ECLI:NL:RBBRE:2012:BW4611

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/811255-10
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Slot
  • A. Schoonen
  • R. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van jeugddetentie na niet-naleving bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 1 mei 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een jeugddetentie, opgelegd aan de veroordeelde in een eerder vonnis van 25 maart 2011. De veroordeelde had een jeugddetentie van 270 dagen opgelegd gekregen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich zou houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waaronder een opname bij Groot Emaus. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde op 26 maart 2012 om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen, omdat de veroordeelde weigerde mee te werken aan de plaatsing bij Groot Emaus. De veroordeelde, die momenteel bij zijn vader werkt, was van mening dat een opname niet nodig was en dat dit negatief voor hem zou zijn. Hij vreesde dat hij voor twee jaar in een instelling zou moeten verblijven.

De raadsman van de veroordeelde voerde aan dat de veroordeelde angst had voor de opname en verzocht om de voorwaardelijke jeugddetentie om te zetten in een werkstraf. De jeugdreclasseringswerkster bevestigde dat de veroordeelde niet meewerkte aan de voorgestelde behandeling en dat de William Schrikker Groep nog steeds achter de plaatsing stond. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich niet hield aan de bijzondere voorwaarden en niet begeleidbaar was. Daarom werd de vordering van de officier van justitie toegewezen en werd bepaald dat de jeugddetentie ten uitvoer gelegd zou worden in een justitiële jeugdinrichting, waar de veroordeelde de noodzakelijke begeleiding zou krijgen.

De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en kinderrechter mr. M. Slot, en de rechters mr. A. Schoonen en mr. R. Tempel, in aanwezigheid van griffier Boink. De uitspraak werd gedaan in een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 02/811255-10
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 77dd van het wetboek van strafrecht.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[veroordeelde]
geboren te [plaats en datum]
wonende te [adres]
heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis van de rechtbank d.d. 25 maart 2011;
- het advies van de Raad voor de Kindbescherming d.d. 26 maart 2012;
- de rapportage negatieve terugmelding jeugdreclassering d.d. 20 maart 2012;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 17 april 2012 is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. Y.E.Y. Vermeulen, advocaat te Tilburg.
2 De beoordeling.
Aan de veroordeelde is bij voormeld vonnis een jeugddetentie opgelegd voor de duur van 270 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep, ook als dit een plaatsing bij Groot Emaus inhoudt.
Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 6 oktober 2011.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft in de brief d.d. 26 maart 2012 geadviseerd de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen, omdat de veroordeelde zich niet houdt aan de bijzondere voorwaarde. Hij wil namelijk niet meewerken aan een plaatsing bij Groot Emaus. De veroordeelde volhardt in deze weigering, ook nadat hem is uitgelegd dat dit eventueel inhoudt dat de voorwaardelijke straf van 5 maanden jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd.
De officier van justitie persisteert bij haar vordering.
De veroordeelde heeft verklaard dat hij een opname en behandeling in Groot Emaus niet nodig vindt. Het gaat nu goed met hem. Hij werkt momenteel bij zijn vader. De veroordeelde vreest dat, wanneer hij wordt opgenomen bij Groot Emaus, hij voor 2 jaar in een instelling moet verblijven en dat dit niet goed voor hem is. Hij zit nu op het goede pad en hij voelt zich meer volwassen. Hij is van mening dat een opname of een jeugddetentie enkel negatief voor hem zal werken. De veroordeelde is het dan ook niet eens met de vordering van de officier van justitie.
De raadsman van veroordeelde heeft aangevoerd dat de veroordeelde een bepaalde angst heeft voor een opname bij Groot Emaus. Hij wenst daar niet te worden geplaatst. Het is echter de vraag of veroordeelde is geholpen met een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie. De raadsman verzoekt dan ook om de voorwaardelijke jeugddetentie bij de tenuitvoerlegging om te zetten in een werkstraf.
De jeugdreclasseringswerkster van de William Schrikker Groep heeft naar voren gebracht dat het vonnis met de veroordeelde stapsgewijs is besproken aangezien dit voor hem moeilijk was te overzien. Het was de bedoeling dat de veroordeelde na zijn jeugddetentie opgenomen zou worden bij Groot Emaus. Toen de veroordeelde aangaf niet mee te werken aan deze plaatsing is de consequentie van zijn keuze, een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, met hem besproken. De William Schrikker Groep staat nog steeds achter een plaatsing van de veroordeelde bij Groot Emaus teneinde de veroordeelde een behandeling te bieden welke ook het recidiverisico zal verlagen. Over de duur van de behandeling kan de William Schrikker Groep niets zeggen aangezien dit afhankelijk is van de motivatie van de veroordeelde.
De rechtbank constateert dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarde van een opname bij Groot Emaus. Veroordeelde acht een dergelijke plaatsing niet nodig. Hij is van mening dat het goed met hem gaat en dat een opname of een jeugddetentie niet goed voor hem zal zijn. De jeugdreclasseringwerkster heeft ter zitting bevestigd dat een behandeling van veroordeelde in verband met zijn problematiek nog steeds de voorkeur geniet. Desgevraagd heeft veroordeelde ter zitting aangegeven dat hij op geen enkele wijze wil meewerken aan een plaatsing bij Groot Emaus.
Nu veroordeelde zich niet houdt aan de bijzondere voorwaarden en zich niet begeleidbaar opstelt, is de rechtbank van oordeel dat thans de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie dient te worden toegewezen. De rechtbank zal, overeenkomstig artikel 77dd, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, bepalen dat de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie zal plaatsvinden in een justitiële jeugdinrichting. De rechtbank acht het van belang dat aan de veroordeelde in de justitiële jeugdinrichting de noodzakelijke begeleiding zal worden geboden waaraan de veroordeelde zich niet zal kunnen onttrekken.
3 De beslissing.
De rechtbank gelast dat de voorwaardelijke jeugddetentie die bij vonnis d.d. 25 maart 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/811255-10 ten uitvoer zal worden gelegd;
- bepaalt dat deze jeugddetentie ten uitvoer gelegd zal worden in een justitiële jeugdinrichting.
Deze beslissing is gegeven door mr. Slot, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Schoonen en mr. Tempel, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Boink en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 mei 2012.
Mr. Slot is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.