ECLI:NL:RBBRE:2012:BW9893
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 14fa Wetboek van Strafrecht in relatie tot legaliteitsbeginsel
In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 28 juni 2012 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot voorlopige tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf die vóór 1 april 2012 was opgelegd. De vordering was gebaseerd op artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht, dat op 1 april 2012 in werking is getreden. De rechter-commissaris oordeelde dat de toepassing van dit artikel in dit geval in strijd was met het legaliteitsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechter-commissaris stelde vast dat de veroordeling en de opgelegde voorwaardelijke straf dateren van vóór de inwerkingtreding van artikel 14fa Sr, en dat er geen overgangsregeling was die de toepassing van dit artikel rechtvaardigde. Hierdoor zou de veroordeelde in een nadeliger positie komen te verkeren, wat in strijd is met het legaliteitsbeginsel.
De rechter-commissaris verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering en gelastte de onmiddellijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De procedure begon met een onherroepelijk vonnis van 4 juli 2011, waarbij de veroordeelde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden kreeg opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd was ingegaan op 19 juli 2011. De officier van justitie had op 25 juni 2012 een vordering ingediend, waarin werd gesteld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden had overtreden. De rechter-commissaris heeft de veroordeelde en zijn raadsman gehoord, maar de officier van justitie was niet aanwezig. De raadsman pleitte voor afwijzing van de vordering, wat de rechter-commissaris uiteindelijk heeft gedaan.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige toepassing van nieuwe wetgeving in het strafrecht, vooral wanneer deze wetgeving terugwerkende kracht heeft en mogelijk nadelige gevolgen heeft voor veroordeelden. De rechter-commissaris verwijst naar relevante rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, die de bescherming van de rechten van verdachten en veroordeelden onderstreept.