ECLI:NL:RBBRE:2012:BV9655

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
246241 FT RK 12-325
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • mr. Boerma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen faillietverklaring van Ordito B.V. en beoordeling van de financiële situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 14 maart 2012 uitspraak gedaan in het verzet van [opposant] tegen de faillietverklaring van de besloten vennootschap Ordito B.V. Het faillissement was eerder uitgesproken op 21 februari 2012. [opposant] stelde dat het faillissement onterecht was aangevraagd en dat Ordito een financieel gezonde onderneming was. Hij voerde aan dat het faillissement was aangevraagd om onrechtmatig te profiteren van de verminderde arbeidsrechtelijke bescherming die de wet in een faillissementssituatie biedt. De rechtbank heeft de argumenten van [opposant] beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende bewijs was dat Ordito verkeerde in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. De curator, mr. J.M. Molkenboer, heeft verklaard dat Ordito aanzienlijke schulden had, waaronder een belastingschuld van EURO 481.073 en een schuld aan reguliere crediteuren van EURO 109.969,04. De rechtbank concludeerde dat de stelling van [opposant] dat het faillissement niet had mogen worden aangevraagd niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en het vonnis tot faillietverklaring bekrachtigd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier Leijten-Verhoeven.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK BREDA
Team Insolventie
zaaknummer / rekestnummer: 246241 FT RK 12-325
Beschikking van 14 maart 2012
in de zaak van:
[opposant],
wonende te [woonplaats],
opposant,
verder te noemen “[opposant]”,
advocaat: mr. J.A.J. van Leusden-Van de Ven te Blaricum,
tegen:
De besloten vennootschap
Ordito B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
geopposeerde,
verder te noemen “Ordito”,
curator : mr. J.M. Molkenboer.
1. Het verloop van de procedure.
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
- het vonnis van deze rechtbank van 21 februari 2012 en alle daarin genoemde stukken, waarbij opposant op eigen aangifte in staat van faillissement is verklaard;
- het verzetrekest gedateerd 27 februari 2012, ingekomen ter griffie op 28 februari 2012;
- de beschikking dagbepaling d.d. 28 februari 2012;
- de brieven van mr. J.M. Molkenboer van 5 maart 2012, met als bijlage het eerste faillissementsverslag, gedateerd 5 maart 2012;
- het proces-verbaal van de op 7 maart 2012 gehouden behandeling van het verzoek.
2. Het verzoek.
Dit strekt ertoe voormeld vonnis, waarbij Ordito in staat van faillissement is verklaard, te vernietigen.
3. De beoordeling.
[opposant] is tijdig in verzet gekomen, zodat hij in dat verzet ontvankelijk is.
In het verzoekschrift en ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [opposant] gesteld dat sprake is van misbruik van faillissementsrecht in die zin dat het faillissement van Ordito uitsluitend is aangevraagd om onrechtmatig te profiteren van de verminderde arbeidsrechtelijke bescherming die de wet in een faillissementssituatie geeft door via de weg van een faillissement te komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [opposant] met Ordito, nu het Ordito niet is gelukt via het UWV een ontslagvergunning voor [opposant] te verkrijgen. [opposant] heeft daartoe aangevoerd dat Ordito een financieel gezonde onderneming is en dat er op de datum van de faillietverklaring geen sprake was van de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Ter staving van deze stelling heeft [opposant] aangevoerd dat hij in november 2011 en december 2011 de financiële stukken van Ordito heeft laten analyseren door een deskundige, die heeft vastgesteld dat Ordito een goede liquiditeitspositie had. [opposant] heeft voorts gesteld dat, mocht toch blijken van een faillissementssituatie, het ontstaan van deze faillissementssituatie is veroorzaakt door de bestuurder van Ordito, de heer [bestuurder], verder te noemen “[bestuurder]”, nu deze zich schuldig heeft gemaakt aan financiële onttrekkingen aan Ordito en bovendien zijn echtgenote en zoon op de loonlijst van Ordito heeft geplaatst voor aanzienlijke salarissen, waar geen tegenprestatie tegenover stond. [opposant] heeft tevens aangevoerd dat de bij de eigen aangifte tot faillietverklaring overgelegde cijfers niet juist en volledig zijn en dat elk bewijs van de stelling van [bestuurder] dat de huisbankier te kennen zou hebben gegeven geen vertrouwen meer te hebben in de onderneming van Ordito ontbreekt. [opposant] heeft bij de curator de bijlagen die zijn overgelegd bij de eigen aangifte tot faillietverklaring opgevraagd, doch de curator heeft geweigerd hem bedoelde stukken te verstrekken. De advocaat van [opposant] heeft [bestuurder] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verweten dat hij heeft verzuimd bij andere banken een krediet aan te vragen en daaraan toegevoegd dat [bestuurder] had kunnen kiezen voor een sanering van de vennootschap dan wel inbreng van zijn persoonlijke bezittingen ter verhoging van de liquiditeit van Ordito.
De curator heeft ter zitting verklaard dat de navolgende stukken als bijlage bij de eigen aangifte tot faillietverklaring waren gevoegd:
- een overzicht van debiteuren;
- een overzicht van crediteuren;
- de jaarstukken over 2010;
- het aandeelhoudersregister;
- de oprichtingsakte;
- de statuten van de vennootschap;
- uittreksels van de Kamer van Koophandel;
- de notulen van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders.
De curator heeft voorts verklaard dat hij het verzoek van [opposant] om hem voormelde stukken te verstrekken heeft afgewezen na overleg met de rechter-commissaris, onder de aantekening dat [opposant] het verzoek om hem bedoelde stukken te verstrekken heeft gedaan voordat hij verzet tegen het faillissement had ingesteld. Met betrekking tot de financiële situatie van Ordito heeft de curator verklaard dat Ordito wel degelijk verkeerde in de toestand van te hebben opgehouden te betalen, nu er een belastingschuld was van EURO 481.073,-- nog te vermeerderen met de loonbelasting over januari 2012, een schuld aan UVW (waarvan de omvang nog niet vaststaat), een schuld aan reguliere crediteuren van EURO 109.969,04 en Ordito bovendien niet meer over de middelen beschikte om de salarissen van het personeel te betalen. Als verklaring voor het feit dat er geen bankschuld is en dat de huisbankier desondanks geen middelen meer wenste te verstrekken, heeft [bestuurder] verklaard dat de huisbankier het krediet formeel niet heeft opgezegd doch dat Ordito een kredietruimte had van EURO 100.000,-- en dat de bank geen roodstand duldde. De curator heeft tot slot verklaard dat het tot zijn reguliere taak als curator behoort de door [opposant] gestelde onregelmatigheden en onttrekkingen te onderzoeken en dat een en ander uiteraard onderwerp van onderzoek zal zijn.
De rechtbank stelt vast dat tussen [opposant] en Ordito sprake is van een langlopend arbeidsconflict, doch dat dit conflict zich niet leent voor behandeling in het kader van het ingestelde verzet. De rechtbank is niet gebleken dat het faillissement door [bestuurder] is aangevraagd met als (enig) doel van de verplichtingen jegens werknemers, waaronder [opposant], af te komen. De rechtbank stelt vast dat uit de bijlagen bij de eigen aangifte genoegzaam is gebleken dat Ordito verkeerde in de toestand van te hebben opgehouden te betalen en dat niet is gebleken dat onjuiste stukken zijn overgelegd of verkeerde informatie is gegeven. Uit de onbetwist gebleven verklaring van de curator met betrekking tot de financiële positie van Ordito blijkt bovendien dat sprake was van een aanzienlijke schuldenlast aan de fiscus, aan UWV en aan de concurrente crediteuren waarvoor geen middelen beschikbaar waren en dat Ordito bovendien al enige tijd niet meer in staat was de salarissen van haar werknemers te betalen. Op grond hiervan staat vast dat summierlijk is gebleken van de omstandigheid dat Ordito ten tijde van het uitspreken van het faillissement verkeerde in de toestand van te hebben opgehouden te betalen, terwijl in die situatie nadien geen wijziging is gekomen. De rechtbank acht de stelling van de advocaat van [opposant] dat [bestuurder] het faillissement niet had mogen aanvragen niet voldoende onderbouwd om tot een ander oordeel te komen.
Op grond van het vorenstaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard en dient het vonnis tot faillietverklaring te worden bekrachtigd.
4. De beslissing.
De rechtbank
verklaart het verzet tegen het vonnis van deze rechtbank van 21 februari 2012 ongegrond en bekrachtigt dat vonnis.
Aldus gedaan door mr. Boerma in tegenwoordigheid van Leijten-Verhoeven als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2012.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch