ECLI:NL:RBBRE:2012:BV7585

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
20 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
242621 FA RK 11-5491
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Schoonen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag na langdurige radiostilte tussen ouders

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 20 februari 2012 uitspraak gedaan over een verzoek van de vrouw om het gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind te beëindigen en haar alleen met het gezag te belasten. De vrouw heeft aangevoerd dat het gezamenlijk gezag in de praktijk niet uitvoerbaar is, omdat de man niet bereikbaar is voor belangrijke beslissingen, zoals medische behandelingen en het aanvragen van een paspoort. De vrouw heeft eerder, in 2006, ook al een verzoek tot wijziging van het gezag ingediend, maar dat was afgewezen. De man heeft in 2010 een verzoek tot vaststelling van een contactregeling ingediend, maar dit is afgewezen na een raadsonderzoek, waarbij een contactverbod voor een jaar is opgelegd vanwege belemmeringen voor contact.

De man heeft betoogd dat het verzoek van de vrouw moet worden afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke criteria voor gezagswijziging. Hij stelt dat de situatie sinds de eerdere beschikking van het hof ongewijzigd is en dat de vrouw geen volledige weergave van de feiten geeft. De rechtbank heeft overwogen dat de vrouw sinds het verbreken van de relatie in 2005 feitelijk alleen het gezag over de minderjarige heeft uitgeoefend en dat er gegronde vrees bestaat dat de vrouw belemmerd zal worden in de uitoefening van het gezamenlijk gezag door de man.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat wijziging van het gezag in het belang van de minderjarige is, gezien de omstandigheden en de feitelijke situatie. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen en bepaald dat het gezag over de minderjarige voortaan aan de vrouw alleen toekomt. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: 242621 FA RK 11-5491
beschikking betreffende gezag,
in de zaak van
[naam moeder]
wonende te [adres]
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.B.A. de Bruijn,
en
[naam vader]
wonende te [adres]
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.A.M. Schoenmakers.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 23 november 2011 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- de beschikkingen van deze rechtbank van 20 juni 2006 en 7 september 2011;
- de beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 29 november 2006;
- het uittreksel uit het gezagsregister betreffende na te noemen minderjarige;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 januari 2012.
Ter terechtzitting is tevens aanwezig geweest een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Midden- en West-Brabant, hierna te noemen de raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
2. Het verzoek
De vrouw verzoekt te bepalen dat het gezamenlijk gezag over de na te noemen minderjarige wordt beëindigd en de vrouw met het eenhoofdig gezag over de minderjarige zal worden belast.
3. De beoordeling
3.1 Tussen partijen staat blijkens de stellingen en overgelegde stukken het volgende vast.
- Partijen hebben met elkaar samengeleefd. Uit hun relatie is op [geboorte datum] te Breda geboren de minderjarige [volledige naam minder[naam minderjarige]e]
- De man en de vrouw hebben gezamenlijk het gezag over dit kind.
- Bij beschikking van 20 juni 2006 van de rechtbank Breda, bekrachtigd bij beschikking van 29 november 2006 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, is het verzoek van de vrouw om haar alleen te belasten met het gezag afgewezen.
- Bij beschikking van 7 september 2011 heeft de rechtbank het verzoek van de man om een contactregeling tussen hem en [naam minderjarige] vast te stellen afgewezen. Eveneens heeft de rechtbank de man verboden contact te hebben met [naam minderjarige] voor de periode van een jaar.
3.2 Door en namens de vrouw wordt aangevoerd dat het gezamenlijk gezag in de praktijk niet uitvoerbaar is. De man is voor de vrouw niet bereikbaar wanneer er beslissingen genomen moeten worden. De vrouw heeft al meerdere malen geen toestemming kunnen verkrijgen van de man voor medische behandelingen en het lukt haar ook niet om een paspoort voor [naam minderjarige] aan te vragen omdat er geen toestemming wordt verleend door de man. De vrouw heeft al eerder verzocht het gezag te wijzigen in 2006 en dat verzoek is destijds afgewezen. Wel is toen overwogen dat de vrouw niets in de weg staat om de toekomst nogmaals een dergelijk verzoek in te dienen. De man heeft in 2010 nog een verzoek tot vaststelling van een contactregeling ingediend. Dit verzoek is na een raadsonderzoek afgewezen en er is een contactverbod voor de duur van één jaar opgelegd, omdat er sprake is van vele belemmeringen voor contact. De vrouw stelt dat zij totaal niet bekend is met de huidige leefsituatie van de man en zij zich nog steeds veel zorgen maakt over de drugsverslaving van de man. Een reden waarom de vrouw belast wil worden met het gezag is dat zij wil voorkomen dat [naam minderjarige] naar de man toegaat als haar iets mocht overkomen. Zij heeft een nieuwe partner en [naam minderjarige] ziet hem als zijn vader, wanneer de vrouw iets overkomt, wil zij dat de [naam minderjarige] bij haar partner kan blijven wonen.
3.3 Door en namens de man wordt aangevoerd dat het verzoek dient te worden afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke criteria. In 2006 heeft het hof reeds overwogen dat er geen gronden zijn om de vrouw alleen te belasten met het gezag en sindsdien zijn de gronden voor gezagswijziging alleen maar strenger geworden. De situatie is ongewijzigd sinds de beschikking van het gerechtshof. Volgens de man geeft de vrouw op dit moment geen volledige weergave van de feiten. Zij is er wel degelijk mee bekend hoe het met de man gaat. Vorig jaar is de man nog een procedure gestart om te komen tot contactherstel. De rechtbank heeft naar aanleiding van onderzoek door de raad de man verboden voor de duur van een jaar contact te hebben met de minderjarige. In de tussentijd dient de man zijn zaken op orde te krijgen. De man houdt zich aan het contactverbod en is voornemens na een jaar te bekijken wat de mogelijkheden zijn om te komen tot contactherstel. Hij wil zijn gezag dan ook niet verliezen. Inmiddels heeft de man zelfstandige woonruimte en heeft hij zijn leven weer redelijk onder controle. Ook heeft de man sinds januari 2012 een volledige bijstandsuitkering. De man ziet in dat een eventueel contactherstel zorgvuldig tot stand dient te komen. De man ontkent niet dat er geen communicatie is tussen partijen, maar dat is volgens hem geen reden voor een gezagswijziging. De man is eveneens bereid zijn medewerking ter verlenen aan het verkrijgen van een paspoort voor [naam minderjarige]. De man is niet bereid zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek door de raad en is van mening dat de rechtbank een principiële beslissing dient te nemen. De man heeft zijn leven redelijk op orde en wil uiteindelijk een vader zijn voor [naam minderjarige]. Gedurende het contactverbod wenst de man informatie te ontvangen over belangrijke aangelegenheden betreffende [naam minderjarige].
3.4 De vertegenwoordiger van de raad voert aan vorig jaar nog onderzoek te hebben gedaan in het kader het verzoek van de man tot vaststelling van een contactregeling. De raad maakte zich destijds al zorgen en heeft geadviseerd geen contactregeling vast te stellen. De rechtbank heeft een contactverbod van een jaar aan de man opgelegd en overwogen dat de man in de tussentijd aan zichzelf moet gaan werken. Een eigen woning en een uitkering zijn positieve ontwikkelingen, maar de raad is benieuwd hoe het met het drugsgebruik van de man gaat. De raad vindt een gezagswijziging ingrijpend, maar de man moet het gezag wel kunnen uitvoeren. Hij dient zijn verantwoordelijkheden te nemen als gezagdragende ouder. De vrouw zet zich volledig in voor [naam minderjarige] en de man dient daarin mee te gaan. De raad is bereid te onderzoeken of een gezagswijziging in het belang van [naam minderjarige] is.
3.5 De rechtbank overweegt als volgt.
Opgemerkt wordt dat de onderhavige beslissing over het al dan niet handhaven van het gezamenlijk gezag los moet worden gezien van eventuele toekomstige contacten tussen de man en [naam minderjarige]. Voorts heeft de raad ter zitting aangeboden een raadsonderzoek te starten om meer duidelijkheid omtrent het gezag te verkrijgen, maar de man heeft bij monde van zijn advocaat principieel geweigerd om hieraan zijn medewerking te verlenen en om een einduitspraak gevraagd. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende oordelen.
Ingevolge artikel 1:253n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in de artikelen 1:251a, eerste lid, 252, eerste lid, 253q, vijfde lid, of 277, eerste lid, van het BW beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Het tweede lid van artikel 1:253n van het BW bepaalt dat het eerste en derde lid van artikel 1:251a van het BW van overeenkomstige toepassing zijn.
Het uitgangspunt van de wet is dat het in het belang van het kind is dat na de echtscheiding het gezag gezamenlijk door de ouders wordt uitgeoefend, en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast. Blijkens artikel 1:251a, eerste lid, van het BW kan de rechter na ontbinding van het huwelijk op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Uit de beschikking van 29 november 2006 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch blijkt dat er destijds al geen vorm van communicatie was tussen partijen en de man geen daadwerkelijke invulling gaf aan de uitoefening van het gezamenlijk gezag. De man heeft destijds ook al geen toestemming verleend voor het opmaken van een paspoort. Het gerechtshof heeft weliswaar het verzoek van de vrouw om haar alleen te belasten met het gezag afgewezen, maar heeft daarbij wel overwogen dat indien in de loop der tijd mocht blijken dat de man blijft weigeren enige invulling te geven aan de uitoefening van het gezamenlijk gezag over de minderjarige, de vrouw niets in de weg staat andermaal een verzoek in te dienen bij de rechtbank.
Thans, zes jaar later, heeft de man in de tussentijd nog geen invulling gegeven aan het gezamenlijk gezag en is onweersproken gebleven dat de man ook nog steeds niet zijn medewerking heeft verleend aan het verkrijgen van een paspoort. Tegenover deze vijf jaar waarbij de man geen verantwoordelijkheid heeft genomen, staat alleen de intentie van de man om zijn leven te beteren. Ter zitting wordt aangevoerd dat de man thans over woonruimte beschikt en hij sinds een maand een uitkering heeft. Dit is onvoldoende om een beslissing op het verzoek weer aan te houden, ook gelet op het verzoek van de man om een einduitspraak.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarige is. De vrouw heeft sinds de het verbreken van de relatie in november 2005 feitelijk alleen het gezag over de minderjarige uitgeoefend. Er bestaat gegronde vrees dat de vrouw, doordat de man geen invulling geeft aan zijn ouderlijke verantwoordelijkheid, zal worden belemmerd in de uitoefening van het gezamenlijke ouderlijke gezag, zoals reeds is gebleken doordat de man zijn benodigde medewerking voor het aanvragen van een paspoort voor de minderjarige niet verleend. De rechtbank acht het van belang de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie en zal daarom het verzoek van de vrouw toewijzen.
3.6 Omdat tussen partijen sprake is van een relatie als bedoeld in de tweede zin van lid 1 van artikel 237 Rechtsvordering zal de rechtbank de proceskosten tussen hen compenseren.
4. De beslissing
De rechtbank
bepaalt dat het gezag over de minderjarige [naam minderjarige], geboren te Breda op [geboorte datum], voortaan aan de vrouw alleen toekomt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Schoonen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van Van Diepen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: