ECLI:NL:RBBRE:2012:BV9746
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Hund
- Rechtspraak.nl
Waarde onroerende zaak en aanslag onroerende-zaakbelastingen 2010
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 8 maart 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven over de waardering van een onroerende zaak. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de beschikking waarbij zijn woning, gelegen aan [adres] te [woonplaats], was gewaardeerd op € 376.000 per waardepeildatum 1 januari 2009. De heffingsambtenaar had de waarde in de uitspraak op bezwaar verlaagd tot € 352.000, wat leidde tot een overeenkomstige vermindering van de aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2010.
De zitting vond plaats op 23 februari 2012 in ‘s-Hertogenbosch, waar de gemachtigde van de heffingsambtenaar en een taxateur aanwezig waren. De belanghebbende was niet verschenen, maar had zijn bezwaren schriftelijk ingediend. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de woning en de daarop gebaseerde aanslag niet te hoog waren vastgesteld. De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de woning op de waardepeildatum een waarde in het economische verkeer had van € 352.000, mede op basis van een taxatierapport dat was opgesteld door taxateur B. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar materieel tegemoet was gekomen aan de bezwaren van de belanghebbende, aangezien de waarde was verlaagd tot onder de door de belanghebbende subsidiair gestelde waarde.
De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en gaf aan dat partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, M.S.J. Pijnenburg-Braspenning.