschieten van de verplichte eerste betalingstermijn voor de reis, waardoor het reisbureau is gedupeerd.
Feit 7
[slachtoffer 11] heeft op 3 maart 2011 aangifte gedaan van oplichting. Hierbij heeft hij aangegeven dat hij € 5.000,- aan verdachte heeft gegeven als investering in de spijkerbroekenhandel. Verdachte zou dit bedrag verzesvoudigen. Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij dit bedrag van [slachtoffer 11] heeft ontvangen. Namens hem is door advocaat Tieman een brief opgesteld en aan [slachtoffer 11] verzonden waarin verdachte dit bedrag ook erkent verschuldigd te zijn. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 11] door verdachte is opgelicht. Dat verdachte geld aan [slachtoffer 11] zou hebben terug betaald, is ter zitting op geen enkele manier aannemelijk geworden.
[slachtoffer 11] heeft aangegeven dat hij € 11.000,- aan verdachte heeft gegeven, doch dit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld. Noch uit het dossier, noch uit de verklaring van verdachte ter zitting is gebleken van een ander geldbedrag dan de € 5.000,- die voor de spijkerbroekenhandel was bedoeld. In zijn aangifte spreekt [slachtoffer 11] weliswaar over een tweede propositie van verdachte, waarbij aangever € 1.500,- kon investeren in een handel in televisietoestellen, maar onduidelijk is gebleven of [slachtoffer 11] op dit voorstel van verdachte is ingegaan. De stelling dat [slachtoffer 11] op lichtvaardige wijze € 5.000,- aan verdachte heeft gegeven als investering in een wellicht louche spijkerbroekenhandel, staat aan bewezenverklaring van oplichting niet in de weg. Bij uitspraak van 4 april 2006 (LJN AU5719) heeft de Hoge Raad overwogen dat artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht niet méér eist dan dat het slachtoffer in concreto is bedrogen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is.
Feit 8
Blijkens de aangifte heeft verdachte ook bij deze feiten in eerste instanties de rekeningen betaald. Op het moment dat betaling uitbleef en verdachte door [slachtoffer 12] daarop werd aangesproken, verschuilde verdachte zich achter zijn smoesjes; hij zou de lotto in Frankrijk en Duitsland hebben gewonnen en dit geld zou op een later tijdstip worden overgemaakt. Door het aldus opgewekte vertrouwen bleef [slachtoffer 12] zijn opdrachten uitvoeren, terwijl verdachte wist dat hij de rekeningen niet kon betalen. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank bij het verlenen van de opdrachten om advertenties te plaatsen het oogmerk om zichzelf wederrechterlijk te bevoordelen door zich voor te doen als een bonafide afnemer.
Flessentrekkerij (feit 3)
Namens de verdachte is het verweer gevoerd dat bij verdachte, ten tijde van het kopen van de goederen, het oogmerk om die goederen te verkrijgen zonder volledige betaling ontbrak. Het zou slechts gaan om betalingsonmacht.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de leveringen tot maart 2010 heeft betaald, maar dat hij daarna door de tegenvallende bedrijfsresultaten niet meer in staat was om te betalen.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Strafbaar is hij die een beroep of gewoonte maakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betalingen zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren.
Volgens vaste jurisprudentie hoeft niet te worden vastgesteld dat het oogmerk heeft bestaan op het moment van het kopen. Uit het feit van het niet-betalen en de erkenning van verdachte dat hij op verschillende tijdstippen goederen heeft gekocht, zal het oogmerk kunnen worden afgeleid (HR NJ 1959/191).
Uit de aangiften van de toeleveranciers van verdachte en winkeliers en zijn eigen verklaring volgt dat in de ten laste gelegde periode op vele tijdstippen aan verdachte goederen zijn verkocht die door hem niet zijn betaald. Voorts volgt daaruit dat de verdachte door bleef gaan met het bestellen en afnemen van goederen, ook toen hij niet meer in staat bleek die goederen te betalen. Aangevers werden met smoezen door hem aan het lijntje gehouden. Op grond van deze bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte het voor de bewezenverklaring van flessentrekkerij vereiste oogmerk had.
Daar komt bij dat verdachte ter zitting niet heeft willen verklaren waar het geld vandaan kwam waarmee hij de eerste rekeningen van zijn toeleveranciers heeft betaald. Van enig eigen startkapitaal voor zijn winkel is niet gebleken, zoals ook blijkt uit het proces-verbaal bevindingen d.d. 1 juni 2011, pagina 63. Uit de wel betaalde facturen valt af te leiden dat deze grotendeels zijn voldaan door zijn vriendin L. [slachtoffer 14]. Uit haar verklaring volgt dat zij in de loop der tijd grote bedragen aan verdachte ter beschikking heeft gesteld en dat zij thans een omvangrijke vordering heeft op verdachte. Haar verklaring vindt steun in het proces-verbaal van bevindingen 2010092675, d.d. 1 juni 2011, p. 64 en 65. Nadat de facturen niet meer door haar werden voldaan, stopten de betalingen. Verdachte beschikte kennelijk niet meer over middelen, maar bleef wel doorgaan met het aanschaffen van goederen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij inderdaad geen geld had, maar dat hij in afwachting was van geld dat uit de spijkerbroekenhandel zou komen. Hierover heeft verdachte geen enkele nadere mededeling willen doen. Nu evenmin op andere wijze voor de juistheid van zijn verklaring enig aanknopingspunt is gevonden, acht de rechtbank zoals ook hiervoor reeds aangegeven dit verhaal volstrekt onaannemelijk.
Met betrekking tot de door [slachtoffer 1] geleverde aircoverwarming is namens verdachte aangevoerd, dat door het uitoefenen van het recht van revindicatie de koopovereenkomst is ontbonden en dat mitsdien van flessentrekkerij geen sprake kan zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer. Genoemde airco is door verdachte besteld en aan hem geleverd. Op het moment van de koop had verdachte het oogmerk zich de airco te verschaffen zonder daarvoor te betalen. Het misdrijf (in samenhang met de andere onderdelen van het onder 3 tenlastegelegde) is door het uitblijven van de betaling voltooid. Dat de verkopende partij daarna het recht van revindicatie zou hebben uitgeoefend staat aan de bewezenverklaring niet in de weg.
Met betrekking tot de door [slachtoffer 8] juwelier geleverde sieraden is aangevoerd dat er geen koop tot stand zou zijn gekomen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de aangifte en de eigen verklaring van verdachte blijkt dat verdachte de sieraden heeft uitgezocht, dat er een prijs is overeengekomen en dat hij de sieraden geleverd heeft gekregen. Dat verdachte de sieraden niet volgens afspraak heeft betaald, is nu juist hetgeen hem strafrechtelijk wordt verweten. De rechtbank heeft de in de tenlastegelegde periode beperkt tot de periode van
6 maart 2010 (datum aankoop) tot en met 19 mei 2010 (datum aangifte).
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op tijdstippen in de periode van 1 november 2009 tot en met 6 mei 2010 te [plaatsnaam], gemeente Breda, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van 19.600 euro, en een koelkast en een diepvrieskist (ter waarde van 5.789,83 euro, en het verrichten van diverse reparaties/onderhoudswerkzaamheden (ter waarde van 1.214,46 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid
- die [slachtoffer 1] kisten met groente en fruit (waarde circa 100 euro per kist) en diverse levensmiddelen en een televisie en een magnetron kado gegeven, en
- die [slachtoffer 1] verteld dat hij, verdachte, de toto in Frankrijk en/of Duitsland, respectievelijk ter waarde van 6 miljoen euro en/of 1,2 miljoen euro heeft gewonnen en
- die [slachtoffer 1] verteld dat hij, verdachte, als infiltrant bij de commando's had gediend (en daardoor "beschermd burger" te zijn) en derhalve geen bankrekeningen op zijn naam kon zetten en/of openen en
- aan die [slachtoffer 1] 10.000 Euro en 7.000 Euro gevraagd en gezegd: "Geef me 10.000 Euro en 7.000 Euro en ik verdriedubbel dat voor je", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- aldus voorgewend om voornoemde facturen en geleende geldbedragen te betalen/over te boeken en
- aldus zich heeft voorgedaan als een betrouwbare koper/afnemer/persoon met
voldoende draagkracht, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Feit 3
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 7 mei 2010 op na te noemen plaatsen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
3.1 in de periode van 12 februari 2010 tot en met 7 mei 2010 te [plaatsnaam], bij [slachtoffer 3] diverse levensmiddelen met een totale waarde van 8912,73 euro en
3.2 in de periode 26 maart 2010 tot en met 16 april 2010 te [plaatsnaam], bij [slachtoffer 4] diverse levensmiddelen met een totale waarde van 9950,39 euro en
3.3 op een tijdstip in de periode van 1 februari 2010 tot en met 31 maart 2010 te [plaatsnaam], bij [slachtoffer 1] Koeltechniek en Airconditioning en/of [initialen] [slachtoffer 1] een airconditioning/verwarming combinatie met een waarde van 5074,08 euro en
3.4 op 1 mei 2010 te [plaatsnaam], bij [slachtoffer 6] een ring en een armband en een kraal en een horloge met een totale waarde van 135,63 excl. BTW euro en
3.5 in de periode van 12 februari 2010 tot en met 17 februari 2010 te [plaatsnaam], bij [slachtoffer 7] een espressoapparaat en een afwasautomaat en een LCD-scherm met een totale waarde van 1735,- euro;
3.6 in de periode van 6 maart 2010 tot en met 19 mei 2010 te [plaatsnaam], bij [slachtoffer 8] Juwelier en/[init[initialen] [slachtoffer 8] een collier en oorbellen (creolen) en/of een hanger, met een totale waarde van 4.255,- euro;
Feit 4
op tijdstippen in de periode van 17 februari 2010 tot en met 6 mei 2010 te [plaatsnaam], gemeente Breda, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9], althans een medewerker van [slachtoffer 9] heeft bewogen tot
- het verlenen van een dienst, te weten het boeken van een tweetal reizen (te weten: op 17 februari 2010 een reis naar Italie en op 7 april 2010 een reis naar Lissabon) en
- tot het aangaan van een schuld (respectievelijk ter hoogte van 1832,98 euro en 2655,53 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid
- [naam medewerker] (werkzaam bij [slachtoffer 9]) verteld dat hij, verdachte, de lotto in Duitsland heeft gewonnen en vervolgens die [naam medewerker] een pasje van de Duitse lotto heeft getoond en via internet een gewonnen lotto-prijs ter hoogte van 1.170.000 euro heeft getoond en
- die [naam medewerker] toegezegd dat hij, verdachte, de verschuldigde geldbedragen (nadat hij eerder geboekte reizen wel had betaald) zou overmaken via zijn bank zodra hij het gewonnen lottogeld op zijn rekening zou hebben ontvangen en
- aldus voorgewend om voornoemd geldbedragen te betalen/over te boeken
- aldus zich heeft voorgedaan als een betrouwbare koper/afnemer/persoon met voldoende draagkracht, waardoor [slachtoffer 9], althans een medewerker van [slachtoffer 9] werd bewogen tot bovenomschreven verlening van diensten en/of aangaan van een schuld;
Feit 7
op een tijdstip in de periode van 1 februari 2010 tot en met 31 december 2010 te Oudewater, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van 5.000 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk
- zakelijkweergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid
- voorgewend dat hij in spijkerbroeken handelde en
- voorgewend dat die [slachtoffer 11] geld kon investeren in die handel in spijkerbroeken en ervolgens een (aanzienlijk) groter bedrag dan het geinvesteerde bedrag aan geld zou terugontvangen van verdachte
Feit 8
op tijdstippen in de periode van 1 april 2010 tot en met mei 2010 te [plaatsnaam], gemeente Breda, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 12] en/of
[slachtoffer 12] heeft bewogen tot het plaatsen van diverse advertenties ter waarde van 1487,50 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid
- die [slachtoffer 12] verteld dat hij, verdachte geld had gewonnen met loterijen in Duitsland en Frankrijk en
- die [slachtoffer 12] verteld dat hij er zorg voor zou dragen (nadat hij eerder diverse facturen wel had betaald) dat zijn boekhouder in Duitsland de verschuldigde geldbedrag(en) zou overmaken aan die [slachtoffer 12] en
- aldus voorgewend om voornoemde verschuldigde geldbedragen te betalen/over te boeken en
- aldus zich heeft voorgedaan als een betrouwbare persoon met voldoende draagkracht, waardoor die [slachtoffer 12] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen voor de feiten onder 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Zo de rechtbank tot een veroordeling van een of meer tenlastegelegde feiten komt, verzoekt de verdediging rekening te houden met het tijdsverloop. De feiten dateren behoudens een uitzondering van voor mei 2010 en hebben zich bijna allemaal in een relatief korte periode afgespeeld, nadat verdachte in financiële problemen was geraakt. Voorts dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat het voorarrest van verdachte zwaar is geweest door het overlijden van zijn zus en zijn slechte gezondheid.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan oplichting en aan flessentrekkerij. De rechtbank acht deze feiten zeer kwalijk. Door dit handelen van verdachte is aan de slachtoffers financiële schade toegebracht. Ook is daarbij het door hen in verdachte gestelde vertrouwen ernstig misbruikt.
Flessentrekkerij en oplichting werken naar de overtuiging van de rechtbank ontwrichtend op het maatschappelijk bestel. In een open samenleving moeten mensen elkaar kunnen vertrouwen en ook het economisch verkeer is gediend door het vertrouwen dat bedrijven in elkaar moeten kunnen stellen bij het maken van afspraken en het aangaan van verplichtingen. Aan deze maatschappelijke belangen is door verdachte uit puur winstbejag volledig voorbij gegaan.
De rechtbank houdt ook in zijn nadeel rekening met de gewetenloosheid en het gemak waarmee verdachte zijn activiteiten heeft verricht. Verdachte heeft in geen enkel opzicht laten blijken de verwerpelijkheid van zijn handelen in te zien, noch enige vorm van berouw of compassie getoond ten opzichte van zijn slachtoffers.
Blijkens het hem betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister is de verdachte reeds eerder voor oplichting en flessentrekkerij veroordeeld. In 2001 is hij veroordeeld tot een taakstraf voor het maximaal op te leggen aantal uren en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. In 2007 is verdachte veroordeeld tot een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden. Deze veroordelingen hebben kennelijk – zo moet althans welhaast worden geconcludeerd - op hem onvoldoende indruk gemaakt en hem er niet van weerhouden zich wederom met vergelijkbare praktijken bezig te houden en slachtoffers te maken.
Door de geringe bereidheid van verdachte mee te werken aan onderzoeken, is de rechtbank slechts beperkt voorgelicht over zijn persoonlijkheid.
De verdachte heeft geen medewerking verleend aan het opmaken van een reclasseringsrapport. De reclassering heeft desondanks op basis van het onderzoek geconcludeerd dat verdachte problemen heeft op het gebied van financiën, sociale contacten, denkpatronen, gedrag en houding. Zijn medewerking aan het psychologische onderzoek heeft de nodige vraagtekens opgeroepen. Volgens de reclassering en de psycholoog is bij verdachte sprake van een hoog recidiverisico. De rechtbank is dat oordeel eveneens toegedaan. Het wordt door de psycholoog voorts van belang geacht dat verdachte bij het betalen van zijn schulden en bij zijn terugkeer in de samenleving wordt ondersteund.
Met de bestraffing van verdachte moet aan zijn slachtoffers genoegdoening worden gegeven, maar de straftoemeting zal er ook toe moeten dienen nieuwe strafbare feiten in de toekomst te voorkomen. Anderzijds is er gelet op het gebrek aan motivatie bij verdachte onvoldoende reden om de reclassering te belasten met het uitoefenen van toezicht. Als verdachte alsnog gemotiveerd is zijn schulden te saneren en stappen te zetten om herhaling in de toekomst te voorkomen, zal hij zelf initiatief moeten nemen om daarbij hulp en ondersteuning te verkrijgen.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten, de omvang van de schade en de eerdere veroordelingen van verdachte, kan niet worden volstaan met een geldboete, taakstraf of geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Het tijdsverloop in deze strafzaak is mede veroorzaakt door verzoeken van de verdediging en dit tijdsverloop is daarom voor de rechtbank geen reden om tot strafvermindering te komen. Het ondergane voorarrest zal in mindering worden gebracht op de tenuitvoerlegging van de op te leggen straf.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8. Nu de rechtbank verdachte tevens vrij zal spreken van de feiten 2 en 5, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. Gelet op het bepaalde in artikel 14b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is de maximumduur van de proeftijd bij oplegging van een algemene voorwaarde 2 jaar zodat de rechtbank de proeftijd zal bepalen op deze termijn.
6 De benadeelde partij
[slachtoffer 1] Koeltechniek BV
De benadeelde partij [slachtoffer 1] Koeltechniek BV vordert een schadevergoeding van € 40.747,10 voor feit 1. Deze vordering betreft de schade van aangever [slachtoffer 1] Koeltechniek en Airconditioning. Gelet op het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat dit een en dezelfde rechtspersoon betreft en dat ook de geldlening door deze rechtspersoon aan verdachte is verleend.
De rechtbank acht een deel van deze vordering, te weten € 5886,01 (5 facturen exclusief BTW; deze is voor [slachtoffer 1] als ondernemer verrekenbaar en levert derhalve geen schade op ) en € 19.600,- (betreft de lening) in beginsel toewijsbaar.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Verdachte heeft aangevoerd dat de schade in verband met de levering van de diepvries moet worden afgewezen omdat [slachtoffer 1] deze diepvries heeft teruggenomen. [slachtoffer 1] heeft ter terechtzitting erkend dat hij de diepvries na enige maanden weer heeft opgehaald toen eenmaal duidelijk was dat verdachte niet zou betalen doch voert aan dat hij nu met een tweedehands, gebruikte diepvries zit waarvan de waarde aanmerkelijk lager is dan de prijs die hij daarvoor bij verdachte had bedongen. De rechtbank begroot de schade van [slachtoffer 1] ter zake de teruggenomen, onbetaald gebleven diepvries op 35% van de netto-factuurprijs (€ 2.156,45), derhalve op een bedrag ad € 754,74.
De vordering ter zake de onbetaald gebleven vijf facturen is voor het overige voldoende aannemelijk gemaakt en niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat uit dien hoofde aan de benadeelde partij kan worden toegewezen een bedrag van € 4.484,24.
De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de overige factuurbedragen (facturen ad € 7.812,35 en € 4.641,00) af. Niet aannemelijk is geworden dat deze schade is geleden door [slachtoffer 1] Koeltechniek BV.
De rechtbank acht de vordering ten aanzien van de kosten rechtsbijstand onvoldoende onderbouwd omdat uit de specificatie van dit onderdeel van de vordering niet blijkt dat de opgevoerde kosten betrekking hebben op de onderhavige procedure;de benadeelde partij zal ten aanzien van dit onderdeel van de vordering ten aanzien van deze kosten niet-ontvankelijk worden verklaard.
[slachtoffer 10]
De benadeelde partij [slachtoffer 10] vordert een schadevergoeding van € 45.000,- voor feit 5.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 35.652,07
voor feit 2.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 9.950,39 voor feit 3. Deze vordering betreft blijkens de overgelegde facturen schade die door het groothandelsbedrijf van [slachtoffer 4], te weten groente- en fruithandel gebroeders [naam bedrijf slachtoffer 4] is geleden. De rechtbank begrijpt dat [slachtoffer 4] als vertegenwoordiger van de BV optreedt en ook namens de vennootschap de vordering instelt.
De vordering betreft onbetaalde factuurbedragen inclusief 6% BTW. De BTW kan door benadeelde worden verrekend en komt daarom niet als schade voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding in aanmerking komende schade beloopt dan
€ 9.387,16.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt en overigens niet gemotiveerd weersproken, zodat de vordering zal worden toegewezen.
[slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van € 355,63 voor feit 3.
Zij treedt op als eigenaresse van de eenmanszaak [naam bedrijf slachtoffer 6] en stelt dat de schade door haar is geleden. De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt en niet gemotoiveerd weersproken, zodat de vordering zal worden toegewezen.
[slachtoffer 11]
De benadeelde partij [slachtoffer 11] vordert een schadevergoeding van € 11.000,- voor feit 7.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 5000,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 15]
De benadeelde partij [slachtoffer 15] vordert een schadevergoeding van € 1149,12.
Gelet op het gegeven dat het feit waarvoor de benadeelde partij schadevergoeding vraagt, niet ten laste is gelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
[slachtoffer 16]
De benadeelde partij [slachtoffer 16] vordert een schadevergoeding van € 32.404.
Gelet op het gegeven dat het feit waarvoor de benadeelde partij schadevergoeding vraagt, niet ten laste is gelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schademaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57, 60a, 326 en 326a van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2, 5 en 6 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 3, 4, 7 en 8 ten laste gelegde bewezen;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: oplichting, meermalen gepleegd
feit 3: flessentrekkerij
feit 4: oplichting, meermalen gepleegd
feit 7: oplichting
feit 8: oplichting, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Schademaatregel
Maatregel van schadevergoeding van € 24.084,24 subsidiair 155 dagen hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer 1] Koeltechniek BV van een bedrag van € 24.084,24 (zegge: vierentwintig duizend vierentachtig euro en vierentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 155 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Maatregel van schadevergoeding van € 355,63 subsidiair 7 dagen hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer 6] van een bedrag van € 355,63 (zegge: driehonderd en vijfenvijftig euro en drieënzestig eurocent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door zeven dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Maatregel van schadevergoeding van € 9.387,16 subsidiair 81 dagen hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 4]/Groente- en fruithandel gebroeders [naam bedrijf slachtoffer 4] van € 9.387,16 (zegge: negenduizend driehonderd en zevenentachtig euro en zestien eurocent) , bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 81 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Maatregel van schadevergoeding van van € 5.000,00 subsidiair 60 dagen hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 11] van een bedrag van € 5.000,-- (zegge: vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] Koeltechniek BV van € 24.084,24 (zegge:vierentwintigduizend vierentachtig euro en vierentwintig eurocent) ter zake van materiële schade;
- bepaalt dat de vordering ten aanzien van de overige factuurbedragen wordt afgewezen;
- bepaalt dat de vordering ten aanzien van de kosten rechtsbijstand niet-ontvankelijk wordt verklaard
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van € 355,63 (zegge: driehonderd en vijfenvijftig euro en drieënzestig eurocent) ter zake van materiële schade
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4]/Groente- en fruithandel gebroeders [naam bedrijf slachtoffer 4] van € 9.387,16 (zegge: negenduizend driehonderd en zevenentachtig euro en zestien eurocent) ter zake van materiële schade
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 11] van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) ter zake van materiële schade
- bepaalt dat de vordering ten aanzien van de overige kosten niet-ontvankelijk wordt verklaard
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 2], [slachtoffer 10], [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat die vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht
-bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. Schoorlemmer, voorzitter, mr. Vos en mr. Van Vliet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 februari 2012. De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging met wijzigingen
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 november 2009 tot en met
6 mei 2010 te [plaatsnaam], gemeente Breda en/of (elders) in Nederland,
(telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of
meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
Huijbrechts Koeltechniek en Airconditioning en/of [initialen] [slachtoffer 1] heeft
bewogen tot de afgifte van 19.600 euro, althans enig geldbedrag en/of een
koelkast (en ELB) en/of een diepvrieskist (ter waarde van 5.789,83 euro,
althans enig geldbedrag) en/of het verrichten van diverse
reparaties/onderhoudswerkzaamheden (ter waarde van 1.214,46 euro, althans enig
geldbedrag), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid
- die [slachtoffer 1] kisten met groente en fruit (waarde circa 100 euro per kist)
en/of diverse levensmiddelen en/of een televisie en/of een magnetron, althans
diverse goederen kado gegeven en/of
- die [slachtoffer 1] verteld dat hij, verdachte, de toto in Frankrijk en/of
Duitsland, respectievelijk ter waarde van 6 miljoen euro en/of 1,2 miljoen
euro heeft gewonnen en/of
- een toto-formulier voor de echtgenote van die [slachtoffer 1] gekocht en/of op
een later moment tegen die [slachtoffer 1] en/of zijn echtgenote heeft verteld dat
zij 150.000 euro hadden gewonnen en/of
- die [slachtoffer 1] verteld dat hij, verdachte, als infiltrant bij de commando's
had gediend (en daardoor "beschermd burger" te zijn) en derhalve geen
bankrekening(en) op zijn naam kon zetten en/of openen en/of
- aan die [slachtoffer 1] 10.000 Euro en/of 7.000 Euro gevraagd en gezegd: "Geef me
10.000 Euro en/of 7.000 Euro en ik verdriedubbel dat voor je", althans woorden
van gelijke aard en/of strekking en/of
- meermalen heeft toegezegd (nadat hij eerder diverse facturen wel had
betaald/laten betalen) de diverse openstaande facturen en/of geleende
geldbedragen en/of het gewonnen toto-bedrag te zullen betalen en/of
- vanaf een Duits telefoonnummer door een derde telefonisch contact heeft
laten opnemen met die [slachtoffer 1] waarin door deze derde werd bevestigd dat er
een betalingsoverdracht ter hoogte van 200.000 euro was overgeschreven op de
(bank)rekening van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] een kopie van een overschijvingsbewijs ter hoogte van 200.000
euro van de Volksbank Emmerich-Rees eG overhandigd en/of
- een derde (zijnde [slachtoffer 11]) telefonisch contact laten opnemen met die
[slachtoffer 1], waarin door deze derde - welke zich voordeed als een medewerker
van een administratiekantoor - werd medegedeeld dat het verschuldigde, althans
enig geldbedrag zou worden overgemaakt aan die [slachtoffer 1] en/of
- (aldus) voorgewend om voornoemde facturen en/of geleende geldbedragen en/of
het gewonnen toto-bedrag te betalen/over te boeken en/of
- (aldus) zich heeft voorgedaan als een betrouwbare koper/afnemer/persoon met
voldoende draagkracht,
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 november 2009 tot en met
6 mei 2010 te [plaatsnaam], gemeente Breda en/of (elders) in Nederland,
(telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of
meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 13] heeft bewogen tot de afgifte van 11.700 euro, althans enig
geldbedrag en/of het verrichten van diverse diensten (onder andere verf- en
elektra- en loodgieterwerkzaamheden) ter waarde van 23.952,07 euro, althans
enig geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- [slachtof[slachtoffer 13] verteld dat hij, verdachte, een loterij in Frankrijk en/of
Duitsland had gewonnen en/of
- die [slachtoffer 13] verteld dat hij, verdachte, problemen had met het vrijmaken van
zijn geld omdat dit op een Duitse bankrekening stond en/of
- die [slachtoffer 13] verteld dat hij, verdachte, bij de commando's had gediend (en daardoor "beschermd burger" te zijn) en/of
- meermalen die [slachtoffer 13] toegezegd (nadat hij eerder diverse facturen wel had
betaald/laten betalen) de diverse openstaande facturen en/of geleende
geldbedragen te zullen betalen en/of
- die [slachtoffer 13] een overschrijvingsformulier van de Duitse Postbank met daarop
een bedrag vermeld van 70.000 Euro overhandigd en/of
- vanuit Duitsland telefonisch contact heeft opgenomen met die [slachtoffer 13] en hem
daarbij de mededeling heeft gedaan "geef me even je faxnummer want er komt een
fax aan met een heel grote verrassing", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking en/of vervolgens [slachtoffer 2] vanuit Duitsland van de
Volksbank te Emmerich-Rees een overschijvingsbewijs ter hoogte van 160.000
euro ter attentie van de rekening [slachtoffer 2] heeft gefaxt en/of
- een derde (zich noemende Marcel) telefonisch in contact gebracht met die
[slachtoffer 13], waarbij door deze derde - welke zich voordeed als een medewerker van
een administratiekantoor - werd medegedeeld dat hij het verschuldigde, althans
enig geldbedrag naar die [slachtoffer 13] zou brengen en/of
- (aldus) voorgewend om voornoemde facturen en/of geleende geldbedragen te
betalen/over te boeken en/of
- (aldus) zich heeft voorgedaan als een betrouwbare koper/afnemer/persoon met voldoende draagkracht,
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met
7 mei 2010 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, een beroep of
een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om
zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die
goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de
navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
3.1 in de periode van 12 februari 2010 tot en met 7 mei 2010 te Giessen en/of
[plaatsnaam], althans in Nederland, bij [slachtoffer 3] diverse levensmiddelen met een totale waarde van 8912,73 euro en/of
3.2 in de periode 26 maart 2010 tot en met 16 april 2010 te Breda en/of[plaatsnaam], althans in Nederland, bij Groothandel [slachtoffer 4]
diverse levensmiddelen met een totale waarde van 9950,39 euro en/of
3.3 op of omstreeks 12 maart 2010, althans op een tijdstip in de periode van
1 februari 2010 tot en met 31 maart 2010 te [plaatsnaam], althans in Nederland,
bij [slachtoffer 1] [bedrijfsnaam] een airconditioning/verwarming combinatie met een
waarde van 5074,08 euro en/of
3.4 op of omstreeks 1 mei 2010 te [plaatsnaam], althans in Nederland, bij [bedrijfsnaam ] en/of [slachtoffer 6] een ring en/of een armband en/of een kraal en/of een
horloge met een totale waarde van 135,63 excl. BTW euro en/of
3.5 in de periode van 12 februari 2010 tot en met 17 februari 2010 te
[plaatsnaam], althans in Nederland, bij [slachtoffer 7] een espressoapparaat en/of een afwasautomaat en/of een LCD-scherm met
een totale waarde van 1735,- euro;
3.6 in de periode van 20 februari 2010 tot en met 1 februari 2011 te [plaatsnaam], althans in Nederland, bij [slachtoffer 8] Juwelier en/[initialen] [slachtoffer 8]
een collier en/of oorbellen (creolen) en/of een hanger, althans een of
meerdere sieraden met een totale waarde van 4.255,- euro;
art 326a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 17 februari 2010 tot en met
6 mei 2010 te [plaatsnaam], gemeente Breda, (telkens) met het oogmerk om zich
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van
een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of
door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9] althans een medewerker van [slachtoffer 9] heeft bewogen tot
- het verlenen van een dienst, te weten het boeken van een tweetal reizen (te
weten: op 17 februari 2010 een reis naar Italie en/of op 7 april 2010 een reis
naar Lissabon) en/of het betalen van (een) voorschot(ten) betrekking hebbende
op voornoemde reizen (respectievelijk ter hoogte van 1832,98 euro en/of
2655,53 euro) en/of
- tot het aangaan van een schuld (respectievelijk ter hoogte van 1832,98 euroen/of 2655,53 euro en/of uiteindelijk resterend 526 Euro en/of 2.455,53 Euro),
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid
- [naam medewerker] (werkzaam bij [slachtoffer 9]) verteld dat hij,
verdachte, de lotto in Duitsland heeft gewonnen en/of vervolgens die [naam medewerker] een pasje van de Duitse lotto heeft getoond en/of via internet een
gewonnen lotto-prijs ter hoogte van 1.170.000 euro heeft getoond en/of
- die [naam medewerker] verteld dat hij, verdachte, in Ossendrecht bij de
commando's zat of had gezeten en/of
- die [naam medewerker] toegezegd dat hij, verdachte, de/het verschuldigde
geldbedrag(en) (nadat hij eerder geboekte reizen wel had betaald) zou
overmaken via zijn bank zodra hij het gewonnen lottogeld op zijn rekening zou
hebben ontvangen en/of vervolgens meermalen bij [slachtoffer 9] heeft
geinformeerd of de/het geldbedrag(en) reeds gestort waren en/of
- die [naam medewerker] een kopie van een overschrijvingsbewijs ter hoogte van
12.240,00 euro van de Volksbank Emmerich-Rees eG overhandigd en/of
- (aldus) voorgewend om voornoemd(e) geldbedrag(en) te betalen/over te boeken
en/of- (aldus) zich heeft voorgedaan als een betrouwbare koper/afnemer/persoon met
voldoende draagkracht, waardoor [slachtoffer 9], althans een medewerker van [slachtoffer 9], werd bewogen tot
bovenomschreven verlening van diensten en/of aangaan van een schuld;
art 326 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van februari 2009 tot en met
6 mei 2010 te Lichtenvoorde en/of Rotterdam en/of (elders) in Nederland,
(telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een
of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[initialen]. [slachtoffer 10] en/of een of meer van haar familieleden heeft bewogen
tot de afgifte van 45.000 euro, althans enig geldbedrag, hebbende verdachte
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [slachtoffer 10] verteld dat hij, verdachte, in Frankrijk bij de
commando's had gediend en/of- die [slachtoffer 10] verteld dat hij, verdachte, de toto en/of de lotto in
Frankrijk heeft gewonnen en/of dat hij hier pas in een later stadium bij kon
omdat deze gelden middels beleggingen waren vastgezet en/of
- die [slachtoffer 10] verteld dat hij, verdachte, een (schilders)bedrijf wilde
beginnen en dat hij hiervoor steigermateriaal kon kopen vanuit een
faillissement en/of
- meermalen heeft toegezegd de diverse geleende geldbedragen te zullen betalen
en/of
- die [slachtoffer 10] meegenomen naar een bank in Frankrijk en/of aldaar samen
met haar inschrijvingsformulieren heeft ingevuld voor een of meerdere
betalingsoverdracht(en) en/of
- die [slachtoffer 10] samen met hem, verdachte, een brief laten opstellen in
de Engelse taal met haar bancaire gegevens ten behoeve van een
betalingsoverdracht en/of
- die [slachtoffer 10] formulieren laten zien van de SNS bank waaruit zou
moeten blijken dat geld naar haar was overgemaakt en/of
- die [slachtoffer 10] een onbruikbaar bankpasje op zijn, verdachtes, naam van
de SNS bank heeft verstrekt en/of
- aan die [slachtoffer 10] per brief (een) betalingsvoorstel(len) heeft doentoekomen en/of
- (aldus) voorgewend om geleende geldbedragen terug te betalen en/of
- (aldus) zich heeft voorgedaan als een betrouwbaar persoon met voldoende
draagkracht,
waardoor die [slachtoffer 10] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op een tijdstip in de periode van 1 maart 2010 tot en met 6 mei 2010 te
[plaatsnaam], gemeente Breda, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e)
of vervalst(e) offerte van [slachtoffer 2], - zijnde een geschrift dat bestemd was om
tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en
onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die "voor akkoord"
getekende offerte heeft overhandigd aan [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 2] en
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voornoemde offerte is voorzien
van een valse handtekening;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2010 tot en met 31
december 2010 te Oudewater, althans in Nederland, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige
kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11]
heeft bewogen tot de afgifte van 11.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk
geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of
in strijd met de waarheid
- die [slachtoffer 11] met regelmaat kisten met fruit kado gegeven en/of
- voorgewend dat hij in spijkerbroeken en/of televisies handelde en/of
- voorgewend dat die [slachtoffer 11] geld kon investeren in die handel in
spijkerbroeken en/of televisies en/of vervolgens een (aanzienlijk) groter
bedrag dan het geinvesteerde bedrag aan geld zou terugontvangen van verdachte
en/of
- zich voorgedaan als iemand met (een) bankrekening(en) met tegoeden (in
Frankrijk), over welke tegoeden hij nog niet kon beschikken en/of waarvoor hij
naar Frankrijk moet om erover te kunnen beschikken en/of
- verteld dat een huis bezit in Frankrijk en/of geld begraven heeft in de
Pyreneeen en/of
- die [slachtoffer 11] een overschrijvingsbewijs ter hoogte van 17.000 euro van de
Volksbank Emmerich overhandigd en/of
- die [slachtoffer 11] verteld dat hij, verdachte, jaren bij de commando's heeft
gediend en/of
- meermalen toegezegd dat hij, verdachte, het/de geleende/verschuldigde
bedrag(en) te zullen betalen en/of
- die [slachtoffer 11] verteld dat hij, verdachte, de loterij in Duitsland heeft
gewonnen en/of
- (aldus) voorgewend om voornoemde geleende geldbedrag(en) te betalen/over te
boeken en/of
- (aldus) zich heeft voorgedaan als een betrouwbare persoon met voldoende
draagkracht, waardoor die [slachtoffer 11] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 Wetboek van Strafrecht
8.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 april 2010 tot en met
6 mei 2010 te [plaatsnaam], gemeente Breda, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam
en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige
kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 12] en/of
[slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van drukwerkzaamheden (bestaande
uit het plaatsen van diverse advertenties) ter waarde van 4.165 euro, althans
1487,50 euro, althans enig geldbedrag, hebbende verdachte met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- die [slachtoffer 12] verteld dat hij, verdachte geld had gewonnen met loterijen in
Duitsland en/of Frankrijk en/of
- die [slachtoffer 12] verteld dat hij er zorg voor zou dragen (nadat hij eerder
diverse facturen wel had betaald) dat zijn boekhouder in Duitsland het/de
verschuldigde geldbedrag(en) zou overmaken aan die [slachtoffer 12] en/of
- (aldus) voorgewend om voornoemde verschuldigde geldbedrag(en) te
betalen/over te boeken en/of
- (aldus) zich heeft voorgedaan als een betrouwbare persoon met voldoende
draagkracht, waardoor die [slachtoffer 12] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
[Einde tekst]