parketnummer: 02/801142-11 en 02/800675-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 juni 2012
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 juni 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Van Aken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlasteleggingen zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 02/800675-11
Op 22 juni 2011 in Oisterwijk een bromfiets heeft gestolen dan wel verduisterd.
Ten aanzien van parketnummer 02/801142-11
1. Op 22 oktober 2011 in Waalwijk samen met iemand anders [aangever] met geweld heeft overvallen;
2. Op 31 oktober 2011 samen met anderen een overval heeft voorbereid.
3 De voorvragen
De dagvaardingen zijn geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij wat betreft de zaak met parketnummer 02/800675-11 op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen van de politie en de verklaring van verdachte zelf. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 02/801142-11 baseert de officier van justitie zich voor wat betreft feit 1 op de aangifte van [aangever], de verklaringen van getuigen [getuige 1] [getuige 2]] de tapverslagen van de van aangever ontvreemde iPhone, het bloed op de schoen van medeverdachte [mededader 1] en de verklaring van verdachte. Naar aanleiding van de afgeluisterde gesprekken op de ontvreemde iPhone, komt de politie bij feit 2 en zij treft verdachte in de auto met de medeverdachten en de spullen die wijzen op een op handen zijnde overval. Daarnaast baseert de officier van justitie zich op de verklaring van [getuige 3] en op de verklaringen van de medeverdachten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is voor wat betreft de zaak met parketnummer 02/800675-11 van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de diefstal met braak, maar refereert zich voor wat betreft de verduistering aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft de zaak met parketnummer 02/801142-11 is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Zij wijst daarbij voor wat betreft feit 1 op de omstandigheid dat aangever verklaart dat hij is aangesproken door verdachte, maar dat hij zich niet kan herinneren dat hij geslagen is door verdachte. De verklaring van aangever correspondeert op dit punt met de verklaring van verdachte dat hij aangever weliswaar om geld heeft gevraagd maar daarna is doorgelopen. Het is volgens de verdediging goed mogelijk dat verdachte, zoals door hem is verklaard, de telefoon van aangever heeft gevonden. Er lagen immers wel meer spullen van aangever rond de plaats delict. De verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] acht de verdediging niet betrouwbaar nu met [getuige 2] tijdens zijn verhoor werd gevoed door de verbalisanten. De overige bewijsmiddelen, het aangetroffen bloed van aangever op [mededader 1]s schoen, de camerabeelden van de mislukte pintransactie met de pinpas van aangever wijzen in de richting van medeverdachte [mededader 1]. Ten aanzien van feit 2 is de verdediging van mening dat alleen opzet was op het aanwezig hebben van de goederen in de auto, maar dat er geen opzet was op het plegen van een overval. Uit de verklaringen van zowel verdachte als de medeverdachten komt naar voren dat het slechts grootspraak en stoerdoenerij was.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De zaak met parketnummer 800675-11
Twee agenten zien op 22 juni 2011 omstreeks 15.45 uur op de Eftelingsestraat in Kaatsheuvel de bestuurder van een witte bromfiets met kenteken [( - - )] zonder helm rijden. Als de bestuurder omkijkt, herkent één van de agenten deze als de hem ambtshalve bekende [verdachte]. Als de agenten contact opnemen met de kentekenhoudster, blijkt deze persoon op dat moment aangifte te doen van diefstal van de bromfiets diezelfde dag . Aangeefster verklaart dat haar dochter op 22 juni 2011 de scooter om 15.05 uur heeft gestald in de Van Kemenadelaan in Oisterwijk en afgesloten heeft met een hang- en stuurslot. Toen de dochter van aangeefster na 10 minuten terugkwam, was de scooter (inclusief hangslot en de in de scooter opgeborgen verpleegsterjas en helm) weg . Verdachte verklaart dat hij op 22 juni 2011 een witte scooter waar het contact uit was, heeft gevonden bij friettent De Counter. Verdachte heeft de bromfiets bekeken en is erop gaan rijden .
Gelet op de omstandigheid dat er weinig tijd zit tussen het tijdstip waarop de scooter is weggenomen in Oisterwijk, te weten tussen 15.05 uur en 15.15 uur en het aantreffen van verdachte op de scooter in Kaatsheuvel door de agenten omstreeks 15.45 uur, en de tijd die nodig was om die afstand te overbruggen, acht de rechtbank verdachtes verklaring dat hij de scooter bij de friettent in Waalwijk heeft gevonden en meegenomen niet geloofwaardig. De rechtbank acht gelet hierop ook bewezen dat het verdachte was die het hangslot en stuurslot van de scooter in Oisterwijk heeft verbroken en de scooter daar heeft gestolen.
De zaak met parketnummer 02/801142-11
Feit 1:
In de nacht van 22 oktober 2011 omstreeks 03.45 uur werd bij winkelcentrum De Els te Waalwijk aangever [aangever] aangesproken door een jongeman met een lichtbruine gewatteerde jas aan en een muts over zijn hoofd. De man vroeg [aangever] om geld, maar [aangever] is langs de man gelopen en heeft hem gezegd dat hij niks krijgt. Wat er daarna is gebeurd, herinnert [aangever] zich niet meer. [aangever] besefte dat hij was overvallen toen hij weer voor zijn voordeur stond . [aangever]s gezicht was bebloed, hij had twee snijwonden in zijn gelaat, een bloedneus, een zwelling aan zijn bovenlip en een losse tand. [aangever] is ter observatie in het ziekenhuis opgenomen . [aangever] mist na de overval zijn portemonnee, zijn iPhone, autosleutels en ook zijn auto, een Seat Cordoba, met de daarin aanwezige goederen . De auto wordt later uitgebrand aangetroffen.
[getuige 2] verklaart dat hij in de nacht van 21 op 22 oktober 2011 met zijn neef [getuige 1] [achternaam] bij De Els aan het chillen was, toen [verdachte] en [mededader 1] erbij kwamen. [verdachte] en [mededader 1] hebben een kale meneer hard geslagen zodat deze bloedde en vervolgens zijn auto afgepakt. [verdachte] droeg volgens getuige 2 een bruine lange jas en [mededader 1] een zwarte jas. [getuige 1] [achternaam] verklaart dat hij heeft gezien dat [verdachte] een muts opzette toen hij naar de man toeging en ging praten tegen de man. [verdachte] en [mededader 1] zijn volgens [getuige 1] begonnen met een vechtpartij. De iPhone van [aangever] is op 23 oktober 2011, een dag later in gebruik genomen door verdachte . Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij de man heeft aangetikt en hem op normale toon gevraagd heeft om geld omdat hij geld wilde om uit te gaan. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij, nadat hij deze vraag heeft gesteld en hierop geen (bevredigend) antwoord heeft gekregen, is weggelopen om vervolgens terug te keren naar het uitgaanscentrum, niet geloofwaardig gelet op de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]. De rechtbank acht het, gelet op de overige bewijsmiddelen, evenmin geloofwaardig dat verdachte de iPhone van aangever op de weg terug naar huis heeft gevonden.
De rechtbank overweegt gelet op het voorgaande dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een ander, te weten [mededader 1] [mededader 1] een gewelddadige overval heeft gepleegd op [aangever] en daarbij diens portemonnee met inhoud, de autosleutels en de auto van [aangever] heeft weggenomen.
Feit 2:
Aanleiding
Op zaterdag 22 oktober 2011 werd bij een winkelcentrum in Waalwijk een straatroof gepleegd waarbij onder andere de mobiele telefoon, een iPhone, van het slachtoffer werd weggenomen. Uit de verkregen historische verkeersgegevens van en de aangesloten printtap op de iPhone bleek dat deze iPhone na de straatroof in gebruik was genomen met een nieuw sim-kaartje en dat deze vermoedelijk in gebruik was bij verdachte. Uit een beschikbare verdachtenfoto van verdachte bleek dat hij sterk leek op één van de verdachten op de beveiligingsbeelden van het winkelcentrum. Er werd een spoedtap aangesloten op de iPhone en op het telefoonnummer [*********] waarmee gebruik werd gemaakt van deze telefoon. Op 31 oktober 2011 omstreeks 16.00 uur kon de spoedtap worden uitgeluisterd en uit de gevoerde gesprekken bleek dat verschillende personen voorbereidingshandelingen aan het treffen waren om die avond omstreeks 20.00 uur een gewapende overval te gaan plegen op een woning in Udenhout, dan wel in Waalwijk. De gebruiker van de iPhone, vermoedelijk verdachte, gaf tijdens één van de gesprekken aan dat hij ‘die gun’ mee zou nemen en dat ene [mededader 2] zou rijden in een VW Golf.
Tapgesprekken en chatsessies op 31 oktober 2011
Op 31 oktober 2011 hebben er meerdere telefoongesprekken en chatsessies plaatsgevonden tussen verdachte en de medeverdachten. Uit gegevens van de politie bleek dat het telefoonnummer [*********] in gebruik was bij verdachte. Het telefoonnummer [***********] stond op naam van medeverdachte [mededader 3], de telefoonnummers [********(*] en [*********] waren in gebruik bij medeverdachte [mededader 4] [achternaam][mededader 5] heeft de telefoonnummers [*********] en [********] in gebruik. De rechtbank gaat er van uit dat de hiervoor genoemde telefoonnummers op 31 oktober 2011 in gebruik waren bij verdachte en de genoemde medeverdachten.
Op 31 oktober 2011 om 14.18 uur belde [mededader 3] naar verdachte. Verdachte zei: ‘Jij, ik en [mededader 6] gaat mee en [mededader 2] gaat mee, [mededader 2] rijdt met die golf van hem. Pak je spullen, ik pak die gun, en dan gaan we eerst hier in Udenhout knallen of eerst in Waalwijk zeg maar. 8 uur gaan we ongeveer’. Daarna belde verdachte om 14.20 uur naar [mededader 4] en zei: ‘we klappen die ding met 3 andere, als die dinge in Udenhout niet lukt, gaan we naar Waalwijk’. Om 18.20 uur belde verdachte wederom naar [mededader 4] en zei: ‘zij gunnen jou toch ook dat ene ding van Waalwijk jongen, osso ofzo, met zijn vijven, een blijft in de waggie, met zijn vieren’. Om 19.27 uur heeft [mededader 4] een sms-bericht gestuurd met de tekst: ‘luister dan als je busgeld voor me kan betalen kom ik station kunnen we samen gaan en kloezzoe trekken we hebben zowiezo buit zeg het maar bel me! –[mededader 4]’. Om 19.43 uur belde verdachte naar [mededader 5] en vroeg hem: ‘ he, waar was die straat ook al weer’?, waarop [mededader 5] antwoordde: ‘die straat dat is [adres]’. Om 20.04 uur zei [mededader 5] in een telefoongesprek tegen verdachte: ‘ik ben effe [mededader 4] ophalen en ben over een kwartiertje in Udenhout. Rij een stukje door, bij het tennisveld daar heb je een parkeerplaats, wacht daar effe’. Om 20.27 uur belde verdachte naar [mededader 5] en [mededader 5] vroeg: ‘he waar ben je’. Verdachte reageerde: ‘wij zijn er al jongen’. [mededader 5] reageerde: ‘ja waar wij staan op die parkeerplaats’.
Vanaf 17.54 uur hebben er ook chatsessies plaatsgevonden tussen [mededader 2] en [mededader 6]. [mededader 2] schreef onder andere: ‘ja maat dit is nie om grappen over te maken’ en ‘oke K wil geen woute aan me deur snap te’. [mededader 6] reageerde: ‘je moet echt nooit denken dat ik stoer doe tegen jou oke?’ en ‘hoe laat wil je gaan’? [mededader 2] reageerde met: ‘half 7’. Ook heeft er vanaf 16.21 uur een chatsessie plaatsgevonden tussen [mededader 2] en [mededader 3]. [mededader 2] schreef: ‘dan heb ik ook geen muts nodig’ waarop [mededader 3] reageerde: ‘ja maar ik wel maat’ en ‘heb me uggs aan, kan niet rennen er mee’. [mededader 2] reageerde: ‘als ik maar niet voor niks rijd’ en ‘half 7 ben ik kets zo iets’.
Incident
Via de taplijnen is informatie binnen gekomen dat er mogelijk een overval gaat plaatsvinden, dat de verdachten zouden verzamelen op het parkeerterrein aan de Sportlaan te Udenhout en dat het adres van de woning, waar de overval vermoedelijk zou plaatsvinden, de [adres] betrof. De verbalisanten zijn onmiddellijk ter plaatse gegaan in Udenhout. Op het parkeerterrein van de voetbalclub zagen zij een zwarte Volkswagen Golf en werd één van de inzittenden herkend als [verdachte]. Er kwam een scooter aan rijden met daarop twee personen welke vervolgens contact maakten met één van de inzittenden van de Volkswagen Golf. Vervolgens is er tot actie overgegaan, werden de genoemde personen benaderd en werden alle personen staande gehouden. In de Volkswagen Golf zaten de volgende personen: verdachte, [mededader 6] [achternaam], [mededader 3] en [mededader 2] [achternaam] op de bestuurderstoel. De personen bij de scooter bleken te zijn: [mededader 4] [achternaam][mededader 5]. Gezien de informatie met betrekking tot de voorbereiding van een gewapende overval werden bovengenoemde personen onderworpen aan een veiligheidsfouillering. In de jaszak van [mededader 5] werd een zwart metalen uitvouwbaar mes en een ID-kaart op naam van [getuige 3], geboren op 17 juni 1992 aangetroffen. Bij [mededader 4] werd een elektrisch stroomstoot wapen in zijn jaszak en een uitvouwbaar mes aan zijn broeksband aangetroffen. Vanaf de buitenkant van de zwarte Golf werd er in het voertuig gekeken en een verbalisant zag de volgende voorwerpen liggen: een groot koksmes, een stanleymes, een busje traangas, een latex gezichtsmasker, mutsen en handschoenen.
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat hij aan de [adres] te Udenhout woont. [mededader 5] was zijn beste vriend. [mededader 5] heeft een keer aan [getuige 3] gevraagd waar de kluis stond. [getuige 3] wist niet hoe [mededader 5] wist dat zij een kluis hadden. [getuige 3] heeft toen tegen [mededader 5] gezegd dat hij wist waar hij ongeveer stond maar dat hij hem niet zag staan. [mededader 5] zei toen tegen [getuige 3] dat [bijnaam verdachte] hem wel zou vinden. [bijnaam verdachte] zou alle schilderijen van de muur af trekken. [mededader 5] had [getuige 3] verteld dat [bijnaam verdachte] die carjacking in Waalwijk had gedaan. [mededader 5] wist waar de sleutel van het huis lag en dat de ouders van [getuige 3] op vakantie waren.
Verklaringen verdachten
Bij de politie zijn door de verdachten verklaringen afgelegd over het incident.
[mededader 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op de dag van de aanhouding via de Ping is benaderd door [mededader 6] om naar Udenhout te gaan om bij iemand aan de deur te gaan. Hij wist dat ze iets van plan waren. [mededader 2] heeft [mededader 6], verdachte en [mededader 3] opgehaald. In de auto werd het [mededader 2] duidelijk dat daar een overval zou plaatsvinden . [mededader 4] en [mededader 5], de twee jongens op een scooter waren er ook bij betrokken.
Bij de politie verklaarde [mededader 5] dat hij wist dat er een overval op het huis van [getuige 3] zou plaats vinden toen hij van Tilburg naar Udenhout reed en dat hij het adres van [getuige 3] heeft doorgegeven aan verdachte . [mededader 5] verklaart dat [bijnaam verdachte] de bijnaam is van verdachte .
[mededader 6] verklaarde bij de politie dat [mededader 4] aan de deur gaan en een overval plegen. Dit zou zijn bij een vriend van [mededader 4]. [mededader 6] heeft gezien dat verdachte een masker opzette toen hij op de achterbank van de auto zat. [mededader 6] heeft het adres [adres] van verdachte gekregen en ingevoerd in de TomTom onderweg .
[mededader 4] heeft bij de politie verklaard dat [mededader 5] hem heeft opgehaald met de scooter en dat ze toen naar Udenhout zijn gegaan. Hij had een mes en een stroomstootwapen bij zich. [mededader 4] wist van de overval .
[mededader 3] heeft bij de politie verklaard dat hij ’s middags werd gebeld door verdachte en dat verdachte hem heeft gevraagd om een mes mee te nemen. Ook heeft [mededader 3] die dag contact gehad met [mededader 2]. [mededader 2], [mededader 6] en verdachte zaten in de auto toen ze [mededader 3] kwamen ophalen. [mededader 3] had zijn eigen muts en een mes bij zich. In de auto werd gezegd dat ze naar Udenhout zouden gaan om een overval te plegen in een woning aan de Sportlaan. [mededader 4] en [mededader 5], de twee jongens op een scooter waren er ook bij betrokken .
Eindconclusie
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereiden van afpersing en/of diefstal met geweldpleging door twee of meer personen door opzettelijk voorwerpen voorhanden te hebben bestemd tot het begaan van het misdrijf.
De stelling van de verdediging dat er alleen opzet was op het aanwezig hebben van de goederen en geen opzet was op het voorbereiden van een overval, volgt de rechtbank gelet op het voorgaande niet. Uit de gemaakte afspraken en de eerder gevoerde gesprekken met betrekking tot het doen van een overval, heeft de rechtbank de overtuiging dat het niet louter stoerdoenerij was en dat er wel degelijk opzet was op het voorbereiden van een overval op de woning van [getuige 3].
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 02/800675-11
op 22 juni 2011 te Oisterwijk met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, toebehorende aan [aangeefster], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 02/801142-11
1. op 22 oktober 2011 te Waalwijk tezamen en in vereniging met
een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Seat Cordoba, gekentekend [( - -)] en portemonnee (met inhoud) en een mobiele telefoon (IPhone 3g) en een rijbewijs, toebehorend[aangever]] welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [aangever] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden welk geweld hierin bestond dat hij en zijn mededader die [aangever] meermalen, tegen het hoofd en lichaam hebben geslagen;
2. op 31 oktober 2011 te Udenhout tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van een misdrijf, te weten het in vereniging plegen van afpersing (artikel 317 Wetboek van Strafrecht) en/of diefstal met geweldpleging (artikel 312 Wetboek van strafrecht), met zijn mededaders, opzettelijk voorwerpen bestemd tot het in vereniging gaan van dat misdrijf heeft voorhanden gehad, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders opzettelijk de volgende goederen voorhanden gehad:
- messen, en
- maskers, en
- een stroomstootwapen
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 150 dagen met aftrek van voorarrest, een werkstraf voor de duur van 150 uur, te vervangen voor 75 dagen jeugddetentie bij het niet verrichten en een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering en meewerken aan de module Lust en meewerken aan een behandeling vanuit het Dok/Catamaran.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen met betrekking tot de eis van de officier van justitie in het geval er een bewezenverklaring kan volgen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met braak, een gewelddadige overval en voorbereidingshandelingen aan een overval op een woonhuis.
De rechtbank acht met name de geweldsdelicten gericht tegen personen ernstig. Omdat hij geld nodig had om uit te gaan, heeft hij samen met de medeverdachte een voorbijganger op straat met aanzienlijk geweld beroofd van zijn portemonnee, telefoon, sleutels en zelfs zijn auto. Het is voorts een geluk geweest dat de politie tijdig ingreep bij de voorbereidingshandelingen van een overval, anders waren verdachte en de medeverdachten met maskers en wapens het huis in Udenhout binnengegaan, wederom uit louter financieel gewin. Verdachte heeft zich daarbij niet bekommerend om de gevolgen voor eventuele bewoners.
Dergelijk geweld brengt niet alleen angstgevoelens teweeg bij de directe slachtoffers, maar roept tevens grote gevoelens van onveiligheid en onrust op in de samenleving.
Psycholoog [naam psycholoog] heeft een rapport uitgebracht over verdachte. Hij concludeert dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de zin van een gedragsstoornis. Hij vertoont een zwakke impulsregulatie, heeft moeite met regels en gezag, is gericht op de bevrediging van zijn eigen behoeften, heeft een beperkt inlevingsvermogen en een gebrekkig functionerend geweten. Over de toerekenbaarheid kan de psycholoog zich niet uitlaten gezien de ontkennende houding van verdachte.
Hij adviseert een voorwaardelijke PIJ-maatregel, omdat op die manier de intensieve behandeling die verdachte nodig heeft kan worden afgedwongen.
Psychiater [naam psychiater] heeft ook een rapport uitgebracht over verdachte. Hij concludeert dat bij verdachte sprake is van een antisociale gedragsstoornis en een discrepantie tussen zijn verbale en performale intelligentie en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische en anti-sociale trekken. Hij adviseert een Multi Systeem Therapie (MST) naast een intensieve individuele behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Ook de Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport uitgebracht over verdachte. De heer [naam] van de Raad voor de Kinderbescherming heeft het rapport ter zitting toegelicht. De Raad adviseert - naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een onvoorwaardelijke werkstraf - ook een voorwaardelijke PIJ-maatregel met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering in het kader van de maatregel Hulp en Steun en dat hij deelneemt aan de module MST en na afronding van MST zich laat behandelen door het Dok/Catamaran.
De rechtbank stelt vast dat een PIJ-maatregel kan worden opgelegd. De gepleegde feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater en de Raad voor de Kinderbescherming in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat verdachte intensieve behandeling nodig heeft ter voorkoming van recidive. Bovendien is een PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, nu hij dringend behandeling behoeft.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het voorgaande. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld, ook voor geweldsdelicten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat de volgende straf passend is: een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, een onvoorwaardelijke werkstraf van 150 uur en daarnaast en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering ook als dat inhoudt dat verdachte dient mee te werken aan de module MST en behandeling bij het Dok/Catamaran.
Gelet op de hiervoor genoemde problematiek van verdachte ziet de rechtbank aanleiding voor toepassing van artikel 77p, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 02/800675-11
De benadeelde partij [aangeefster] vordert een schadevergoeding van € 2.735,75 voor het feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade van € 2.735,75 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 02/801142-11
De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van in totaal € 23.348,20 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 16.786,93 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 6.786,93 ter zake van materiële schade en € 10.000 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten van de gevorderde noodgedwongen vrije dagen (€1.038,40) en de expertisekosten auto (€74,99) niet voor vergoeding in aanmerking en dit bedrag afwijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag voor de immateriële kosten (smartengeld €3.500) onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Gelet op de hiervoor genoemde problematiek van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 77l, lid 5, van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat verdachte, indien hij bij aanvang van de tenuitvoerlegging van de vervangende detentie de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 27, 36f, 46, 47, 57, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77p, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van parketnummer 02/800675-11
Diefstal waarbij de schuldige het goed onder zich heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van parketnummer 02/801142-11
Feit 1: Diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: Medeplegen van voorbereiden van afpersing en diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 150 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 75 dagen;
- bepaalt dat verdachte bij omzetting van de taakstraf in het geval hij op dat moment de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie overeenkomstig artikel 77p, lid 4, van het Wetboek van Strafrecht.
Maatregel
- beveelt de voorwaardelijke plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt deelname aan de module MST of een andere door de Stichting Bureau Jeugdzorg geïndiceerde behandeling;
* dat verdachte meewerkt aan een behandeling vanuit Het Dok/Catamaran of een soortgelijke, forensische (jeugd)psychiatrische kliniek;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster]
€ 2.735,75 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] van € 16.786,93, waarvan € 6.786,93 ter zake van materiële schade en €10.000 ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [aangever] voor het bedrag van
(€ 1.038,40 en €74,99 =) €1.113,39 wordt afgewezen;
- verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in haar vordering voor het overige deel (€3.500) en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover het bedrag ten aanzien van de vordering van [aangever] door de mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen:
- benadeelde partij [aangeefster] (parketnummer 02/800675-11), € 2.735,75, te vervangen door 4 dagen jeugddetentie;
- benadeelde partij [aangever] (feit 1 van parketnummer 02/801142-11), € 16.786,93, te vervangen door 26 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat voor zover deze bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen; (BP04C)
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat verdachte indien hij bij aanvang van de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie overeenkomstig artikel 77l, lid 5, van het Wetboek van Strafrecht;
- heft het geschorste bevel voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Poerink en mr. Schoonen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 juni 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Parketnummer 02/800675-11
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 22 juni 2011 te Oisterwijk tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangeefster], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juni 2011 te Oisterwijk en/of Kaatsheuvel opzettelijk
een bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangeefster], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten
door vondst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 02/801142-11
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 22 oktober 2011 te Waalwijk tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Seat Cordoba, gekentekend
[( - -)] en/of portemonnee (met inhoud) en/of een mobiele telefoon (IPhone
3g) en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever] in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[aangever] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s) die [aangever]
meermalen, althans eenmaal (telkens) op/tegen het hoofd en/of lichaam
heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 31 oktober 2011 te Waalwijk en/of Drunen en/of Udenhout
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het/een misdrijf, te weten het (in vereniging) plegen
van afpersing (artikel 317 Wetboek van Strafrecht) en/of diefstal met
geweldpleging (artikel 312 Wetboek van strafrecht),
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk voorwerpen,
stoffen, gelden of andere betaalmiddelen, informatiedragers, ruimten of
vervoermiddelen kennelijk bestemd tot het (in vereniging) begaan van dat
misdrijf heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd
en/of uitgevoerd en/of voorhanden gehad,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
opzettelijk de volgende goederen voorhanden gehad:
- een of meerdere mes(sen), en/of
- een of meerdere maskers, en/of
- een stroomstootwapen
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht