ECLI:NL:RBBRE:2012:BW4212
Rechtbank Breda
- Raadkamer
- mr. Kooijman
- mrs. Van Breugel
- mrs. Rijken
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet ontvankelijk verklaring door de Rechter-commissaris in een vordering tot bewaring
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de niet ontvankelijk verklaring van de officier van justitie door de rechter-commissaris in een vordering tot bewaring. De procedure begon met een vordering tot inbewaringstelling op 12 april 2012, gevolgd door een beslissing van de rechter-commissaris op dezelfde dag. Op 13 april 2012 diende de officier van justitie een nieuwe vordering tot bewaring in, maar deze werd door de rechter-commissaris niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de stukken van de eerdere vorderingen en beslissingen beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de officier van justitie geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die niet al bekend waren bij de eerste vordering. De rechtbank oordeelde dat de rechter-commissaris terecht had geoordeeld dat er geen ernstige bezwaren waren, maar dat de beslissing tot niet-ontvankelijkheid niet juist was. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de officier van justitie had moeten worden afgewezen in plaats van niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, met de aantekening dat de vordering had moeten worden afgewezen. De uitspraak werd gedaan op 25 april 2012 door mr. Kooijman, voorzitter, en mrs. Van Breugel en Rijken, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier.