ECLI:NL:RBBRE:2012:BX1338

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
26 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/5377
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuimboete wegens te late aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 26 april 2012 uitspraak gedaan over de verzuimboete van € 226 die aan belanghebbende was opgelegd wegens het te laat indienen van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PH) voor het jaar 2008. De rechtbank oordeelde dat de verzuimboete terecht was opgelegd, omdat belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld (avas).

Belanghebbende had de aangifte uitbesteed aan haar belastingadviseur en had verzocht om uitstel tot 1 mei 2010. Ondanks herinneringen en aanmaningen van de Belastingdienst, heeft belanghebbende de aangifte niet tijdig ingediend. De rechtbank stelde vast dat de belastingadviseur in de veronderstelling verkeerde dat de aangifte op 19 juli 2010 elektronisch was ingediend, maar dat dit niet was gebeurd.

De rechtbank benadrukte dat het aan belanghebbende was om aan te tonen dat zij aan haar zorgplicht had voldaan en dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de aangifte tijdig in te dienen. De rechtbank concludeerde dat het enkel doorsturen van de herinneringen en aanmaningen naar de belastingadviseur niet voldoende was om te concluderen dat belanghebbende aan haar zorgplicht had voldaan.

De rechtbank oordeelde dat de opgelegde verzuimboete zowel relatief als absoluut passend en geboden was, gezien het doel van de boetebepaling om fiscale verplichtingen te waarborgen. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/5377
Uitspraakdatum: 26 april 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Helmond,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 28 september 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar in het kader van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PH) voor het jaar 2008 opgelegde verzuimboete van € 226.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2012 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbendes gemachtigde, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te [plaats], en namens de inspecteur, [gemachtigden].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende is op 28 februari 2009 uitgenodigd om vóór 1 april 2009 aangifte IB/PH voor het jaar 2008 te doen. Belanghebbende heeft het doen van deze aangifte uitbesteed aan haar belastingadviseur. De termijn voor het doen van de aangifte is op verzoek van de belastingadviseur verlengd tot 1 mei 2010.
2.2. Bij brief van 3 juni 2010 is belanghebbende eraan herinnerd dat de aangifte moest worden gedaan vóór 17 juni 2010. Met dagtekening 24 augustus 2010 is belanghebbende aangemaand om de aangifte vóór 7 september 2010 in te dienen. Daarbij is belanghebbende erop gewezen dat bij het niet (tijdig) doen van de aangifte een bestuurlijke boete zou worden opgelegd. Belanghebbende heeft de herinnering en de aanmaning naar haar belastingadviseur gestuurd.
2.3. Met dagtekening 31 augustus 2011 is aan belanghebbende een definitieve aanslag opgelegd. Bij deze aanslag is het inkomen ambtshalve vastgesteld. Daarbij is aan belanghebbende een verzuimboete van € 226 opgelegd op grond van artikel 67a AWR.
2.4. Namens belanghebbende is op 31 augustus 2011 bezwaar gemaakt tegen de aanslag en boete. Daarbij is verwezen naar de gelijktijdig ingediende aangifte IB/PH 2008. De inspecteur heeft de aangifte op 31 augustus 2011 ontvangen. In dit kader wordt vermeld dat de belastingadviseur weliswaar in de veronderstelling verkeerde dat de aangifte op 19 juli 2010 via elektronische weg was ingeleverd, maar ter zitting heeft de gemachtigde verklaard dat destijds vermoedelijk is verzuimd om een aanvullende handeling te verrichten om de aangifte daadwerkelijk verzonden te krijgen.
2.5. In beroep is tussen partijen uitsluitend in geschil of de verzuimboete in stand kan blijven.
2.6. Volgens artikel 67a van de AWR kan de inspecteur alleen een verzuimboete opleggen indien belanghebbende de aangifte niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn heeft gedaan. Paragraaf 21, vierde lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) bepaalt dat bij het niet binnen de termijn doen van aangifte alleen sprake is van een verzuim, indien belanghebbende de aangifte niet binnen een door de inspecteur gestelde termijn heeft gedaan en hij geen gevolg heeft gegeven aan een aanmaning van de inspecteur. Uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2008-2009, 32 128, nr. 3 blz. 34-35) volgt dat de Belastingdienst aan de aanmaning een herinnering laat voorafgaan. Pas wanneer de belastingplichtige de aanvankelijke uitnodiging tot het doen van aangifte, de herinnering en de aanmaning heeft genegeerd, legt de inspecteur hem de boete van artikel 67a AWR op. Gelet hierop, de tekst van artikel 67a van de AWR en paragraaf 21 van het BBBB, alsmede het overwogene onder 2.1 tot en met 2.4 heeft de inspecteur terecht een verzuimboete van € 226 aan belanghebbende opgelegd.
2.7. Indien er sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) legt de inspecteur geen verzuimboete op. Het gaat er daarbij om of de belastingplichtige alle in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van hem of haar te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig wordt ingediend (zorgplicht). Het is aan belanghebbende om avas te stellen en te bewijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat er sprake is van avas. Het enkel toezenden van de herinnering en de aanmaning aan de belastingadviseur is naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden onvoldoende om te concluderen dat belanghebbende aan haar zorgplicht heeft voldaan. Gesteld noch gebleken is dat er overigens correspondentie en/of overleg met de belastingadviseur heeft plaatsgevonden. In dit licht is onvoldoende aannemelijk dat belanghebbende geen enkel verwijt treft.
2.8. Het doel van de onderhavige boetebepaling is het inscherpen van het nakomen van fiscale verplichtingen. Zoals eerder vermeld is deze verplichting in het onderhavige geval ten onrechte niet nagekomen. Gelet op voormeld doel en het geconstateerde verzuim acht de rechtbank een boete van € 226 zowel relatief als absoluut passend en geboden.
2.9. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 26 april 2012 door mr. W. Brouwer, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van drs. J.M.C. Hendriks, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 8 mei 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.