Sector civiel recht
Team handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 228534 / HA ZA 10-2303
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COZZMOSS B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres,
advocaat: mr. H.G.A.M. Spoormans,
[gedaagde],
tevens h.o.d.n. BELASTINGPLANET en WWW.GRIEKSEAGENDA.NL,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. A. Smeekes.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 april 2011 en de daarin vermelde stukken
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek, met producties
- de conclusie van dupliek
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat gedaagde:
i) inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten die rusten op de - aan de sommatiebrieven d.d. 24 maart 2009 en 13 juli 2010 gehechte - gespecificeerde artikelen van De Auteursrechthebbenden, met inachtneming van hetgeen onder punt 16 van de dagvaarding is opgemerkt, alsmede inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten die rusten op de gespecificeerde artikelen onder productie 7;
ii) de persoonlijkheidsrechten heeft geschonden die betrekking hebben op het in de aan de sommatiebrief d.d. 24 maart 2009 gehechte factuur gespecificeerde artikel;
iii) door het onder i) en ii) omschreven handelen toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld;
iv) gehouden is de schade te vergoeden die de betrokken partijen hebben geleden ten gevolge van haar inbreukmakend en onrechtmatig handelen zoals ten processe omschreven.
2. gedaagde te bevelen met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op de auteursrechten die
rusten op de door De Auteursrechthebbenden openbaar gemaakte artikelen te staken en
gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van EURO 1.000,- voor iedere dag of in ieder geval, zulks ter keuze van eiseres, van gehele of gedeeltelijke niet nakoming van dit bevel.
3. gedaagde primair te veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag van EURO 13.365,26 (incl. BTW), subsidiair gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag van EURO 6.908,24 (incl. BTW), meer subsidiair gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag dat de rechtbank in goede justitie juist acht.
4. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure ex artikel 1019h Rv en met bepaling dat gedaagde de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is vanaf 14 dagen na de dag van het te dezen te wijzen vonnis.
2.2. Gedaagde heeft de vorderingen weersproken.
3. De beoordeling
3.1. De rechtbank stelt tussen partijen in deze procedure de volgende feiten vast.
3.1.1. Eiseres handhaaft en exploiteert auteursrechten van (rechts)personen die haar daartoe opdracht geven. Zij onderzoekt onder meer het internet op inbreukmakende teksten.
3.1.2. Gedaagde voert onder meer een eenmanszaak onder de namen Belastingplanet en www.griekseagenda.nl. Zij is houdster van de domeinnamen belastingplanet.nl, belastingkantoor.com, greekcity.nl, greekevents.nl, greeknightlife.nl en griekseevenementen.nl. Gedaagde plaatst teksten op deze websites.
3.1.3. Heidi Klijssen heeft op enig moment haar artikel “vrijwilligerswerk en de fiscus” openbaar gemaakt. Trouw B.V. heeft op 12 december 2009 een artikel van Zandbergen en Van Meteren “Toeslagen geven naast gemak ook veel last” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 9 februari 2010 een artikel van Stoker “Duizenden zzp‘ers ten onrechte beboet” openbaar gemaakt. NRC Handelsblad B.V. heeft op 15 augustus 2009 een artikel van Grotenhuis “Fiscus verliest zaak om leaseheffing” openbaar gemaakt. NRC Handelsblad B.V. heeft op 5 september 2007 een artikel van Grotenhuis “Hardheidsspiraal beheerst belastingheffing” openbaar gemaakt. NRC handelsblad B.V. heeft op 13 oktober 2007 een artikel van Grotenhuis “Problemen met de fiscus oplossen” openbaar gemaakt. NRC Handelsblad B.V. heeft op 29 augustus 2007 een artikel van Grotenhuis “Verzwijgt fiscus informatie?” openbaar gemaakt. NRC handelsblad B.V. heeft op 24 september 2010 een artikel “Zelfsturing stort belastingdienst in chaos” openbaar gemaakt. De Gelderlander (Wegener Media B.V.) heeft op 4 juni 2010 een artikel “Grieks restaurant Michalis in Heumen brandt af” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 11 juni 2010 een artikel van haar verslaggever “Athene boos over terugkeer van drachme” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 15 februari 2010 een artikel van De Waard “Athene duimschroeven aangedraaid” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 13 april 2010 een artikel van haar verslaggever “Duitsland houdt rem op Griekse hulp” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 7 oktober 2009 een artikel van De Bruyne “EU heeft dwarsliggen Grieks-Cyprus beloond” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 22 januari 2010 een artikel van Peeperkorn “EU heeft geen stok om Griekenland mee te slaan” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 26 februari 2010 een artikel van De Waard “Financiële nood dreigt nu voor Griekenland” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 13 juli 2010 een artikel van De Waard “Griekenland leent zelf weer geld” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 2 oktober 2009 een artikel van Vervaeke “Griekse politici zijn toch allemaal schurken” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 12 april 2010 een artikel van Peeperkorn “Toch Nederlands geld naar Griekenland” openbaar gemaakt. Trouw B.V. heeft op 21 mei 2008 een artikel van Dros “Cyprioten eisen vier geroofde iconen terug” openbaar gemaakt. De Gelderlander heeft op 11 november 2008 een artikel van Borgman “Nikos Machlas wil eigenaar worden van zijn geliefde club OFI Kreta” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 12 februari 2010 een artikel van De waard “Goldman Sachs hielp Grieken te sjoemelen” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 28 april 2010 een artikel van Klok “Griekenland redden wordt nog duurder” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 26 augustus 2009 een artikel van Giesen “Onverschilligheid als alternatief voor moord en doodslag” openbaar gemaakt. Het Nederlands Dagblad B.V. heeft op 12 november 2010 een artikel “Turkse premier ontmoet kerkleiders” openbaar gemaakt. De Gelderlander heeft op 1 december 2009 een artikel “Fans Demis Roussos gedupeerd” openbaar gemaakt. De Volkskrant B.V. heeft op 22 juni 2010 een artikel van Stoker “Griekenland vergoedt extra kosten toeristen” openbaar gemaakt. De Volkskrant heeft op 3 oktober 2009 een artikel van Vervaeke “Politici zijn allemaal schurken” openbaar gemaakt. Trouw B.V. heeft op 16 oktober 2007 een artikel van Ludeker “Athene moet wennen aan nieuwe moslim” openbaar gemaakt. Trouw B.V. heeft op 10 september 2009 een artikel van Jager “Griekenland kan immigratie niet alleen aan” openbaar gemaakt”.
3.1.4. Gedaagde heeft een volledige kopie van de onder 3.1.3. vermelde artikelen op een of meer van haar websites zoals vermeld onder 3.1.2. geplaatst.
3.1.5. Eiseres heeft op 24 maart 2009 gedaagde aangesproken op schending van het auteurs- en persoonlijkheidsrecht van Klijssen door een artikel waarop haar rechten rusten op belastingkantoor.com openbaar te maken. Eiseres heeft op 13 juli 2010 gedaagde aangesproken op schending van het auteursrecht van De Volkskrant B.V., Trouw B.V. en NRC Handelsblad B.V. door artikelen waarop hun recht rust op belastingplanet.nl openbaar te maken. Vervolgens heeft eiseres gedaagde bij dagvaarding aangesproken op schending van het auteursrecht van Wegener Media B.V., De Volkskrant B.V., Trouw B.V. en Nederlands Dagblad B.V. door artikelen waarop hun recht rust op greekcity.nl, greekevents.nl, greeknightlife.nl, griekseevenementen.nl en/of nikosvertis.nl openbaar te maken. Bij voormelde brieven en bij de dagvaarding heeft eiseres onder meer verwijdering van de artikelen van de desbetreffende websites en schadevergoeding van gedaagde gevorderd.
3.1.6. Op 2 juli 2010 heeft NRC Handelsblad B.V. aan eiseres schriftelijk bevestigd aan eiseres de last te hebben gegeven om “op eigen naam de aan NRC toekomende auteursrechten te handhaven terzake de door NRC gepubliceerde c.q. openbaar gemaakte artikelen (…)”. Het Nederlands Dagblad B.V. heeft op 7 april 2010 een vergelijkbare bevestiging aan eiseres gegeven, Wegener Media B.V. op 14 juli 2010, Trouw B.V. op 1 mei 2009 en Volkskrant B.V. op 11 mei 2009. Heidi Klijssen heeft op 11 december 2009 aan eiseres schriftelijk bevestigd aan eiseres de last te hebben gegeven om “op eigen naam de aan Heidi Klijssen toekomende intellectuele eigendomsrechten, waaronder begrepen de auteursrechten, te handhaven die Heidi Klijssen toekomen terzake de door haar gepubliceerde c.q. openbaar gemaakte artikelen (…)”. Op 24 oktober 2011 heeft Grotenhuis voornoemd aan eiseres schriftelijk bevestigd haar de last te hebben gegeven om “op eigen naam de aan hem toekomende intellectuele eigendomsrechten, waaronder begrepen de auteursrechten, te handhaven die hem toekomen terzake de door hem gepubliceerde c.q. openbaar gemaakte en geschreven artikelen (…)”. Daarbij heeft Grotenhuis de onder 3.1.3. vermelde door hem geschreven artikelen in het bijzonder vermeld. Op 11 maart 2011 hebben Trouw B.V. en de Volkskrant B.V. schriftelijk aan eiseres bevestigd aan haar voormelde last te hebben gegeven.
3.2. Eiseres heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht en/of het persoonlijkheidsrecht van de (rechts)personen, genoemd in 3.1.6., waardoor schade is veroorzaakt. Eiseres stelt op grond van voormelde lasten bevoegd te zijn om in eigen naam de rechten van die (rechts)personen te handhaven en aldus in deze procedure in eigen naam vorderingen in te stellen.
3.3. De verweren van gedaagde worden achtereenvolgens in de navolgende beoordeling betrokken.
3.4. Het verweer van gedaagde dat eiseres niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard beoordeelt de rechtbank als volgt.
3.4.1. Gedaagde stelt dat de door de (rechts)personen aan eiseres gegeven last geen betrekking heeft op na de datum van lastgeving openbaar gemaakte artikelen. Er zijn volgens gedaagde artikelen na die datum openbaar gemaakt. Een gebrek in de last kan volgens gedaagde niet in de loop van een procedure worden hersteld. Om die reden ook kon Grotenhuis niet alsnog een last aan eiseres geven nadat eiseres er achter kwam dat NRC Handelsblad B.V. niet het auteursrecht op de door haar openbaar gemaakte artikelen van Grotenhuis bezat.
3.4.2. De rechtbank stelt vast dat eiseres in de dagvaarding, bezien in samenhang met de door haar in het geding gebrachte schriftelijke verklaringen zoals vermeld in 3.1.6., zich heeft gepresenteerd als procespartij die in eigen naam vorderingen instelt die betrekking hebben op intellectuele eigendomsrechten van door haar met name genoemde (rechts)personen. Eiseres heeft die hoedanigheid in de loop van de procedure nimmer gewijzigd. Met het in de loop van de procedure door eiseres genoemde en in het geding gebrachte stuk waarbij Grotenhuis aan eiseres een last heeft gegeven, is de feitelijke grondslag van de vordering door eiseres aangevuld. Immers, zij stelde in de dagvaarding op grond van een door NRC Handelsblad B.V. gegeven last te handelen en te mogen handelen als het gaat om de door die rechtspersoon openbaar gemaakte artikelen. Die stelling was feitelijk onjuist voor zover het door Grotenhuis geschreven artikelen betrof omdat Grotenhuis zijn auteursrecht niet aan NRC Handelsblad B.V. heeft overgedragen. Om die reden heeft eiseres bij conclusie van repliek haar stelling aangevuld en deze nader onderbouwd. Van een verboden wijziging van hoedanigheid van procespartij in de loop van de procedure, zoals bedoeld in het door gedaagde genoemde arrest van de Hoge Raad, gepubliceerd in NJ 1993/573, is dan ook geen sprake. Eiseres is niet gaan stellen dat zij niet alleen in eigen naam maar ook in naam van een ander handelt c.q. optreedt. Voorts geldt dat gedaagde vanaf de dagvaarding wist tegen welke procespartij en tegen welke materiële feiten zij zich moest verweren. Een wijziging heeft daarin niet plaatsgehad, behoudens dat Grotenhuis in plaats van NRC Handelsblad B.V. auteursrechthebbende op zijn artikelen is. Gedaagde heeft Grotenhuis echter reeds bij conclusie van antwoord als auteursrechthebbende aangemerkt. Door de aanvulling bij conclusie van repliek is gedaagde niet in haar procesbelang geschaad. Zij heeft bij conclusie van dupliek haar reactie kunnen geven. Voor niet-ontvankelijk verklaring als door gedaagde is betoogd is geen grond.
3.4.3. De stelling van gedaagde die betrekking heeft op de inhoud van de door de (rechts)personen aan eiseres gegeven last, beoordeelt de rechtbank als volgt. Lastgeving is de overeenkomst van opdracht waarbij de ene partij zich jegens de andere partij verbindt voor rekening van die andere partij een of meer rechtshandelingen te verrichten. De overeenkomst is vormvrij. De rechtbank maakt uit de tekst van de in 3.1.6. vermelde schriftelijke stukken op dat de desbetreffende (rechts)personen voorafgaand aan die schriftelijke stukken mondeling met eiseres een overeenkomst van lastgeving hebben gesloten. De stukken vermelden immers dat het om een bevestiging van een gegeven last gaat. Blijkens die schriftelijke stukken is aan eiseres een ruim geformuleerde last gegeven; “op eigen naam de aan de (rechts)persoon toekomende auteursrechten te handhaven terzake de door die (rechts)persoon gepubliceerde c.q. openbaar gemaakte artikelen (…)”. Gedaagde legt de inhoud van deze last beperkt uit, stellende dat onder de last alleen de vóór de datum van de in 3.1.6. vermelde stukken openbaar gemaakte artikelen vallen. Gedaagde baseert deze uitleg op de tekst van de last. Deze noopt echter niet tot de door gedaagde gegeven uitleg. In de last wordt nergens melding gemaakt van een last onder een tijdsbepaling. Eiseres stelt dat de last voor onbepaalde duur is gegeven. Gedaagde heeft gesteld, noch is gebleken dat een van de (rechts)personen van oordeel is dat eiseres in deze procedure de haar gegeven last te buiten is gegaan. De nadere verklaring van een aantal rechtspersonen duidt op het tegendeel. Tot slot is niet gesteld of gebleken dat de last door opzegging of anderszins is be- of geëindigd. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot eenzelfde uitleg als die eiseres heeft gegeven, te weten dat de last luidt dat eiseres tot opzegging van de overeenkomst door de desbetreffende (rechts)personen de auteursrechten terzake de door die personen openbaar gemaakte artikelen dient te handhaven. De stelling van gedaagde dat Trouw B.V. en de Volkskrant B.V. in de loop van de procedure geen nieuwe last mochten geven kan gelet op het vorenstaande onbesproken blijven. Voor niet-ontvankelijk verklaring ziet de rechtbank geen grond.
3.5. De rechtbank stelt vast dat gedaagde niet heeft weersproken dat de onder de feiten vermelde artikelen een eigen, oorspronkelijk karakter bezitten en het persoonlijk stempel van de maker dragen. De rechtbank is van oordeel dat de artikelen het resultaat zijn van menselijke creatieve keuzes van de auteurs op het gebied van de vorm, de presentatie van het onderwerp en het taalgebruik. Via de keuze, de schikking en de combinatie van de woorden op een oorspronkelijke wijze hebben de auteurs uitdrukking gegeven aan hun creatieve geest en zijn ze tot een resultaat gekomen dat een intellectuele schepping vormt. De woorden zelf zijn niet aan te merken als een voor bescherming in aanmerking komend werk in de zin van artikel 10 Aw. Gesteld noch gebleken is voorts dat de auteurs zich schuldig hebben gemaakt aan ontlening aan andere oudere werken. De conclusie luidt dan ook dat de openbaar gemaakte artikelen een werk in de zin van artikel 10 Aw bevatten.
3.6. Gedaagde heeft betwist dat de in 3.1.3. genoemde rechtspersonen auteursrechthebbenden van de door hen openbaar gemaakte artikelen zijn. Dit, omdat bij die artikelen de namen van de maker zijn vermeld en dit niet die rechtspersonen zijn.
3.6.1. Artikel 4 Aw bepaalt dat voor de maker van een werk wordt gehouden hij die op of in het werk als zodanig is aangeduid. De in 3.1.3. genoemde rechtspersonen hebben bij de door hen openbaar gemaakte artikelen vermeld hetzij dat deze door een met name genoemde persoon, hetzij door “onze verslaggever” zijn geschreven. Artikel 7 Aw bepaalt dat indien de arbeid in dienst van een ander wordt verricht en bestaat uit het maken van werken van letterkunde, tenzij tussen partijen anders is overeengekomen, als de maker van die werken wordt aangemerkt degene in wiens dienst die werken zijn gemaakt. Eiseres heeft bij conclusie van repliek gemotiveerd gesteld dat de auteurs van de door de rechtspersonen openbaar gemaakte artikelen, behalve - hetgeen niet relevant is - Klijssen en Grotenhuis, bij hen een dienstbetrekking hebben. Gedaagde heeft deze gemotiveerde stelling nadien niet meer (gemotiveerd) weersproken. Haar verweer wordt dan ook als zijnde onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd verworpen.
3.7. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat gedaagde een volledige kopie van de onder 3.1.3. vermelde artikelen op een of meer van haar websites zoals vermeld onder 3.1.2. heeft geplaatst. Daarmee heeft gedaagde in beginsel inbreuk gemaakt op het uitsluitende recht van de desbetreffende (rechts)personen om de genoemde artikelen openbaar te maken of te verveelvoudigen.
3.8. Gedaagde heeft zich erop beroepen dat in haar geval beperkingen van het auteursrecht aan de orde zijn en dat het plaatsen van de desbetreffende artikelen op haar websites niet is aan te merken als inbreuk op het auteursrecht van de desbetreffende (rechts)personen.
3.8.1. Artikel 15, lid 1 Aw bepaalt dat als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde niet wordt beschouwd het overnemen van nieuwsberichten, gemengde berichten, of artikelen over actuele economische, politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke onderwerpen alsmede van werken van dezelfde aard die in een dag-, nieuws- of weekblad, tijdschrift, radio- of televisieprogramma of ander medium dat eenzelfde functie vervult, zijn openbaar gemaakt indien 1. het overnemen geschiedt door een dag-, nieuws of weekblad of tijdschrift, in een radio- of televisieprogramma of ander medium dat eenzelfde functie vervult; 2. artikel 25 Aw in acht wordt genomen; 3. de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke wijze wordt vermeld; en 4. het auteursrecht niet uitdrukkelijk is voorbehouden. Deze laatste bepaling geldt niet voor nieuwsberichten en gemengde berichten.
3.8.2. Met artikel 15 Aw wordt het onder artikel 10 EVRM vallende recht om inlichtingen te mogen verspreiden en ontvangen en monopolisering daarvan te voorkomen gewaarborgd. De stelling van gedaagde dat het niet mogen overnemen van nieuwsberichten in strijd met artikel 10 EVRM is, is niet nader toegelicht. Waar artikel 15 Aw het overnemen van actuele berichten en artikelen mogelijk maakt, onder voorwaarden die de uitoefening van het onder artikel 10 EVRM vallende recht niet illusoir maken, behoort die stelling te worden verworpen.
3.8.3. Aan de orde is nu het beroep van gedaagde op artikel 15 Aw. De rechtbank stelt vast dat de desbetreffende (rechts)personen bij de openbaarmaking van de onder de feiten vermelde artikelen onderaan die artikelen en/of op de website waarop dat artikel is geplaatst hebben aangegeven “copyright en/of alle rechten voorbehouden”. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de voorbehouden uitdrukkelijk gemaakt. Gelet op de locaties van die voorbehouden behoort het voor de gemiddelde oplettende lezer die een artikel wil overnemen duidelijk te zijn dat de openbaarmaker auteursrecht op de artikelen claimt. Dat betekent dat het beroep van gedaagde op een beperking van het auteursrecht behoort te worden verworpen, tenzij de desbetreffende artikelen als nieuwsberichten en/of gemengde berichten moeten worden aangemerkt. Voor dergelijke berichten heeft het maken van een voorbehoud, gelet op artikel 15, lid 2 Aw, niet tot gevolg dat het overnemen daarvan als inbreuk op een auteursrecht wordt aangemerkt, mits aan de overige voorwaarden van artikel 15, lid 1 Aw is voldaan.
3.8.4. Of een bericht is aan te merken als een nieuwsbericht of gemengd bericht in de zin van artikel 15 Aw dient, bij gebreke van een omschrijving of toelichting in (internationale) regelgeving of wetsgeschiedenis, te worden beoordeeld naar hetgeen in het spraakgebruik daaronder wordt verstaan. In het woordenboek (Van Dale) is “nieuwsbericht” omschreven als “een inlichting of mededeling over iets actueels”. “Artikel” is omschreven als “een opstel in een krant of tijdschrift”. Deze omschrijvingen sluiten aan bij het spraakgebruik; met een bericht, inlichting of mededeling wordt een korte tekst met een gering aantal woorden aangeduid, met een artikel een langere tekst met een grotere hoeveelheid woorden. Een inlichting of mededeling over iets actueels zal, nu dat door middel van een korte tekst geschiedt, nauwelijks meer (kunnen) bevatten dan een mededeling van zuiver feitelijke aard over een recente waarneming. Te denken valt bijvoorbeeld aan de mededeling over actuele beurskoersen, een mededeling over de uitkomst van een rechtszaak, een mededeling over de weersverwachting of een mededeling over de stand van zaken na een natuurramp. De aard van dergelijke berichten, korte teksten, brengt mee dat de arbeid van de maker zal bestaan uit het exact doorgeven van een feitelijke situatie of mededeling. Dergelijke arbeid is niet aan te merken als scheppende menselijke arbeid waaraan creatieve keuzes ten grondslag liggen, zoals die in 3.5. is beschreven. Een gemengd bericht bevat naast een inlichting of mededeling over een actueel onderwerp een andersoortig onderwerp. Ook voor zo’n bericht geldt dat de inlichting of mededeling door middel van een korte tekst plaatsvindt. Om die reden geldt ook voor een gemengd bericht dat de aard van dergelijke berichten meebrengt dat het resultaat van de arbeid van de maker te triviaal is ten aanzien van de in 3.5. vermelde keuzes om als werk in de zin van artikel 10 Aw te kunnen worden aangemerkt. Dit oordeel past ook bij het uitgangspunt dat het auteursrecht er niet toe dient om woorden te monopoliseren; bij nieuwsberichten en gemengde berichten gaat het om nauwelijks meer dan enkele woorden. Dat betekent dat naar het oordeel van de rechtbank nieuwsberichten en gemengde berichten als bedoeld in artikel 15 Aw niet als werk in de zin van artikel 10 Aw zijn aan te merken.
3.8.5. De rechtbank heeft hierboven al geoordeeld dat alle door de (rechts)personen openbaar gemaakte artikelen voor wat betreft de vorm, de presentatie van het onderwerp en het taalgebruik als werk in de zin van artikel 10 Aw zijn aan te merken. Alle artikelen houden meer in dan een nieuwsbericht of gemengd bericht in de zin zoals in 3.8.4. is aangeduid. Waar die (rechts)personen het auteursrecht hebben voorbehouden en geen sprake is van een nieuwsbericht of gemengd bericht beroept gedaagde zich tevergeefs op de beperking van het auteursrecht zoals die is opgenomen in artikel 15 Aw.
3.9. De rechtbank is voorts van oordeel dat de websites van gedaagde niet zijn aan te merken als “ander medium” in de zin van artikel 15 Aw. De websites van gedaagde dienen om als “ander medium” te kunnen worden aangemerkt eenzelfde functie te hebben als een dag-, nieuws- of weekblad, tijdschrift of radio- en televisieprogramma, te weten het informeren van het publiek over actuele onderwerpen.
3.9.1. Gedaagde heeft niet meer gesteld dan dat haar websites de functie hebben nieuwsberichten weer te geven en - bij conclusie van dupliek - dat het enige doel van de websites het verspreiden van nieuws is. Iedere feitelijke toelichting van gedaagde op deze stellingen ontbreekt. De rechtbank ziet geen steun voor deze stellingen in de beschikbare afdrukken van webpagina’s van websites van gedaagde. Uit de afdruk van de website www.belastingplanet.nl maakt de rechtbank op dat met die website primair een commercieel doel wordt nagestreefd. Bovenaan de pagina is vermeld: “belastingplanet, belastingadvieskantoor Brabant, uw belasting en administratie in vertrouwde handen”. Het hoofdmenu bevat op die praktijk gerichte links, waaronder links met tarieven. Ook de kantoorgegevens zijn vermeld. Dat gedaagde ook artikelen op die website plaatst leidt niet tot het oordeel dat die site eenzelfde functie heeft als een dagblad c.a. Ten overvloede geldt nog dat uit de rechterzijde van de webpagina blijkt dat de website ook een archieffunctie heeft hetgeen aan een geslaagd beroep op artikel 15 Aw in de weg staat. Uit de afdruk van de website www.greekevents.nl en www.griekseagenda.nl maakt de rechtbank op dat met die website primair wordt beoogd informatie over diverse onderwerpen te verstrekken aan mensen die in Griekenland in de ruime zin van het woord zijn geïnteresseerd. Het betreft naar het oordeel van de rechtbank echter geen berichten of artikelen over actuele onderwerpen hetgeen wel is vereist voor een geslaagd beroep op artikel 15 Aw. Zo wordt bovenaan de pagina vermeld dat informatie beschikbaar is over Griekse restaurant, -films, -feestdagen, -sport, -cursussen en -muziek. Dat betreft geen berichten over actuele onderwerpen in de zin van artikel 15 Aw. De functie van deze websites is dan ook niet vergelijkbaar met die van een dagblad c.a. Van de overige websites zijn geen afdrukken beschikbaar terwijl, zoals gezegd, iedere deugdelijke motivering van gedaagde met betrekking tot de functie ervan ontbreekt. Waar de websites geen “ander medium” in de zin van artikel 15 Aw zijn, is het beroep van gedaagde op artikel 15 Aw ook om deze reden ongegrond.
3.10. Gedaagd heeft zich voorts beroepen op de beperking van het auteursrecht zoals opgenomen in artikel 15a Aw. Ingevolge dat artikel wordt onder voorwaarden het citeren uit een werk in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling of voor een uiting met een vergelijkbaar doel niet als inbreuk op een werk van letterkunde beschouwd.
3.10.1. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat gedaagde met het opnemen van de volledige artikelen niet “citeert” zoals bedoeld in artikel 15a Aw. Het volledig citeren van een kort werk kan onder de werking van artikel 15a AW vallen, indien aan de eisen van functionaliteit en proportionaliteit is voldaan. Echter, gedaagde heeft geen citaten overgenomen in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijk verhandeling of voor een uiting met een vergelijkbaar doel. Zij heeft de artikelen nergens “in over genomen”, zij heeft louter de volledige artikelen op haar websites geplaatst. Het beroep op artikel 15a Aw behoort dan ook te worden verworpen.
3.11. Wat betreft de vordering van eiseres die ziet op het persoonlijkheidsrecht van Klijssen op het werk “Vrijwilligerswerk en de fiscus” oordeelt de rechtbank als volgt. Als maker van dat werk komt Klijssen naast het auteursrecht ook het persoonlijkheidsrecht toe. Dat laatste recht beoogt de immateriële belangen van de maker te waarborgen. Daaronder is mede te verstaan het belang dat de naam van de maker bij het werk wordt vermeld. Daarmee wordt de reputatie van de maker bevestigd. De rechtbank stelt vast dat gedaagde de naam van Klijssen niet bij het artikel op haar website heeft vermeld. Aldus heeft gedaagde inbreuk op het persoonlijkheidsrecht van Klijssen op haar werk “Vrijwilligerswerk en de fiscus” gemaakt.
3.12. Uit vorenstaande beoordeling volgt dat de vordering van eiseres onder 1, sub i t/m iv, behoort te worden toegewezen. Wat de vordering onder 1, sub iv geldt dat waar het auteursrecht bij de desbetreffende artikelen was voorbehouden, het gedaagde toe te rekenen is dat zij die artikelen desalniettemin op haar websites heeft geplaatst. Tot slot geldt voor de vordering onder 1 dat een verklaring voor recht zich niet leent voor uitvoerbaar bij voorraad verklaring.
3.13. De vordering onder 2 gedaagde te bevelen met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op het auteursrecht van door de rechthebbenden openbaar gemaakte artikelen te staken en gestaakt te houden is gegrond op artikel 6:162 BW. Gedaagde heeft bij conclusie van antwoord gesteld dat zij alle artikelen van haar websites heeft verwijderd. Eiseres heeft bij conclusie van repliek niet op die stelling gereageerd. Evenmin heeft eiseres argumenten gegeven waarom een gebod aan gedaagde desalniettemin geboden is. De rechtbank ziet dan geen aanleiding gedaagde een verbod als gevorderd onder 2 op te leggen. Deze vordering wordt afgewezen.
3.14. Aan de orde is nu de vordering onder 3 tot betaling van schadevergoeding.
3.14.1. Voor zover eiseres immateriële schade vordert in verband met de inbreuk op het persoonlijkheidsrecht van Klijssen behoort deze vordering te worden afgewezen. Eiseres heeft slechts gesteld dat Klijssen als gevolg van de inbreuk recht heeft op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 BW. Eiseres heeft echter niet gesteld dat en op welke wijze Klijssen in haar eer of goede naam, danwel anderszins in haar persoon is aangetast louter door het niet vermelden van haar naam bij haar overigens ongeschonden overgenomen artikel. De vordering op dit punt bedraagt EURO 160,- ( ½ maal het honorarium van Klijssen voor het artikel van EURO 360,-). Ten aanzien van dit bedrag behoort de vordering van eiseres te worden afgewezen.
3.14.2. Wat betreft de vordering van eiseres tot vergoeding van materiële c.q. vermogenschade, gegrond op artikel 6:162 BW, geldt het volgende. De rechtbank heeft reeds geoordeeld dat het gedaagde toe te rekenen is dat zij inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van de desbetreffende (rechts)personen. Gedaagde heeft in het kader van de omvang van de schade onder meer aangevoerd dat haar websites geen winstoogmerk hebben en door slechts een gering aantal bezoekers worden bezocht. Zij heeft voorts gesteld dat zij steeds de bron heeft vermeld. Dat gedaagde, zoals zij stelt, met haar websites geen winstoogmerk heeft betekent nog niet dat de (rechts)personen geen vermogensschade kunnen hebben geleden. Gedaagde heeft voorts niet aangegeven hoeveel bezoekers haar websites hebben. Haar stelling is onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank stelt vast dat op de beschikbare afdrukken van websites van gedaagde is vermeld dat het aantal bezoekers bijna 300.000, respectievelijk ruim 536.000 bedraagt. Die aantallen kunnen niet als zeer gering worden geduid. Het vermelden van de bron door gedaagde betekent evenmin dat de (rechts)personen geen vermogensschade kunnen hebben geleden. De bezoekers van de websites van gedaagde hebben immers geen reden die bron te raadplegen omdat gedaagde al gratis het hele artikel ter beschikking heeft gesteld. Voorts geldt dat die (rechts)personen in ieder geval een vergoeding voor het mogen overnemen van de desbetreffende artikelen zijn misgelopen. Waar dit alles het gevolg van het gedrag van gedaagde is, is aan de causaliteitseis voldaan.
3.14.3. De vordering van eiseres met betrekking tot de door de (rechts)personen van gedaagde misgelopen vergoeding bedraagt, na aftrek van de afgewezen schadepost van EURO 160,-, EURO 6.748,24 inclusief BTW. De hoogte van deze vordering is gebaseerd op de door De Volkskrant B.V. en Trouw B.V. gehanteerde tarieven voor hergebruik van een artikel. De hoogte is voorts gebaseerd op de door NRC Handelsblad B.V., Wegener Media B.V. en Nederlands Dagblad B.V. gehanteerde freelance tarieven. De rechtbank is van oordeel dat de tarieven voor hergebruik het meest geschikt zijn om de schade als gevolg van misgelopen vergoeding te begroten. Waar de genoemde freelance tarieven in hoogte vergelijkbaar zijn met de genoemde tarieven voor hergebruik en, zo blijkt uit productie 20, Wegener Media B.V. deze tarieven ook in rekening brengt, neemt de rechtbank de freelance tarieven in aanmerking bij de begroting van deze schadepost. De schade voor Klijssen heeft eiseres gebaseerd op het door haar in rekening gebrachte honorarium voor haar artikel van EURO 320,-.
3.14.4. Gedaagde heeft betwist dat zij voormelde vergoedingen aan de (rechts)personen verschuldigd zou zijn omdat zij geen overeenkomst met die personen heeft gesloten. Dat verweer wordt verworpen. Indien gedaagde rechtmatig zou hebben gehandeld zou zij een overeenkomst met de desbetreffende (rechts)personen hebben gesloten en zou zij op grond daarvan een vergoeding hebben betaald om de desbetreffende artikelen te mogen publiceren. Uit de producties 19 en 20 van eiseres blijkt dat voormelde tarieven betrekking hebben op het eenmaal mogen publiceren van een artikel. Voor het onbeperkt mogen publiceren van een artikel zou een licentieovereenkomst moeten worden gesloten. Dan zou gedaagde een veel hogere vergoeding verschuldigd zijn. Het verweer van gedaagde dat eiseres ten onrechte voor de publicatie van eenzelfde artikel op meer van haar websites meermalen een vergoeding opvoert wordt dan ook verworpen. Het verweer van gedaagde dat eiseres ten onrechte BTW opvoert slaagt. Eiseres heeft dit verweer niet weersproken. Voorts geldt dat uit de overgelegde producties blijkt dat de in die producties voorkomende dagbladen BTW in rekening brengen. Zij kunnen dan ook BTW verrekenen. In zoverre lijden zij geen schade. Gelet op het vorenstaande begroot de rechtbank de schade in verband met de door de (rechts)personen van gedaagde gederfde inkomsten op EURO 6.748,24 minus 19% BTW, derhalve op EURO 5.670,79.
3.14.5. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat de schade van de rechtspersonen het dubbele van het bedrag aan van gedaagde misgelopen vergoeding bedraagt. De rechtbank verwerpt, aldus het verweer van gedaagde honorerend, het argument van eiseres dat als grond daarvoor geldt dat personen als gedaagde ervan moeten worden weerhouden artikelen van de (rechts)personen over te nemen zonder vooraf een vergoeding te betalen. Ook verwerpt de rechtbank het argument dat de verhoging niet meer dan redelijk is omdat het personen als gedaagde anders zou worden toegestaan eerst achteraf de (niet meer dan de gebruikelijke) vergoeding te betalen. Deze argumenten van eiseres hebben een punitief karakter. De achtergrond van het toekennen van een schadevergoeding op grond van artikel 6:162 BW is niet het opleggen van een punitieve maatregel, maar het compenseren van een benadeelde voor het hem toegebrachte nadeel.
3.14.6. Eiseres heeft voorts ter toelichting op dit onderdeel van haar schadevordering aangevoerd dat de (rechts)personen schade lijden doordat de exclusiviteit van hun werk in grote mate afneemt nu gedaagde hun artikelen op haar website(s) heeft geplaatst waarmee hun zeggenschap over hun artikelen is verloren gegaan. Door het gebruik op het internet kunnen de artikelen snel veel worden gelezen en gebruikt door derden. Daarmee zal het verkeer naar de websites van de (rechts)personen afnemen en zullen zij vergoedingen mislopen van derden die na een bezoek aan hun websites een artikel na betaling van een vergoeding zouden willen overnemen. De rechtbank overweegt het volgende. Voor toewijzing van schadevergoeding is voldoende dat feiten worden gesteld en komen vast te staan waaruit in het algemeen het lijden van schade kan worden afgeleid. De rechter mag, de aard van de schade mede in aanmerking genomen, zonder nader bewijs aannemelijk achten dat schade is geleden en deze schatten.
3.14.7. Gedaagde heeft betwist dat er sprake is van uitholling van de exclusiviteit van de desbetreffende artikelen. Ook heeft zij betwist dat de websites van de (rechts)personen als gevolg van haar handelen minder worden bezocht en dat zij aldus inkomsten mislopen. In de door eiseres genoemde uitspraak van deze rechtbank was dit onderdeel van de schadevordering niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist.
3.14.8. De rechtbank acht aannemelijk dat de exclusiviteit van de artikelen van de (rechts)personen wordt uitgehold. De artikelen zijn immers door het handelen van gedaagde in meer media te lezen dan anders het geval zou zijn geweest. De rechtbank acht ook aannemelijk dat de websites van de (rechts)personen minder worden bezocht omdat de artikelen in zijn geheel op de websites van gedaagde zijn te lezen zodat een bezoek aan de websites van de (rechts)personen geen toegevoegde waarde meer heeft. Eiseres heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de (rechts)personen als gevolg hiervan immateriële schade hebben geleden. Waar eiseres bij de begroting van dit onderdeel van de schadevordering aansluit bij de door de (rechts)personen in rekening te brengen tarieven gaat het hier om begroting van vermogensschade. De rechtbank acht de mogelijkheid dat de (rechts)personen als gevolg van de in deze overweging vermelde feiten vermogensschade hebben geleden aannemelijk. Het gaat dan om gederfde vergoeding van derden voor het mogen overnemen van een artikel. De vordering van eiseres komt erop neer dat zij deze schade voor iedere (rechts)persoon begroot op eenmaal de gebruikelijke vergoeding. Deze schade heeft een hypothetisch karakter. De begroting van de schade zal daarom schattenderwijs moeten geschieden. Of het in aanmerking nemen van eenmaal de gebruikelijke vergoeding een redelijk uitgangspunt voor deze schatting is hangt af van de frequentie waarin door derden aan de (rechts)personen wordt verzocht de onder de feiten weergegeven artikelen tegen vergoeding te mogen overnemen. Wanneer dit niet of nauwelijks blijkt voor te komen zal het eenmaal in aanmerking nemen van de gebruikelijke vergoeding mogelijk een onjuist uitgangspunt voor de schatting van deze schadepost zijn. De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende inlichtingen heeft verschaft om dit onderdeel van de schadevordering te kunnen begroten. Waar de rechtbank de mogelijkheid dat schade is geleden aannemelijk acht, zal zij eiseres verzoeken dat alsnog te doen. Eiseres dient bij akte voor elk artikel aan te geven hoe vaak het door de desbetreffende (rechts)persoon vanaf de te noemen datum van openbaarmaking tot heden aan een derde tegen vergoeding is toegestaan dat artikel over te nemen. De rechtbank overweegt nu reeds dat de kosten die eiseres daarvoor moet maken niet redelijk en evenredig zijn en niet ten laste van gedaagde komen omdat zij dit onderdeel van haar schadevergoeding nu reeds deugdelijk had moeten hebben gemotiveerd.
3.15. De rechtbank houdt in afwachting van de aktewisseling tussen partijen iedere verdere beslissing aan.
verwijst de zaak naar de rol van 13 juni 2012 voor akte aan de zijde van eiseres als bedoeld in 3.14.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Geloven, rechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. Van de Wetering op 30 mei 2012.