ECLI:NL:RBBRE:2012:BW0510

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
30 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-810885-11
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Schoonen
  • A. Kok
  • J. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere zedenmisdrijven en diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 30 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder verkrachting en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en heeft de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van twee zedenmisdrijven, een gewelddadige diefstal en een verduistering. De feiten vonden plaats in Breda en betroffen slachtoffers die door de verdachte met geweld en bedreiging zijn gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft bij de bewijsvoering gebruik gemaakt van schakelbewijs, waarbij overeenkomsten tussen de verschillende feiten zijn aangetoond. De verdachte, die ten tijde van de feiten nog minderjarig was, werd als onrijp beschouwd, wat leidde tot de toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk heeft gesteld voor de geleden schade.

Uitspraak

-
RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/810885-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
gedetineerd in de justitiële jeugdinrichting Den Hey-Acker te Breda,
raadsman mr. Neijndorff, advocaat te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 maart 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht en is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: [slachtoffer 1] met (bedreiging van) geweld heeft verkracht;
feit 2: [slachtoffer 2] met (bedreiging van) geweld heeft verkracht dan wel dat hij ontucht met haar ([slachtoffer 2]) heeft gepleegd, terwijl zij de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt;
feit 3: [slachtoffer 3] met (bedreiging van) geweld heeft beroofd dan wel dat hij drie paspoorten toebehorende aan [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft geheeld dan wel verduisterd;
feit 4: [slachtoffer 6] met (bedreiging van) geweld heeft beroofd dan wel dat hij diverse goederen toebehorende aan haar ([slachtoffer 6]) heeft geheeld dan wel verduisterd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de verkrachting van [slachtoffer 1] op 18 juli 2010 (feit 1) wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [voornaam slachtoffer 1], de verklaring van de heer [getuige 1], de resultaten van het door het NFI verrichte DNA-onderzoek en de fotocamera van [voornaam slachtoffer 1] die in de slaapkamer van verdachte is aangetroffen.
De verkrachting van [voornaam ] [slachtoffer 2] op 18 februari 2011 (feit 2) acht de officier van justitie eveneens wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [voornaam slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte zelf, inhoudende dat hij orale seks met [voornaam slachtoffer 2] heeft gehad. De officier van justitie volgt voor het overige de verklaring van [voornaam slachtoffer 2] en stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is geweest van vrijwillige seks, maar van een verkrachting.
De officier van justitie heeft in haar bewijsconstructie bij voornoemde verkrachtingszaken tevens gebruik gemaakt van zogenoemd ‘schakelbewijs’. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er opvallende overeenkomsten tussen beide verkrachtingszaken zijn, daar waar het gaat om de feitelijke toedracht, de gehanteerde modus operandi alsmede de door aangeefsters opgegeven signalementen.
De officier van justitie acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] op 15 augustus 2010 met geweld heeft beroofd van drie paspoorten. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer 3] en in het bijzonder op het signalement dat zij van de dader geeft. De betreffende paspoorten zijn in de woning van verdachte aangetroffen. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte, dat hij de betreffende paspoorten gevonden heeft of van iemand heeft gekregen, niet geloofwaardig.
Tot slot acht de officier van justitie, gelet op het signalement dat aangeefster van de dader heeft gegeven, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 6] op 19 maart 2011 met geweld heeft beroofd. De subsidiair ten laste gelegde opzet- dan wel schuldheling acht de officier van justitie evenmin wettig en overtuigend bewezen. De meer subsidiair ten laste gelegde verduistering acht de officier van justitie daarentegen wel wettig en overtuigend bewezen, nu de spullen van aangeefster in de woning van verdachte zijn aangetroffen, terwijl verdachte daar geen geloofwaardige verklaring voor heeft gegeven.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich, voor wat betreft feit 1, aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde verkrachting van [voornaam slachtoffer 2] (feit 2, primair). De verdediging stelt zich op het standpunt dat, hoewel vaststaat dat verdachte en [voornaam slachtoffer 2] op 18 februari 2011 seksueel contact hebben gehad, geen sprake was van verkrachting. Zij heeft ingestemd met de seksuele handelingen, aldus de verdediging. Tot slot is de verdediging van mening dat er diverse redenen zijn om aan de juistheid en geloofwaardigheid van de verklaringen van [voornaam slachtoffer 2] te twijfelen. De verdediging refereert zich, voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde, aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging is van mening dat de onder feit 3 primair ten laste gelegde diefstal met geweld niet kan worden bewezen. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte iets te maken heeft met deze diefstal, aldus de raadsman. De enkele verklaring van verdachte ‘dat hij de paspoorten heeft gekregen of gevonden’, kan naar de mening van de raadsman evenmin leiden tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde opzet- dan wel schuldheling. Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde verduistering refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Tot slot is de verdediging van mening dat de onder feit 4 primair ten laste gelegde diefstal met geweld niet kan worden bewezen. Het signalement dat aangeefster opgeeft, komt naar de mening van de verdediging niet overeen met het signalement van verdachte, nu aangeefster heeft verklaard over een man met een ‘negroïde uiterlijk’. Naar de mening van de verdediging kan evenmin worden bewezen de subsidiair ten laste gelegde opzet- dan wel schuldheling, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de spullen van aangeefster van diefstal afkomstig waren. Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde verduistering refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Door de verdediging is - kort gezegd - bepleit dat het opsporingsonderzoek in deze zaak niet geheel vlekkeloos is verlopen, maar de verdediging heeft hieraan geen (juridische) consequentie verbonden.
De rechtbank overweegt in dit kader ambtshalve dat, hoewel sprake is van (enkele) processuele onzuiverheden in het voorbereidend onderzoek, deze niet zodanig zijn dat verdachte hierdoor in enig rechtens te respecteren belang is geschaad. De rechtbank zal hieraan dan ook evenmin verdere (juridische) consequenties verbinden.
Feit 1
In de nacht van 18 juli 2010 liep aangeefster [slachtoffer 1] omstreeks 04:30 uur over de Weerijssingel te Breda. Zij droeg op dat moment een schoudertas, met daarin – onder
meer – een blauwe fotocamera van het merk Sony, type Cybershot. [voornaam slachtoffer 1] werd op voornoemd tijdstip plotseling van achteren benaderd door een man met een bivakmuts. Zij werd op de grond geduwd, waarna de man zijn revolver aan haar toonde en de loop op haar hoofd richtte. De man zei op een dringende toon: “Meekomen”. De man pakte haar vervolgens vast en duwde haar vooruit in de richting van een inham naast een flat. [voornaam slachtoffer 1] werd, ter hoogte van het ijzeren hek bij deze inham, de bosjes ingeduwd. De man zei tegen haar: “Kleed je uit” en ‘Vestje uit’. De man richtte opnieuw zijn revolver op [voornaam slachtoffer 1], waarna zij zich tevens moest ontdoen van (het merendeel van) haar overige kledingstukken. Vervolgens heeft de man zijn vingers in haar vagina gedaan en haar gevingerd. Ook zei hij tegen haar: “Je mag niet huilen, je moet stil zijn”. Enige tijd later trok de man zijn broek en boxershort naar beneden en zei hij tegen haar dat zij hem moest pijpen. De man heeft gedurende het pijpen tegen [voornaam slachtoffer 1] gepraat en haar diverse vragen gesteld. Ook zei hij tegen haar: “Ik hoop ook dat je niemand een berichtje of gebeld hebt onderweg, want dan heb je een probleem, want ik schiet jullie allemaal dood”. [voornaam slachtoffer 1] zag tijdens het pijpen opvallende tatoeages. Zij zag dat de – in haar beleving jonge – man een aantal sterren op zijn linkerlies had getatoeëerd, die schuin naar boven opliepen. Na enige tijd moest [voornaam slachtoffer 1] zich omdraaien en bukken. De man zei tegen haar: “Je moet naar beneden kijken, je mag me niet aankijken”. Zij voelde dat de man haar string naar beneden trok. De man zei op dat moment tegen haar dat ze stil moest zijn en dat ze niet mocht huilen. Vervolgens heeft de man haar vaginaal gepenetreerd. [voornaam slachtoffer 1] voelde dat de man haar heupen vastpakte en dat hij haar lichaam op en neer bewoog van voor naar achteren. Vervolgens werd de penis van de man slap en moest zij hem opnieuw pijpen. De man heeft [voornaam slachtoffer 1]’s hoofd met zijn handen vastgepakt en haar mond verder om zijn penis geduwd. Zij moest zich vervolgens weer omdraaien en bukken, waarna de man haar wederom vaginaal heeft gepenetreerd. De penis van de man werd echter opnieuw slap, waarna zij de man nogmaals moest pijpen. Hierna werd zij nogmaals vaginaal door de man gepenetreerd en moest zij hem opnieuw, nadat zijn penis slap werd, oraal bevredigen. De man gebruikte daarbij wederom zijn handen om zijn penis dieper in de mond van [voornaam slachtoffer 1] te krijgen. Ook zei hij ‘dat hij hen allemaal kapot zou schieten’ en ‘dat het niet uitmaakt of dat het er een, twee of drie zijn’. Vervolgens zei hij tegen [voornaam slachtoffer 1]: “Ik stop hem in je kontje”. De penis van de man werd echter weer slap, waarna zij hem opnieuw moest pijpen. De man stopte zijn penis opnieuw dieper in haar mond door met zijn handen op haar hoofd te duwen. Op enig moment heeft de man nog tegen haar gezegd: “Alle meisjes moeten luisteren, tegenwerken schiet niet op, ze moeten gewoon luisteren”. Ook heeft hij aan de tepels van [voornaam slachtoffer 1] gelikt. Omdat het lichter werd, wilde de man op een gegeven moment gaan verplaatsen. [voornaam slachtoffer 1] mocht haar broek van de man aantrekken. Op dat moment zag [voornaam slachtoffer 1] kans om aan de man te ontsnappen door hard weg te rennen.
Bij [voornaam slachtoffer 1] is diezelfde dag een zedenkit afgenomen , waarna het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzoek heeft gedaan naar de biologische sporen die op haar lichaam zijn aangetroffen. Het NFI heeft op de linkertepel van [voornaam slachtoffer 1] een DNA-profiel aangetroffen van een onbekende man (bemonstering ZAAA9844NL#09). Met toestemming van verdachte is bij hem op 10 maart 2011 een referentiemonster (wangslijmvlies RAAL9722NL) afgenomen. Vervolgens is gebleken dat dit referentiemonster matcht met de bemonstering van de linktertepel van [voornaam slachtoffer 1]. Het NFI heeft vervolgens berekend wat de frequentie is van het DNA-profiel dat is bemonsterd op de linkertepel van [voornaam slachtoffer 1]. Deze frequentie bleek kleiner te zijn dan 1 op 1 miljard, ofwel de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Vervolgens heeft er op 31 maart 2011 een doorzoeking plaatsgevonden van de woning van verdachte. Bij deze doorzoeking is in de slaapkamer van verdachte een blauwe fotocamera aangetroffen van het merk Sony, type Cybershot. Op deze fotocamera stonden foto’s, zoals die eerder door [voornaam slachtoffer 1] zijn omschreven.
Tot slot bevat het dossier een foto van het bovenlijf van verdachte. Op deze foto is te zien dat hij opvallende, stervormige tatoeages op zijn bovenlichaam heeft.
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer 1] op 18 juli 2010 te Breda.
De rechtbank heeft geen waarde gehecht aan het feit dat [voornaam slachtoffer 1] in haar aangifte spreekt over een ‘licht getinte man’. De rechtbank houdt het ervoor dat haar herinnering – op dit punt – niet conform de werkelijkheid is geweest gelet op het tijdstip waarop en de locatie waar de verkrachting plaatsvond.
Feit 2
In de ochtend van 18 februari 2011 vertrok aangeefster [voornaam ] [slachtoffer 2] omstreeks 07:30 uur vanaf haar huis, gelegen aan het [adres slachtoffer 2], om richting school te gaan . Zij was op weg naar de bushalte. Bij het klooster, nabij de Bonairestraat, werd zij plotseling vastgepakt door een man met een bivakmuts. De man hield haar vast en hield een mes bij haar keel. De man sleurde haar mee en duwde haar tegen een garagebox. De man zei: “Houd je mond” en [voornaam slachtoffer 2] voelde het mes op dat moment nog meer tegen haar keel gedrukt worden. De man deed vervolgens zijn broek omlaag. Hij zei meermalen tegen haar dat zij ‘hem niet aan mocht kijken’. De man pakte het hoofd van [voornaam slachtoffer 2] en duwde haar hoofd in de richting van zijn penis. De man zei: “Pijp me”. [voornaam slachtoffer 2] zei: “Nee”. De man hield opnieuw het mes bij haar keel en zei: “Doe het, anders vermoord ik jou echt”. Ook zei hij: “Nou moet je het doen, anders vermoord ik jou echt” en “Zuig eraan”. [voornaam slachtoffer 2] heeft de man vervolgens gepijpt. De man hield daarbij haar hoofd vast. Na ongeveer 3 minuten wilde de man gaan verplaatsen. Hij dwong haar mee te lopen door diverse straten. Uiteindelijk kwamen ze aan bij een smal steegje. Aan het einde van dit steegje deed de man zijn broek opnieuw omlaag en moest zij hem opnieuw pijpen. [voornaam slachtoffer 2] zag dat de man zijn shirt omhoog deed. Zij zag dat de man aan de linkerkant van zijn buik tatoeages had in de vorm van meerdere sterren. De man zei tegen haar: “Pijp me” en “Zuig eraan”. Zij heeft de man toen opnieuw gepijpt. Zij was bang dat de man opnieuw het mes zou pakken. De man zei vervolgens: “Draai je om”, “Ik ga hem in jouw plasgat stoppen” en “Ik ben ook klaargekomen”. De man trok [voornaam slachtoffer 2]’s broek en onderbroek naar beneden. Zij draaide zich om en voelde dat de man zijn penis tegen haar billen hield. Het lukte de man niet om [voornaam slachtoffer 2] te penetreren. De man zei: “Ik krijg hem er niet in, draai je weer om en pijp me verder”. [voornaam slachtoffer 2] heeft de man vervolgens weer moeten pijpen. De man zei tegen haar: “Kunnen we dat niet vaker doen” en “Maandag dezelfde plek, maar niet dat je de politie erbij hebt dan, want dan weet ik je te vinden”. [voornaam slachtoffer 2] heeft hem vervolgens nog ongeveer 30 minuten moeten pijpen. De man heeft tegen haar gezegd: “Ik weet waar jij woont en als de politie voor de deur staat, dan weet ik je te vinden” en “Ik ken jouw ouders”. Ook heeft de man, terwijl [voornaam slachtoffer 2] hem pijpte, haar blote borsten betast door met zijn handen in haar bh te gaan. Op een gegeven moment zei de man: “Stop”. De man pakte [voornaam slachtoffer 2] vast en liep met haar achteruit. Hij had zijn arm bij haar keel en het mes in zijn andere hand. De man zei tegen haar: “Houd je mond, geen geluid maken”, “Niet kijken” en “Blijf naar de grond kijken”. De man is vervolgens weggelopen.
Zowel ter zitting als bij de politie heeft verdachte verklaard dat [voornaam slachtoffer 2] hem inderdaad heeft gepijpt.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [voornaam ] [slachtoffer 2] op 18 februari 2011 te Breda.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om aan de geloofwaardigheid en juistheid van de aangifte van [voornaam slachtoffer 2], zoals hiervoor aangegeven, te twijfelen. Hoewel [voornaam slachtoffer 2] veelvuldig door de politie is verhoord, heeft zij - over de handelswijze van de dader en hetgeen haar die dag is overkomen – altijd zeer consequent en eenduidig verklaard. Het enkele feit dat [voornaam slachtoffer 2] op een aantal, naar het oordeel van de rechtbank ondergeschikte, punten wat onduidelijk heeft verklaard, maakt nog niet dat haar aangifte daarmee als ongeloofwaardig of onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt, zoals door de verdediging is bepleit. De rechtbank houdt het ervoor dat de zeer jonge leeftijd van [voornaam slachtoffer 2] hierin mede een rol heeft gespeeld.
De verdediging heeft bepleit dat [voornaam slachtoffer 2] op 18 februari 2011 niet door verdachte is verkracht, maar dat zij hem uit vrije wil oraal heeft bevredigd. De rechtbank acht deze lezing niet geloofwaardig en heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte was op 18 februari 2011 meerderjarig (18 jaar), terwijl [voornaam slachtoffer 2] op dat moment nog maar 14 jaar oud was. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit verschil in leeftijd, gelet op de levensfase waarin verdachte en [voornaam slachtoffer 2] zich op dat moment bevonden, als aanzienlijk worden aangemerkt. Zeker daar waar het gaat om seksuele interesses en reeds opgedane seksuele ervaringen.
[voornaam slachtoffer 2] heeft verklaard dat het pijpen van verdachte op 18 februari 2011 haar eerste seksuele ervaring is geweest. Gelet op de zeer jonge leeftijd van [voornaam slachtoffer 2] zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen redenen om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Het enkele feit dat [voornaam slachtoffer 2] tijdens ‘chatgesprekken’ op MSN met leeftijdsgenoten praat over seks, maakt dit niet anders.
De rechtbank acht het bovendien allerminst aannemelijk dat [voornaam slachtoffer 2] in de vroege ochtend van 18 februari 2011, omstreeks 7:30 uur, terwijl zij nietsvermoedend richting de bus liep en op weg was naar school, geheel vrijwillig is ingegaan op het verzoek van verdachte om hem – eerst achter een garagebox en vervolgens in een steegje – te pijpen. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat [voornaam slachtoffer 2] op dat tijdstip en op die manier haar eerste seksuele ervaring heeft willen opdoen, terwijl de seksuele handelingen bovendien enkel waren gericht op de bevrediging van verdachte.
Indien deze seksuele handelingen volledig uit vrije wil zouden zijn verricht, had het bovendien voor de hand gelegen dat [voornaam slachtoffer 2] hierover (in ieder geval tegen haar familie) had gezwegen, gelet op haar culturele achtergrond. In plaats daarvan is [voornaam slachtoffer 2] echter onmiddellijk naar de woning van haar vader gegaan en heeft zij direct openheid van zaken gegeven en heeft zij verteld dat zij door een voorbijganger was verkracht. Er zijn, naast de vader van [voornaam slachtoffer 2], bovendien nog diverse andere getuigen die haar kort na het voorval ontdaan hebben gezien. Dit strookt niet met de lezing van verdachte dat [voornaam slachtoffer 2] hem vrijwillig op straat heeft gepijpt.
De rechtbank acht het tot slot van belang om op te merken dat de aangifte van [voornaam slachtoffer 2] opvallende overeenkomsten vertoont met de daarvoor gepleegde verkrachting van [voornaam slachtoffer 1]
(feit 1). Het gaat dan in het bijzonder om de specifieke details die [voornaam slachtoffer 2] heeft gegeven over de feitelijke toedracht en de handelwijze van de dader. [voornaam slachtoffer 2] heeft immers verklaard over een bivakmuts, een wapen (in dit geval een mes) en over het feit dat de dader veelvuldig tegen haar praatte en onder meer tegen haar zei ‘dat ze hem niet mocht aankijken’ en ‘dat ze naar de grond moest blijven kijken’. Ook heeft [voornaam slachtoffer 2] - net als [voornaam slachtoffer 1] - verklaard dat zij de man meerdere keren moest pijpen, ook nadat het de man niet lukte om haar te penetreren. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de 14-jarige [voornaam slachtoffer 2] dergelijke details heeft verzonnen.
De rechtbank acht daarom de lezing van [voornaam slachtoffer 2], dat zij op 18 februari 2011 door verdachte is verkracht, geloofwaardig.
Feit 3
Op 15 augustus 2010 omstreeks 05:45 uur reed [slachtoffer 3] met haar fiets door het park Valkenberg te Breda. Plotseling werd zij door een man overvallen. De man bedreigde haar met een mes en ging er met haar fiets en handtas vandoor. In deze tas bevonden zich drie paspoorten op naam van [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5].
Op 31 maart 2011 werd de woning van verdachte, aan de [adres] doorzocht. Tijdens deze doorzoeking werd in de slaapkamer van verdachte een drietal paspoorten aangetroffen. Deze stonden op naam van [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5].
Zowel ter zitting als bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij deze paspoorten van iemand heeft gekregen of heeft gevonden. Hij kan zich dit niet meer herinneren.
De rechtbank acht niet wettig bewezen dat verdachte de primair ten laste gelegde diefstal op 15 augustus 2010 heeft gepleegd. De aangifte van [slachtoffer 3], met daarin slechts een zeer algemeen signalement van de vermoedelijke dader, wordt niet ondersteund door een of meer andere bewijsmiddelen waaruit de betrokkenheid van verdachte bij deze diefstal kan worden afgeleid.
De subsidiair ten laste gelegde opzet- dan wel schuldheling acht de rechtbank evenmin bewezen, nu verdachte heeft volstaan met de verklaring ‘dat hij de drie paspoorten van iemand heeft gekregen of heeft gevonden’. Op basis hiervan kan niet worden vastgesteld of verdachte wist - of redelijkerwijs had moeten vermoeden - dat de drie paspoorten, die hij op 31 maart 2011 in zijn slaapkamer onder zich hield, van diefstal afkomstig waren. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde heling.
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, in de periode van 15 augustus 2010 tot en met 31 maart 2011 te Breda, schuldig heeft gemaakt aan de verduistering van drie paspoorten.
Feit 4
Op 19 maart 2011 omstreeks 21:45 uur liep [slachtoffer 6] met haar fiets, vanaf het station te Breda, richting park Valkenberg. In het park voelde zij, ter hoogte van de rode brug, plots twee handen op haar mond. [voornaam slachtoffer 6] werd meegesleept de brug over en hoorde een man tegen haar zeggen: “Hou je bek en ga de bosjes in”. [voornaam slachtoffer 6] werd door deze man de bosjes ingeduwd. De man zei tegen haar: “Ga verder de bosjes in”. [voornaam slachtoffer 6] werd vervolgens, terwijl zij op de grond lag, geslagen in haar gezicht. Zij voelde dat dit vuistslagen waren. Ook werd zij op haar gezicht getrapt. Dit deed pijn. [voornaam slachtoffer 6] begon te gillen en is om zich heen gaan slaan. De man trok haar damestas uit haar handen, gaf haar nog een trap op haar gezicht en liep weg. De man kwam vervolgens terug en gaf [voornaam slachtoffer 6] wederom een trap op haar gezicht. Hij zei tegen haar: “Meisje als jij hier met iemand over praat dan vermoord ik je”. Vervolgens is de man er met de tas vandoor gegaan. In de tas zaten onder andere een portemonnee, een rijbewijs, een hogeschoolpasje, een sleutelbos, een Ipod en nog diverse andere pasjes.
[voornaam slachtoffer 6] had het vermoeden dat de man ‘dingen met haar wilde doen die zij niet wilde’. De tas, die de man uiteindelijk meenam, had tijdens de worsteling al diverse keren (voor het grijpen) op de grond gelegen. Eerst op het moment dat de man doorkreeg dat hij [voornaam slachtoffer 6] niet kon overmeesteren, is hij er met de tas vandoor gegaan, aldus [voornaam slachtoffer 6].
Op 31 maart 2011 werd de woning van verdachte doorzocht. Op de slaapkamer van verdachte werd aangetroffen: de portemonnee van [voornaam slachtoffer 6], haar hogeschoolpasje en diverse overige pasjes van [voornaam slachtoffer 6]. Haar rijbewijs en sleutelbos werden in de was- en strijkkamer gevonden.
Op camerabeelden is te zien dat [voornaam slachtoffer 6] en verdachte op 19 maart 2011 omstreeks 21:41 uur op het treinstation van Breda lopen in de richting van de stationshal. Verdachte loopt enkele meters achter [voornaam slachtoffer 6]. Op de beelden is tevens te zien dat [voornaam slachtoffer 6] op enig moment de Albert Heijn binnenloopt en dat verdachte in die richting kijkt.
Anders dan door de verdediging en de officier van justitie is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat het dossier voldoende wettig bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen van de primair ten laste gelegde diefstal met geweld. De rechtbank heeft ook de overtuiging dat verdachte de gewelddadige beroving van [slachtoffer 6] op 19 maart 2011 te Breda heeft gepleegd.
De rechtbank maakt daarbij tevens gebruik van zogenoemd ‘schakelbewijs’. Uit de rechtspraak vloeit voort dat het gebruik van schakelbewijs toelaatbaar is, mits feiten soortgelijk zijn in de zin dat de gang van zaken bij het ten laste gelegde feit op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met de gang van zaken bij andere feiten, waarvoor meer bewijs voorhanden is. Het gaat daarbij om een specifiek patroon in het gedrag van verdachte en de omstandigheden van het geval. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad hoeft ook niet van het gebruik van schakelbewijs te worden afgezien indien de bewezenverklaring van een feit in overwegende mate berust op dit schakelbewijs.
De rechtbank stelt in dit kader vast dat de aangifte van [voornaam slachtoffer 6] opvallende overeenkomsten vertoont met de aangiften van [voornaam slachtoffer 1] (feit 1) en [voornaam slachtoffer 2] (feit 2). Ook [voornaam slachtoffer 6] liep alleen door Breda en werd, terwijl het donker was, van achteren door een (jonge) man benaderd. De man praatte relatief veel tegen haar. Dit was ook het geval bij [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2]. Wat in het bijzonder opvalt, is dat [voornaam slachtoffer 6] heeft verklaard dat het de man – in eerste instantie – waarschijnlijk niet om haar tas te doen was, nu de tas gedurende de worsteling voor het grijpen had gelegen. [voornaam slachtoffer 6] had sterk het vermoeden dat de man heel andere dingen met haar van plan was. Het heeft er daarom alle schijn van dat de dader in eerste instantie heeft geprobeerd om [voornaam slachtoffer 6] in de bosjes aan te randen dan wel te verkrachten, maar dat dit, vanwege het heftige verzet dat [voornaam slachtoffer 6] op dat moment pleegde, niet gelukt is. Een en ander heeft er kennelijk toe geleid dat de dader op dat moment besloot ‘met minder’ (een tas) genoegen te nemen.
De overtuiging van de rechtbank, dat verdachte de dader is geweest, wordt tevens gesterkt door het feit dat hij bij de politie heeft gelogen over waar hij die avond was. Eerst nadat de politie hem had geconfronteerd met de historische verkeersgegevens van zijn mobiele telefoon, heeft hij toegegeven waar hij die avond was geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het er alle schijn van dat verdachte de waarheid probeert te verhullen, namelijk dat hij in de avond van 19 maart 2011 vanaf Tilburg de trein naar Breda heeft genomen en vervolgens achter [voornaam slachtoffer 6] aan) het park Valkenberg is ingelopen. Dit park ligt op zichtafstand van het station Breda en is een gebruikelijke doorgangsroute van het station naar het centrum.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [voornaam slachtoffer 6] van [slachtoffer 6] op 19 maart 2011 met geweld van haar tas (met inhoud) heeft beroofd. Naar het oordeel van de rechtbank was het oogmerk bij het toegepaste geweld, hoewel dit in eerste instantie wellicht gericht was op een ander doel, uiteindelijk (mede) gericht op het wegnemen van de tas.
De rechtbank merkt volledigheidshalve nog op dat zij geen waarde heeft gehecht aan het feit dat [voornaam slachtoffer 6] in haar aangifte spreekt over een ‘negroïde man’. De rechtbank houdt het ervoor dat haar herinnering – op dit punt – niet conform de werkelijkheid is geweest gelet op het tijdstip waarop zij werd overvallen in het park (omstreeks 21:45 uur) en het feit dat het op dat moment donker was. Immers, [voornaam slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij koos voor de donkere route door het park, omdat zij daar stemmen hoorde. Voorts acht de rechtbank van belang dat [voornaam slachtoffer 6] enkele minuten daarvoor, op het moment dat zij de stationshal uitliep, werd aangesproken door een negroïde man. Mogelijk heeft deze gebeurtenis (mede) invloed gehad op de voorstelling van [voornaam slachtoffer 6] van de mogelijke dader en daardoor tevens op het door haar opgegeven signalement.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op18 juli 2010 te Breda door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte, zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] gedaan/gestopt en die [slachtoffer 1] gevingerd en zijn, verdachtes, penis meermalen in de vagina van die [slachtoffer 1] gedaan/gestopt en zijn, verdachtes, penis meermalen in de mond van die [slachtoffer 1] gestopt/gedaan en vervolgens/daarbij op en neer gaande bewegingen gemaakt, althans die [slachtoffer 1] hem, verdachte, laten/doen pijpen, en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte die [slachtoffer 1] onverhoeds/onverwachts van achteren op de grond heeft geduwd en meermalen een revolver zichtbaar voor die [slachtoffer 1] in zijner handen heeft gehouden en die [slachtoffer 1] meermalen heeft vastgepakt en (vooruit) geduwd en meermalen die [slachtoffer 1] bij haar hoofd heeft vastgehouden en haar hoofd op en neer heeft bewogen terwijl die [slachtoffer 1], zijn, verdachtes penis in haar mond had en
meermalen die revolver op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gericht en
die [slachtoffer 1] opzettelijk dreigend -zakelijk weergegeven- de woorden heeft toegevoegd: "Meekomen" en "kleed je uit" en 'dat die [slachtoffer 1] zichzelf moest vingeren' en "Je mag niet huilen, je moet stil zijn" en "Ik hoop ook dat je niemand een berichtje of gebeld hebt onderweg, want dan heb je een probleem, want ik schiet jullie allemaal dood" en/of 'dat die [slachtoffer 1] zich moest omdraaien en bukken' en 'dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, niet mocht aankijken en niet omhoog mocht kijken' en
"ik stop hem in je kontje" en 'dat hij, verdachte hen allemaal kapot zou schieten' en 'dat het niet uit maakt of dat het er een, twee of drie zijn' en "alle meisjes moeten luisteren, tegenwerken schiet niet op, ze moeten gewoon luisteren", terwijl hij, verdachte, een bivakmuts op had en aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2. (primair)
op 18 februari 2011 te Breda door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
zijn, verdachtes, penis meermalen in de mond van die [slachtoffer 2] gestopt/gedaan en
vervolgens/daarbij op en neer gaande bewegingen gemaakt en de blote borsten van die [slachtoffer 2] betast/geaaid en zijn, verdachtes, penis tegen de blote vagina en billen van die [slachtoffer 2] gehouden, en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte, een mes zichtbaar voor die [slachtoffer 2] in zijn handen heeft gehouden en/of tegen de keel, van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en vastgehouden en meegeduwd en meegetrokken en die [slachtoffer 2] bij haar hoofd heeft vastgehouden en haar hoofd op en neer heeft bewogen terwijl die [slachtoffer 2], zijn, verdachtes penis in haar mond had en enkele kledingstukken van die [slachtoffer 2] heeft uitgetrokken en die [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend -zakelijk weergegeven- de woorden heeft toegevoegd: "Houd je mond" en "Pijp me" en 'dat die [slachtoffer 2] hem, verdachte, niet mocht aankijken' en "Doe het anders vermoord ik jou echt" en "Nou moet je het doen, anders vermoord ik jou echt" en "Als jij doet wat ik zeg dan doe ik dat niet" en "Zuig eraan" en "Blijf naar de grond kijken" en "Ik ga hem in jouw plasgat stoppen" en "Ik ben klaargekomen" en "Kunnen we dat niet vaker doen" en "Maandag dezelfde plek, maar niet dat je de politie erbij hebt dan, want dan weet ik je te vinden" en "Houd je mond, geen geluid maken" en "Ik weet waar jij woont, ik ben iemand uit jouw buurt" en "Ik ken jouw ouders terwijl hij, verdachte, een bivakmuts op had en aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
3. (tweede subsidiair)
in de periode van 15 augustus 2010 tot en met 31 maart 2011 te Breda opzettelijk drie paspoorten (t.n.v. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]), toebehorende aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gevonden, dan wel gekregen van een (tot nu toe) onbekend gebleven persoon, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4. (primair)
op 19 maart 2011 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damestas en een portemonnee (inhoudende o.a. diverse pasjes) en een rijbewijs en een hogeschoolpasje en een sleutelbos en een Ipod, toebehorende aan [initialen] [slachtoffer 6], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die van [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- die van [slachtoffer 6] onverhoeds/onverwachts is genaderd en
- onverhoeds/onverwachts zijn handen op de mond van die van [slachtoffer 6] heeft gedaan/gelegd en
- die van [slachtoffer 6] heeft meegesleept/meegetrokken/meegeduwd de bosjes in en
- die van [slachtoffer 6] (terwijl zij op de grond lag) meermalen op het gezicht heeft gestompt en
- die van [slachtoffer 6] (terwijl zij op de grond lag) meermalen op het gezicht en
- die van [slachtoffer 6] -zakelijk weergegeven- opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Hou je bek en ga de bosjes in" en "Ga verder de bosjes in" en"meisje als jij hier met iemand over praat dan vermoord ik je".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast en vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen (hierna te noemen: ‘PIJ-maatregel’) voor de duur van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de ernst van de feiten, de traumatische ervaringen voor de slachtoffers en het feit dat verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven over zijn handelen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, voor zover er een bewezenverklaring van een of meer feiten volgt, in ieder geval het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast. Voor het overige heeft de verdediging geen standpunt ingenomen over de strafoplegging.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft - in een relatief korte periode - twee meisjes verkracht op een voor deze meisjes zeer angstaanjagende en gewelddadige manier. De meisjes waren voor verdachte slechts een middel om te voorzien in zijn eigen behoeftebevrediging op dat moment. Wat zijn handelen met de meisjes heeft gedaan, lijkt hem tot op de dag van vandaag niet te interesseren. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
In het bijzonder neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij geen enkel inzicht heeft willen geven in zijn handelen en bovendien op geen enkele manier berouw heeft getoond richting de slachtoffers, terwijl hij hun lichamelijke integriteit op ernstige wijze heeft geschonden. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat ook de geestelijke gezondheid van slachtoffers van dergelijk fysiek misbruik ernstig kan worden geschaad.
Dat hiervan in het onderhavige geval sprake is, volgt ook uit de schriftelijke verklaringen die door de slachtoffers zijn opgesteld.
Naast voornoemde verkrachtingen, heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving van een (andere) vrouw. Het spreekt voor zich dat een dergelijke roofoverval, die gepaard ging met veel fysiek geweld, een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest voor het slachtoffer. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Tot slot heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan de verduistering van drie paspoorten. Ook dit feit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van zeer ernstige misdrijven die een aanzienlijke straf rechtvaardigen. Tegelijkertijd dient de rechtbank, bij de bepaling van een passende strafmaat, te kijken naar de persoon van de verdachte.
De rechtbank constateert dat verdachte ten tijde van één van de verkrachtingen (feit 1) minderjarig was, terwijl hij ten tijde van het plegen van de overige feiten reeds meerjarig (18 jaar) was. Door zowel de officier van justitie als de raadsman is verzocht om ten aanzien van alle feiten het jeugdstrafrecht (en de daarbij behorende jeugdsancties) toe te passen.
De rechtbank overweegt dat toepassing van het jeugdstrafrecht op grond van het bepaalde in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht mogelijk is indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Hoewel de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd in beginsel geen enkele aanleiding geven het jeugdstrafrecht op verdachte toe te passen, heeft de rechtbank, waar het de persoonlijkheid van de verdachte betreft, in het bijzonder acht geslagen op de uitgebreide voorlichtingsrapportage die over hem is opgemaakt door de deskundigen de heer [naam deskundige 1], kinder- en jeugdpsychiater, en de heer [deskundige 2] GZ-psycholoog, van de klinische observatieafdeling Teylingereind van het ForCA.
In deze rapportage beschrijven deze deskundigen dat verdachte grotendeels heeft geweigerd aan het onderzoek mee te werken. Hierdoor is het voor hen niet mogelijk geweest vast te stellen of er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis. Wel hebben de deskundigen kunnen vaststellen dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstructuur. Dit houdt in dat verdachte is aangewezen op primitieve afweermechanismen en een onrijpe persoonlijkheid heeft. Gezien het structurele karakter hiervan, moet deze problematiek volgens de deskundigen ook ten tijde van het plegen van de delicten bij verdachte aanwezig zijn geweest. De deskundigen adviseren, gelet op de complexiteit van zijn problematiek, een (langdurige) gesloten klinische behandeling aan verdachte op te leggen in de vorm van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Naar de mening van de deskundigen zijn er duidelijke aanwijzingen, gelegen in de persoonlijkheid van verdachte, om het jeugdstrafrecht op hem van toepassing te laten zijn. Verdachte heeft een onrijpe persoonlijkheidsontwikkeling en is nog leerbaar op dit punt. De deskundigen achten verdachte, hoewel thans reeds meerderjarig, nog steeds bereikbaar voor pedagogische interventies binnen het justitiële jeugdveld.
Ter zitting heeft GZ-psycholoog de heer [deskundige 2] daaraan nog toegevoegd dat verdachte zich weliswaar bewust is van de in onze samenleving geldende waarden en normen, maar dat hij deze niet (geheel) heeft geïnternaliseerd. Verdachte begeeft zich op het preconventionele niveau van moreel redeneren, aldus [deskundige 2]
De Raad van de Kinderbescherming heeft geadviseerd conform het ForCA-advies.
De rechtbankbank is, op grond van voornoemde adviezen en de onrijpe persoonlijkheid van verdachte, van oordeel dat het jeugdstrafrecht op verdachte dient te worden toegepast, ook ten aanzien van de ‘meerderjarige feiten’.
De rechtbank stelt tevens vast dat de door verdachte gepleegde misdrijven feiten zijn waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Gezien de ernst van deze feiten en de adviezen van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel passend en geboden is. Het is de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen die het opleggen van een dergelijke PIJ-maatregel aan verdachte vereisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, die thans nog jong is en een heel leven voor zich heeft. De rechtbank acht het daarom noodzakelijk dat verdachte, naast een passende jeugddetentie, tevens de behandeling krijgt die hij nodig heeft om in de toekomst niet te recidiveren.
De rechtbank zal verdachte, gelet op de ernst van de door hem gepleegde feiten, daarnaast 24 maanden jeugddetentie opleggen, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende zijn proeftijd laat begeleiden door Stichting Reclassering Nederland.
Met dit (forse) voorwaardelijke strafdeel beoogt de rechtbank enerzijds verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Anderzijds beoogt de rechtbank hiermee een passend nazorgtraject voor verdachte te waarborgen, nu de PIJ-maatregel maximaal 6 jaar duurt, terwijl niet zeker is dat de behandeling van verdachte dan reeds geheel is afgerond. Met het opleggen van de deels voorwaardelijke jeugddetentie met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van begeleiding door de reclassering wordt begeleiding van verdachte ook na het eindigen van de PIJ-maatregel in elk geval nog 2 jaar mogelijk gemaakt.
7 De benadeelde partij
[slachtoffer 1] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 2.607,45, waarvan
€ 2.500,00 aan immateriële schade en € 107,45 aan materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is ook overigens voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 18 juli 2010.
[slachtoffer 2] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 3.147,60, waarvan € 3.000,00 aan immateriële schade en € 147,60 aan materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is ook overigens voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 18 februari 2011.
[slachtoffer 3] (feit 3)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 1.514,47, waarvan
€ 600,00 aan immateriële schade en € 914,47 aan materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade geen rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde verduistering van de paspoorten, doch van de (primair) ten laste gelegde diefstal. Nu verdachte van de (primair) ten laste gelegde diefstal zal worden vrijgesproken, dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen.
[slachtoffer 6] (feit 4)
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van € 500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is ook overigens voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 19 maart 2011.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van voornoemde benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 27, 36f, 77a, 77c, 77g, 77h, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 242, 321, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: verkrachting
feit 2, primair:verkrachting
feit 3, tweede subsidiair: verduistering
feit 4, primair: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven door of namens Stichting Reclassering Nederland;
- draagt voornoemde reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
Maatregel
- beveelt de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) van
€ 2.607,45, waarvan € 2.500,00 aan immateriële schade en € 107,45 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 18 juli 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2) van
€ 3.147,60, waarvan € 3.000,00 aan immateriële schade en € 147,60 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 18 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3) van € 1.514,47 af;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] (feit 4) van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schademaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers, de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen jeugddetentie:
- [slachtoffer 1] (feit 1): € 2.607,45 (12 dagen jeugddetentie);
- [slachtoffer 2] (feit 2): € 3.147,60(15 dagen jeugddetentie);
- [slachtoffer 6] (feit 4):€ 500,00( 3 dagen jeugddetentie);
met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. Schoonen, voorzitter, mr. Kok en mr. Struijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schilt, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 maart 2012.
Mr. Struijs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De (gewijzigde) tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 18 juli 2010 te Breda door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
meermalen, althans eenmaal,
zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] gedaan/gestopt en/of
die [slachtoffer 1] gevingerd en/of
zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gedaan/gestopt en/of
zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer 1] gestopt/gedaan en/of
(vervolgens/daarbij) op en neer gaande bewegingen gemaakt, althans die [slachtoffer 1]
hem, verdachte, laten/doen pijpen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
die [slachtoffer 1] onverhoeds/onverwachts van achteren (op de grond) heeft geduwd
en/of
meermalen, althans eenmaal, een revolver, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, zichtbaar voor die [slachtoffer 1] in (een) zijner hand(en) heeft
gehouden en/of
die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft vastgepakt en/of (vooruit)
geduwd en/of
meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] bij haar hoofd heeft vastgehouden en/of
haar hoofd op en neer heeft bewogen (terwijl die [slachtoffer 1], zijn, verdachtes
penis in haar mond had) en/of
meermalen, althans eenmaal, die revolver, althans dat op een vuurwapen
gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of
die [slachtoffer 1] opzettelijk dreigend, meermalen, althans eenmaal, -zakelijk
weergegeven- de woorden heeft toegevoegd: "Meekomen" en/of "kleed je uit"
en/of 'dat die [slachtoffer 1] zichzelf moest vingeren' en/of "Je mag niet huilen, je
moet stil zijn" en/of "Ik hoop ook dat je niemand een berichtje of gebeld hebt
onderweg, want dan heb je een probleem, want ik schiet jullie allemaal dood"
en/of 'dat die [slachtoffer 1] zich moest omdraaien en/of bukken' en/of 'dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, niet mocht aankijken en niet omhoog mocht kijken' en/of
"ik stop hem in je kontje" en/of 'dat hij, verdachte hen allemaal kapot zou
schieten' en/of 'dat het niet uit maakt of dat het er een, twee of drie zijn'
en/of "alle meisjes moeten luisteren, tegenwerken schiet niet op, ze moeten
gewoon luisteren", althans telkens woorden van soortgelijke dreigende aard
en/of strekking, (terwijl hij, verdachte, een bivakmuts op had)
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2011 te Breda door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
meermalen, althans eenmaal,
zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] gestopt/gedaan en/of
(vervolgens/daarbij) op en neer gaande bewegingen gemaakt, althans die
[slachtoffer 2] hem, verdachte, laten/doen pijpen en/of
de (blote) borsten van die [slachtoffer 2] betast/geaaid en/of zijn, verdachtes,
penis tegen de (blote) vagina en/of billen van die [slachtoffer 2] gehouden,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
meermalen, althans eenmaal,
een mes, althans eeen scherp en/of puntig voorwerp, zichtbaar voor die
[slachtoffer 2] in (een) zijner handen heeft gehouden en/of tegen de keel,
althans vlakbij het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of
die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (mee)geduwd en/of
(mee) getrokken en/of
die [slachtoffer 2] bij haar hoofd heeft vastgehouden en/of haar hoofd op en neer
heeft bewogen (terwijl die [slachtoffer 2], zijn, verdachtes penis in haar mond
had) en/of
een/enkel kledingstuk(ken) van die [slachtoffer 2] heeft uitgedaan/uitgetrokken
en/of
die [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal, -zakelijk
weergegeven- de woorden heeft toegevoegd: "Houd je mond" en/of "Pijp me"
en/of 'dat die [slachtoffer 2] hem, verdachte, niet mocht aankijken' en/of "Doe
het anders vermoord ik jou echt" en/of "Nou moet je het doen, anders vermoord
ik jou echt" en/of "Als jij doet wat ik zeg dan doe ik dat (haar vermoorden)
niet" en/of "Zuig eraan" en/of "Blijf naar de grond kijken" en/of "Ik ga hem
in jouw plasgat stoppen" en/of "Ik ben klaargekomen" en/of "Kunnen we dat niet
vaker doen" en/of "Maandag dezelfde plek, maar niet dat je de politie erbij
hebt dan, want dan weet ik je te vinden" en/of "Houd je mond, geen geluid
maken" en/of "Ik weet waar jij woont, ik ben iemand uit jouw buurt" en/of "Ik
ken jouw ouders",
althans telkens woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking
(terwijl hij, verdachte, een bivakmuts op had
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 februari 2011 te Breda, met [slachtoffer 2] (geboren op
21 februari 1996), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
meermalen, althans eenmaal,
zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] gestopt/gedaan en/of
(vervolgens/daarbij) op en neer gaande bewegingen gemaakt, althans die
[slachtoffer 2] hem, verdachte, laten/doen pijpen en/of
de (blote) borsten van die [slachtoffer 2] betast/geaaid en/of zijn, verdachtes,
penis tegen de (blote) vagina en/of billen van die [slachtoffer 2] gehouden;
3.
hij op of omstreeks 15 augustus 2010 te Breda met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets en/of een tas
(inhoudende o.a. drie paspoorten -t.n.v. [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5]-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
terwijl [slachtoffer 3] op de openbare weg fietste, [slachtoffer 3] onverhoeds werd
vastgepakt en/of (vervolgens) de fiets van [slachtoffer 3] werd vastgepakt en/of
[slachtoffer 3] een mes werd getoond en/of daarbij [slachtoffer 3] de woorden werden
toegevoegd: "ga maar naar de bosjes, anders snij ik jouw hoofd" althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2010 tot en met 31 maart 2011
te Breda, in elk geval in Nederland, drie paspoorten (t.n.v. [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die paspoorten wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2010 tot en met 31 maart 2011
te Breda opzettelijk drie paspoorten (t.n.v. [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als
gevonden, dan wel gekregen van een (tot nu toe) onbekend gebleven persoon, onder
zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op of omstreeks 19 maart 2011 te Breda met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)tas en/of een
portefeuille/portemonnee (inhoudende o.a. diverse pasjes) en/of een rijbewijs
en/of een (hogeschool)pasje en/of een sleutelbos en/of een Ipod, in elk geval
enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [initialen] [slachtoffer 6],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die van [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte,
- die van [slachtoffer 6] onverhoeds/onverwachts is genaderd en/of
- onverhoeds/onverwachts zijn hand(en) op de mond van die van [slachtoffer 6] heeft
gedaan/gelegd en/of
- die van [slachtoffer 6] heeft meegesleept/meegetrokken/meegeduwd (de bosjes in) en/of
- die van [slachtoffer 6] (hard en/of met kracht) op de grond heeft
geduwd/gegooid/getrokken en/of
- die van [slachtoffer 6] (terwijl zij op de grond lag) meermalen, althans eenmaal,
in/op/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt/gestoten en/of
- die van [slachtoffer 6] (terwijl zij op de grond lag) meermalen, althans eenmaal,
in/tegen/op het gezicht, althans het lichaam, heeft getrapt/geschopt en/of
- die van [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal, -zakelijk weergegeven-
opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Hou je bek en ga de bosjes
in" en/of "Ga verder de bosjes in" en/of "meisje als jij hier met iemand over
praat dan vermoord ik je", althans woorden van soortgelijke dreigende aard
en/of strekking;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 19 maart 2011 tot en met 3 mei 2011 te
Breda, in elk geval in Nederland, een (dames)tas en/of een
portefeuille/portemonnee (inhoudende o.a. diverse pasjes t.n.v. [initialen] van [slachtoffer 6])
en/of een rijbewijs (t.n.v. [initialen] [slachtoffer 6]) en/of een (hogeschool)pasje
(t.n.v. [initialen] van [slachtoffer 6]) en/of een sleutelbos heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die/dat (dames)tas en/of portefeuille/portemonnee
(inhoudende o.a. diverse pasjes) en/of rijbewijs en/of (hogeschool)pasje en/of
sleutelbos wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 19 maart 2011 tot en met 3 mei 2011 te
Breda, in elk geval in Nederland, opzettelijk een (dames)tas en/of een
portefeuille/portemonnee (inhoudende o.a. diverse pasjes t.n.v. [[initialen]achtoffer 6] en/of een rijbewijs (t.n.v. [initialen] [slachtoffer 6]) en/of een
(hogeschool)pasje (t.n.v. [initialen] van [slachtoffer 6]) en/of een sleutelbos, in elk geval
enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [initialen] van [slachtoffer 6], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren)
verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gevonden, dan wel gekregen
van een (tot nu toe) onbekend gebleven persoon, onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.