ECLI:NL:RBBRE:2012:BW9171

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
19 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/801350-11
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. Louwerse
  • J. de Weert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak bedreiging en bewezenverklaring mishandeling met ontslag van rechtsvervolging en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 19 juni 2012, stond de verdachte terecht voor bedreiging van medewerkers van de Rabobank en mishandeling van zijn tandarts. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat de verdachte, die lijdt aan een psychiatrische stoornis (schizofrenie), niet het opzet had om de bankmedewerkers te bedreigen. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van dit feit.

Wat betreft de mishandeling van de tandarts, oordeelde de rechtbank dat deze wel bewezen was. De verdachte had de tandarts met een vuistslag in het gezicht geraakt, wat leidde tot pijn bij het slachtoffer. De rechtbank nam de conclusies van deskundigen over die de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwden. Dit leidde tot het ontslag van alle rechtsvervolging op grond van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank legde de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op, omdat de verdachte een gevaar vormde voor de algemene veiligheid van personen zonder behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte intensieve behandeling nodig had in een gedwongen kader, gezien zijn psychische toestand en het recidiverisico. De vordering van de benadeelde partij, de tandarts, werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk stelde voor materiële schade tot een bedrag van € 500,00.

De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de artikelen 24c, 36f, 37, 39 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/801350-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 juni 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Maastricht,
raadsman mr. W.G.M. Vos, advocaat te Roosendaal.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juni 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: medewerkers van de Rabobank heeft bedreigd met de dood dan wel met zware mishandeling;
Feit 2: tandarts [naam tandarts] heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde feit voert de officier van justitie aan dat de in de tenlastelegging omschreven gedragingen van verdachte, in onderlinge samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm een bedreiging hebben kunnen vormen. Zij acht echter niet overtuigend bewezen dat verdachte zich op dat moment heeft gerealiseerd dat deze gedragingen bedreigend waren voor de bankmedewerkers. Hierbij wijst zij op de Pro Justitia rapportages waarin verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar wordt aangemerkt en op de verklaring van verdachte ter zitting dat hij destijds verward was en ook geschrokken van alles wat er in de bank gebeurde. Nu het opzet van verdachte op de hem onder 1. ten laste gelegde bedreiging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, vordert de officier van justitie een vrijspraak van dit feit.
De onder 2. ten laste gelegde mishandeling kan volgens de officier van justitie wel wettig
en overtuigend worden bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van tandarts [naam tandarts] en op de bekennende verklaring van verdachte ter zitting. Verdachte wilde zijn tandarts dwingen om hem direct te behandelen. In dit verband heeft verdachte hem een vuistslag gegeven. Volgens de officier van justitie heeft verdachte moeten inzien dat hij zijn tandarts hiermee pijn zou kunnen doen. Dit is de reden dat zij het opzet van verdachte op dit feit wel aanwezig acht.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat de gedragingen van verdachte, zoals die in de tenlastelegging zijn omschreven, geen bedreiging met de dood dan wel zware mishandeling van de bank-medewerkers opleveren. Uit deze gedragingen kan hooguit worden afgeleid dat verdachte zenuwachtig en/of verward was. De raadsman benadrukt daarbij dat verdachte niets bedreigend heeft gezegd, dat hij de aanwijzingen heeft opgevolgd en dat hij niet boos of agressief is geworden. Daarbij komt nog dat bij verdachte als gevolg van zijn psychische gesteldheid ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbraken, waardoor er geen sprake was van opzet op bedreiging. Ook om deze reden dient verdachte volgens de raadsman te worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde feit.
Met betrekking tot de bewezenverklaring van de onder 2. ten laste gelegde mishandeling van tandarts [naam tandarts] refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1. ten laste gelegde bedreiging niet wettig en overtuigend bewezen. Weliswaar heeft het samenstel van gedragingen van verdachte en de communicatie daarover tussen de betrokken bankmedewerkers, in de gegeven situatie waarin verdachte zijn beklag kwam doen, bedreigend kunnen zijn voor deze medewerkers, maar de rechtbank mist de overtuiging dat verdachte met zijn gedragingen, zoals omschreven in de tenlastelegging, het opzet heeft gehad om de bankmedewerkers te bedreigen. Het feit dat verdachte het sigarendoosje in de spreekkamer van de bank op tafel heeft gelegd en dit daar heeft laten liggen, legt in dit verband onvoldoende gewicht in de schaal. Dit feit past ook in de verklaring van verdachte ter zitting dat hij het sigarendoosje
in de binnenzak van zijn jas had zitten, dat hij dit doosje eruit heeft gehaald toen hij zijn papieren erin wilde stoppen en dat hij dit per ongeluk op tafel heeft laten liggen. Verdachte heeft ook nooit bewust het doosje aan de bankmedewerkers laten zien. Nu naar het oordeel van de rechtbank niet is komen vast te staan dat verdachte opzet heeft gehad op een bedreiging, zal de rechtbank hem van dit feit vrijspreken.
De rechtbank acht de onder 2. ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ;
- de aangifte van [naam tandarts] .
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de geestelijke stoornis van verdachte in dit geval niet aan de bewezenverklaring van (voorwaardelijk) opzet in de weg staat. De rechtbank acht niet aannemelijk dat het bij verdachte heeft ontbroken aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn vuistslag in het gezicht van zijn tandarts en de gevolgen daarvan.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
op 22 december 2011 te Roosendaal opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam tandarts]), eenmaal, met gebalde vuist tegen zijn (linker)kaak, heeft gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
In het Pro Justitia rapport van 28 maart 2012 concludeert psychiater [naam psychiater] -
samengevat en voor zover in dit verband van belang - het volgende. Verdachte lijdt aan de psychiatrische stoornis schizofrenie. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte in een psychotische toestand, onderdeel van de aandoening schizofrenie, ten gevolge waarvan hij oordeels- en kritiekstoornissen had. Zijn handelen werd gestuurd door de inhoud van de psychotische waangedachten. Het advies is om verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
In het Pro Justitia rapport van 1 mei 2012 concludeert psycholoog [naam psycholoog] - samengevat
en voor zover in dit verband van belang - het volgende. Verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie (paranoïde type). Hij imponeert als normaal begaafd.
Ten tijde van het ten laste gelegde lijkt er sprake van psychotische uitlatingen, hetgeen onderdeel is van de stoornis schizofrenie. Het is zeer waarschijnlijk dat de overtuigings-wanen van verdachte een groot aandeel hebben gehad in diens aanleiding om zijn tanden
te laten vergulden waardoor het voor verdachte noodzakelijk werd om naar de tandarts c.q. bank te gaan. Het advies is om verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Gelet op voornoemde rapportages zijn de officier van justitie en de raadsman van mening dat verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies van de deskundigen over. Zij is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte niet strafbaar is voor de bewezen verklaarde mishandeling. De verdachte moet ten aanzien van dat feit dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6. De op te leggen maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie
Uitgaande van een vrijspraak van het eerste feit vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Aan het in dit wetsartikel genoemd vereiste van gevaar voor de algemene veiligheid van personen is volgens haar voldaan. De officier van justitie wijst er-op dat zowel de beide gedragsdeskundigen als de reclassering een gesloten psychiatrische setting adviseren en dat de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) bij een bewezen-verklaring van uitsluitend het tweede feit wettelijk niet mogelijk is.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat er in geval van een vrijspraak van het eerste feit niet wordt voldaan aan de in artikel 37a Sr genoemde voorwaarden voor oplegging van de maatregel van TBS, zoals geadviseerd door de beide gedragsdeskundigen. Volgens de raadsman gaan deze gedragsdeskundigen er ten onrechte aan voorbij dat het goed met verdachte gaat als hij zijn medicatie inneemt. Die medicatie kan hem zo nodig via een depot worden verstrekt. Verdachte verklaart ter zitting dat hij zijn medicatie maar gedurende één periode heeft verwaarloosd en dat hij zich nu realiseert dat hij voortdurend medicatie nodig heeft. De raadsman pleit voor een ambulante behandeling van verdachte zoals deze wordt voorgestaan door psychiater [naam psychiater] van GGZWNB in zijn brief d.d. 6 april 2012. Hij verzoekt de rechtbank om deze psychiater, die verdachte jarenlang heeft behandeld, ter zitting als deskundige te horen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zijn tandarts mishandeld door hem een vuistslag in het gezicht te geven.
Verdachte is eerder in aanraking met politie en justitie geweest vanwege het plegen van vermogens- en gewelddelicten. In 2007 heeft hij de maatregel van TBS met voorwaarden opgelegd gekregen voor een poging tot doodslag.
Psychiater [naam psychiater] en psycholoog [naam psycholoog] geven in voornoemde rapportages beiden aan dat verdachte geen besef heeft dat hij lijdt aan een psychische stoornis, dat hij niet gemotiveerd is voor behandeling noch voor het gebruik van antipsychotische medicatie.
Zij schatten de risicoprognose ongunstig in en benadrukken de onvoorspelbaarheid van het gedrag van verdachte. De deskundigen zijn van mening dat verdachte een behandelkader nodig heeft waaraan hij zich niet kan ontrekken. Een eerder kader in de vorm van een TBS met voorwaarden heeft blijkbaar onvoldoende effect gesorteerd. De gedragsdeskundigen adviseren thans een gesloten kader, in de vorm van een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Sr of in die van een TBS met dwangverpleging, waarbij hun voorkeur uitgaat naar de laatste mogelijkheid.
In het rapport van 30 mei 2012 schat de Reclassering Nederland het recidiverisico hoog in vanwege de psychiatrische stoornis schizofrenie (van het paranoïde type) waaraan verdachte lijdt. Volgens de reclassering mist verdachte ziektebesef en mijdt hij zorg als er geen verplicht kader is. In het advies aan de rechtbank volgt de reclassering het advies van de gedragsdeskundigen, echter met een voorkeur voor de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. Zij acht een GGZ-instelling aangewezen voor patiënten met het ziektebeeld van verdachte. Volgens de reclassering kan verdachte gedurende een jaar verpleegd worden in een FPA. Daarna kan hij, indien de behandelaars dit noodzakelijk achten, met een civiele machtiging verder worden verpleegd in een psychiatrische kliniek/ GGZ instelling.
Gelet op het voorgaande is voor de rechtbank vast komen te staan dat verdachte een intensieve behandeling nodig heeft in een gedwongen kader met controle op het gebruik
van antipsychotische medicatie. Nu het bewezen verklaarde feit niet een misdrijf betreft als genoemd in artikel 37a, lid 1, onder 1 Sr, is de mogelijkheid van oplegging van de maatregel van TBS, zoals geadviseerd door de gedragsdeskundigen, komen te vervallen. Gezien de ontoerekenbaarheid van het bewezen verklaarde feit aan verdachte bestaat evenmin de mogelijkheid om het ambulante pakket van begeleiding en behandeling dat psychiater [naam psychiater] van de GGZWNB voor ogen heeft van een dwingend kader te voorzien. De rechtbank heeft dan ook geen behoefte om deze psychiater als deskundige te horen. Het enige dwingende kader dat in dit geval resteert, is dat van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Sr. Aan de in dit wetsartikel gestelde voorwaarden is naar het oordeel van de rechtbank voldaan, nu verdachte zonder behandeling en strikt medicatiegebruik een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen. Dit blijkt wel uit het bewezen verklaarde feit. Gezien de persoonlijkheid van verdachte, het bestaande recidiverisico en het gebrek aan een alternatief, dwingend behandelkader, zal de rechtbank verdachte de maatregel van artikel 37 Sr opleggen.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij, de heer [naam tandarts], woonachtig te [adres] vordert een vergoeding van € 1.000,= aan materiële schade (omzetderving) voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 500,= een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Bij gebrek aan stukken die de vordering van de benadeelde partij onderbouwen, acht de rechtbank slechts de helft van het gevorderde bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. Dit deel van de vordering zal zij toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dit deel van de vordering van de benadeelde partij zal zij afwijzen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 37, 39 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1. tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2. ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 2: Mishandeling
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde feit en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
(667474) 1.00 STK Sigarendoos, Pandora, inhoud 9 sigaren;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam tandarts], woonachtig te [adres] van € 500,= ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- wijst het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer,
[naam tandarts], woonachtig te [adres] (feit 2), € 500,=
te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mrs. Louwerse en De Weert, in tegenwoordigheid van mr. Metz, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
19 juni 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Roosendaal een of meer medewerker(s)
van de Rabobank aan (adres) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
(telkens) opzettelijk dreigend;
- een bruinkleurig houten doosje, althans een sigarendoosje, deels verstopt
onder zijn kleding mee de bank in genomen en/of
- tijdens het gesprek met een bankmedewerker veelvuldig op zijn horloge gekeken
en/of
- voorafgaand en/of tijdens voornoemd gesprek zijn zonnebril opgehad/opgelaten
en/of meermalen opgezet en/of
- meermalen en al dan niet zenuwachtig lijkend op is gestaan en/of heen en weer
heeft gelopen en/of
- meermalen, althans eenmaal, ontwijkende, althans verwarde, antwoorden
tijdens voornoemd gesprek aan een bankmedewerker gegeven en/of
- nadat het gesprek met een medewerker van de bank was beëindigd en hij
de betreffende ruimte verliet, een bruinkleurig houten doosje, althans een
sigarendoosje, midden op (de nagenoeg lege) tafel laten liggen;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 22 december 2011 te Roosendaal opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [naam tandarts]), meermalen althans eenmaal, met gebalde vuist
en/of vlakke hand tegen zijn (linker)kaak, althans tegen/in zijn gezicht heeft
geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
[Einde tekst]