ECLI:NL:RBBRE:2012:BV7580

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
20 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
216544 FA RK 10-1183 en 230906 FA RK 11-569
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. Schoonen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag in het belang van de minderjarige na partnerstrijd tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 20 februari 2012 een voorlopige voorziening getroffen met betrekking tot het gezag over de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig wordt belast door de voortdurende partnerstrijd tussen de ouders. Ondanks het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om het gezamenlijk gezag te handhaven, heeft de rechtbank besloten het gezag te wijzigen. De man is voortaan alleen belast met het gezag over de minderjarige, zodat belangrijke beslissingen met betrekking tot de minderjarige kunnen worden genomen en noodzakelijke behandelingen kunnen worden opgestart.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de problematiek van de minderjarige en de communicatieproblemen tussen de ouders meegewogen. De man heeft aangevoerd dat de begeleide omgang bij de jeugdzorg niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd en dat de minderjarige geen contact wil met de vrouw. De vrouw heeft op haar beurt aangegeven dat er sprake is van een loyaliteitsconflict en dat de man de minderjarige bij de procedures betrekt, wat de situatie verergert.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om het gezag te wijzigen, omdat er geen effectieve communicatie tussen de ouders mogelijk is en belangrijke beslissingen niet worden genomen. De rechtbank heeft ook overwogen dat het eenhoofdig gezag van de man de mogelijkheid van omgang tussen de minderjarige en de vrouw niet uitsluit, maar dat dit pas aan de orde kan komen als beide ouders hun verantwoordelijkheden ten aanzien van de minderjarige serieus nemen en de partnerstrijd beëindigen. De rechtbank heeft de kosten van het geding gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummers: 216544 FA RK 10-1183
230906 FA RK 11-569
Nadere beschikking betreffende het gezag en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken,
in de zaak van
[naam vader]
wonende te [adres]
gemeente [naam gemeente],
hierna te noemen de man,
advocaat thans mr. M. de Maaré,
ter terechtzitting bijgestaan door mr. M. de Loo,
en
[naam moeder],
wonende te [adres]
hierna te noemen de vrouw,
advocaat thans mr. E. Henkelman-de Mooy.
1. Het (verdere) verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 18 maart 2011 en alle daarin vermelde stukken;
- het op 1 november 2011 ontvangen rapport van [naam jeugdzorg] Jeugdzorg;
- de op 17 november 2011 ontvangen brief van de advocaat van de vrouw;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 januari 2012.
Ter terechtzitting is tevens aanwezig geweest een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Midden- en West-Brabant, hierna te noemen de raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
2. De (nadere) beoordeling
2.1 Bij voormelde beschikking heeft de rechtbank partijen verwezen naar het omgangshuis van [naam jeugdzorg] voor de begeleiding van de contacten tussen de vrouw en [naam minderjarige] en deelname aan intensieve oudergesprekken. In afwachting van het verloop van de begeleide contacten en de intensieve oudergesprekken is het verzoek van de man tot wijziging van het gezag en het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een contactregeling aangehouden, in afwachting van bericht van [naam jeugdzorg] en de advocaten van partijen.
2.2 Blijkens het rapport van [naam jeugdzorg] hebben er twee begeleide contacten plaatsgevonden tussen de vrouw en [naam minderjarige]. Het eerste contact is redelijk goed verlopen, maar de vrouw heeft wel enkele belastende uitspraken gedaan richting [naam minderjarige]. Het tweede contact is voortijdig beëindigd door [naam minderjarige], omdat hij niet meer met zijn moeder wil praten. Ook het enige oudergesprek tussen partijen is niet goed verlopen. Er is sprake van een verstoorde verstandhouding tussen partijen. Doordat beide partijen zich nog erg richten op het verleden, lukt het hen niet hun ouderrol voorop te stellen. [naam jeugdzorg] is van mening dat de geschillen tussen ouders geen rol mogen spelen in het contact tussen de vrouw en [naam minderjarige]. Hij wordt hierdoor slachtoffer van een conflict tussen partijen dat niet weggelegd mag worden bij het kind. In aanvang van het traject lijkt er voldoende ruimte aanwezig bij [naam minderjarige] om het contact met de vrouw aan te gaan. Echter in de strijd en de emoties die hiermee gepaard gaan tussen ouder, lijkt een situatie te ontstaan waarin [naam minderjarige] in een gespleten loyaliteit geraakt. Om uit de strijd te blijven, geeft hij aan geen contact meer te willen hebben met moeder. Het is belangrijk dat beide ouders hun eigen emoties van ondergeschikt belang maken om met elkaar als ouders in gesprek te komen. Hiervoor is het noodzakelijk dat partijen het verleden achter zich laten. Op termijn is begeleide omgang wellicht wel mogelijk, op het moment dat [naam minderjarige] rust ervaart met betrekking tot de strijd tussen partijen. In de tussentijd dienen partijen te zoeken naar mogelijkheden waarbij de man de vrouw op de hoogte houdt van de ontwikkeling van [naam minderjarige]. Wanneer partijen en [naam minderjarige] verder zijn met hun individuele processen lijkt het mogelijk om op termijn begeleide omgang in het omgangshuis plaats te laten vinden.
2.3 Door en namens de man wordt aangevoerd dat de begeleide omgang bij [naam jeugdzorg] niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Volgens de man wil [naam minderjarige] op dit moment geen contact met de vrouw. Het is voor de man moeilijk om rust te creëren voor [naam minderjarige] en vanuit de rust mogelijkheden te creëren voor [naam minderjarige] om contact te hebben met de vrouw, zolang de vrouw de partnerstrijd tussen partijen voortzet. Zij blijft zich negatief uitlaten over de man. De man handhaaft zijn verzoek om hem alleen te belasten met het gezag. Het is niet in het belang van [naam minderjarige] dat voor iedere handtekening moet worden gestreden. Het lukt de man niet om van de vrouw toestemming te verkrijgen voor de aanvraag van een paspoort voor [naam minderjarige] en de vrouw verleend ook geen toestemming voor nader onderzoek door de GGZ. De man stelt dat er een eindbeslissing moet volgen zodat er duidelijkheid en rust komt voor [naam minderjarige]. De man stelt de belangen van [naam minderjarige] centraal en vindt het belangrijk dat de voor [naam minderjarige] noodzakelijk geachte hulpverlening wordt opgestart. Hiervoor is het nodig dat hij alleen wordt belast met het gezag, zodat hij de voor [naam minderjarige] belangrijke beslissingen kan nemen. Uiteindelijk dient ook te worden gewerkt aan het contactherstel tussen [naam minderjarige] en de vrouw, maar de vrouw zal hiervoor zelf ook meer initiatief moeten tonen, aldus de man.
2.4 Door en namens de vrouw wordt aangevoerd dat de oudergesprekken bij [naam jeugdzorg] niet zijn geslaagd, doordat het voor haar moeilijk is om met de man het gesprek aan te gaan. Er is veel gebeurd tussen partijen en de vrouw is meerdere malen bedreigd door de man. Er is sprake van een uiterst moeizame relatie tussen partijen. De vrouw stelt dat er sprake is van een loyaliteitsconflict bij [naam minderjarige] en dat de beslissing omtrent het contact derhalve niet bij hem mag liggen. [naam minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de man en het is voor hem moeilijk om aan te geven dat hij contact met haar wil. Volgens de vrouw betrekt de man [naam minderjarige] bij de lopende procedures en wordt hierdoor zijn loyaliteitsconflict alleen maar verergerd. De vrouw ontkent niet dat zij in het verleden meer initiatief had kunnen tonen, maar inmiddels speelt de strijd tussen partijen al ruim vier jaar en is zij moegestreden. Zij wil komen tot contactherstel en verzoekt het gezamenlijk gezag te handhaven. Zij is bereid haar medewerking te verlenen aan het verkrijgen van een paspoort voor [naam minderjarige], maar vanwege valsheid in geschrifte in het verleden wil zij geen kopie van haar paspoort verstrekken. Zij is echter wel bereid samen met de man en [naam minderjarige] naar gemeentehuis te gaan voor de aanvraag van een paspoort. Ook is zij niet onwelwillend om haar toestemming te verlenen door onderzoek door de GGZ, wanneer zij hierover wordt benaderd door de GGZ en zij wordt betrokken bij het onderzoek.
2.5 De vertegenwoordiger van de raad stelt dat [naam minderjarige] wordt belast door de strijd tussen ouders. Hij kan hier echter niets aan doen en heeft hier niet voor gekozen. Partijen zullen moeten werken aan hun problematiek en zij moeten hun verantwoordelijkheid ten aanzien van [naam minderjarige] nemen. [naam minderjarige] zit in een loyaliteitsconflict en het is de verantwoordelijkheid van ouders om daar iets aan te doen. Zij moeten de belangen van
[naam minderjarige] centraal stellen. In een eerder stadium heeft reeds een raadsonderzoek plaatsgevonden, waarbij de raad heeft geadviseerd het gezamenlijk gezag te handhaven. Tevens heeft de raad destijds overwogen dat er contact moet zijn tussen de vrouw en [naam minderjarige]. Hij moet in de gelegenheid worden gesteld om zelf een beeld te kunnen vormen van de vrouw. De raad handhaaft het advies, maar stelt dat ouders wel eerst de partnerstrijd moeten beëindigen voordat kan worden gekomen tot contactherstel.
2.6 Ingevolge artikel 1:253n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in de artikelen 1:251a, eerste lid, 252, eerste lid, 253q, vijfde lid, of 277, eerste lid, van het BW beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Het tweede lid van artikel 1:253n van het BW bepaalt dat het eerste en derde lid van artikel 1:251a van het BW van overeenkomstige toepassing zijn.
Het uitgangspunt van de wet is dat het in het belang van het kind is dat na de echtscheiding het gezag gezamenlijk door de ouders wordt uitgeoefend, en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast. Blijkens artikel 1:251a, eerste lid, van het BW kan de rechter na ontbinding van het huwelijk op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van [naam minderjarige] is. [naam minderjarige] woont vier jaar bij de man en hij ervaart de situatie bij vader als een stabiele situatie. [naam minderjarige] wordt ernstig belast met de partnerstrijd tussen partijen, maar daarnaast is er ook sprake van kindeigen problematiek waarvoor behandeling noodzakelijk is. De noodzaak van deze behandeling wordt niet alleen gesteld door de man, maar ook school heeft zich hierover uitgelaten. De behandeling komt echter niet van de grond door de gebrekkige communicatie tussen partijen. Wegens voor haar moverende redenen heeft de vrouw tot op heden ook geen toestemming verleend voor de aanvraag van een paspoort voor [naam minderjarige]. Aangezien er geen communicatie tussen partijen mogelijk is, belangrijke beslissingen ten aanzien van [naam minderjarige] niet worden genomen en dit alles zeer belastend is voor [naam minderjarige], zal de rechtbank het gezamenlijk gezag beëindigen en de man alleen belasten met het gezag. Dit om ervoor te zorgen dat belangrijke beslissingen ten aanzien van [naam minderjarige] worden genomen en de voor hem noodzakelijke behandelingen kunnen worden opgestart.
Voorts overweegt de rechtbank dat het eenhoofdig gezag van de man omgang tussen [naam minderjarige] en de vrouw niet in de weg hoeft te staan. Blijkens het rapport van [naam jeugdzorg] dient op termijn te worden bekeken of omgang mogelijk is. Hiervoor is het echter wel noodzakelijk dat beide partijen hun verantwoordelijkheid ten aanzien van [naam minderjarige] nemen en zijn belang voorop stellen. Zowel de man als de vrouw zullen moeten werken aan hun eigen problematiek en zij dienen de partnerstrijd te beëindigen. Uit het rapport van [naam jeugdzorg] blijkt dat met name moeder vast lijkt te zitten in haar eigen emoties en moeite heeft om de huidige situatie te accepteren. Zij zal ook moeten leren om beter aan te sluiten bij [naam minderjarige] en hem leeftijdsadequaat te benaderen. De rechtbank acht het niet in het belang van [naam minderjarige] om op dit moment een omgangsregeling vast te stellen. Partijen en [naam minderjarige] dienen eerst ieder aan hun eigen problematiek te werken en op termijn is het wellicht mogelijk om opnieuw contacten op te starten bij het omgangshuis. Tot die tijd is het wel van belang dat de man de vrouw informeert over het welzijn en de ontwikkeling van [naam minderjarige].
Gelet op het voorgaande zal als volgt worden beslist.
2.7 Omdat tussen partijen sprake is van een relatie als bedoeld in de tweede zin van lid 1 van artikel 237 Rechtsvordering zal de rechtbank de proceskosten tussen hen compenseren.
3. De beslissing
De rechtbank
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat het gezag over de minderjarige [volledige naam minderjarige] (roepnaam: [naam minderjarige]), geboren te [plaats en datum], voortaan aan de man alleen toekomt;
bepaalt dat de man de vrouw uiterlijk eenmaal per kwartaal schriftelijk informeert omtrent belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de minderjarige, waarbij informatie wordt verstrekt over zijn schoolprestaties, gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen, medicijngebruik, hobby’s en activiteiten, onder overlegging van kopieën van schoolrapporten, alsmede een goedgelijkende foto van de minderjarige;
wijst het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een contactregeling af;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Schoonen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van Van Diepen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: