ECLI:NL:RBBRE:2012:BX4179

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
2 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/801309-10
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Prenger
  • mr. Bakx
  • mr. Pick
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging bijzondere voorwaarden en tenuitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 2 augustus 2012 uitspraak gedaan in een vordering tot wijziging van bijzondere voorwaarden en de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk, had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarde van opname in een dubbele-diagnosekliniek. De rechtbank constateerde dat de veroordeelde, ondanks eerdere instemming met de behandeling, had aangegeven geen heil meer te zien in verdere klinische behandeling. Dit leidde tot de conclusie dat voortzetting van de behandeling zinloos was, aangezien er onvoldoende ziektebesef en motivatie was om de behandeling voort te zetten.

De officier van justitie had primair gevorderd om de bijzondere voorwaarden te wijzigen, maar ook subsidiair om de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft de vordering tot wijziging van de bijzondere voorwaarden afgewezen en de subsidiaire vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet gedwongen kon worden tot behandeling en dat de omstandigheden geen andere mogelijkheid boden dan de gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank ook rekening hield met adviezen van de reclassering en behandelaars.

De uitspraak benadrukt het belang van ziektebesef en motivatie voor een succesvolle behandeling in het kader van de bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de veroordeelde, mr. M.M. van Woensel, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 02/801309-10
Beslissing op de vordering tot wijziging bijzondere voorwaarden ex artikel 14f van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[Verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [adres verdachte], [woonplaats]
thans verblijvende [verblijfplaats]
heeft de officier van justitie de wijziging van de bijzondere voorwaarden gevorderd van een aan veroordeelde voorwaardelijk opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis van de meervoudige strafkamer te Breda d.d. 29 juni 2011;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 29 maart 2012;
- het rapport van Novadic-Kentron Breda d.d. 22 maart 2012;
- het proces-verbaal van de zitting d.d. 9 mei 2012;
- het proces-verbaal van verhoor van veroordeelde door de rechter-commissaris d.d. 16 mei 2012;
- de overige stukken;
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Daarbij heeft de officier van justitie aangegeven dat zij primair bij haar vordering tot wijziging van de voorwaarden blijft, maar dat zij subsidiair tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel vordert.
Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door haar raadsman mr. M.M. van Woensel, advocaat te ’s-Hertogenbosch.
2 De beoordeling.
Aan veroordeelde is bij voormeld vonnis een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 150 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen haar te geven door of namens de afdeling reclassering van Novadic-Kentron;
- dat veroordeelde zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij deze reclasseringsinstelling;
- dat veroordeelde zich zal laten opnemen en behandelen in een inrichting ter verpleging, te weten een dubbele-diagnosekliniek als FPA De Mare of een soortgelijke instelling gedurende de termijn van twee jaar of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht.
Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 19 augustus 2011. De proeftijd loopt van 19 augustus 2011 tot 18 augustus 2013.
Blijkens inlichtingen van Novadic-Kentron Breda d.d. 22 maart 2012 heeft veroordeelde zich niet volledig gehouden aan de bijzondere voorwaarde dat zij zich op zal laten nemen in een dubbeldiagnose kliniek, zoals FPA De Mare of een soortgelijke instelling. Veroordeelde is weliswaar bij FPA De Mare opgenomen, maar is reeds driemaal ontvlucht en teruggevallen in harddrugsgebruik. Zowel de reclassering als de behandelaar zijn van mening dat een andere klinische setting met meer beveiliging noodzakelijk is voor betrokkene.
De heer [naam psychiater], psychiater van FPA De Mare, adviseert een behandelsetting voor veroordeelde waar het behandeltempo lager ligt, er meer tijd genomen wordt voor de resocialisatiefase en het beveiligingsniveau hoger ligt dan bij FPA de Mare.
Vervolgens heeft Novadic-Kentron een herindicatie bij het IFZ aangevraagd. Op 10 februari 2012 werd een herindicatie afgegeven voor de long care afdeling van de Woenselse Poort, alwaar veroordeelde op dit moment reeds verblijft. De reclassering heeft geadviseerd als bijzondere voorwaarde te bepalen dat veroordeelde zich op zal laten nemen en zal laten behandelen in een inrichting ter verpleging, te weten de longcare afdeling van de FPK Woenselse Poort te Eindhoven, of een soortgelijke instelling.
Veroordeelde was het in eerste instantie eens met voornoemd advies van de reclassering, maar is hier later op teruggekomen. Zowel bij brief van 3 juni 2012 als ter zitting heeft zij uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij niet langer in een kliniek wil verblijven. De raadsman heeft aangegeven dat dit dient te worden opgevat als een verzoek ex artikel 14f lid 2 Wetboek van Strafrecht om de bijzondere voorwaarde van verblijf in een dubbele-diagnosekliniek of soortgelijke instelling op te heffen. Veroordeelde wil geen intramurale behandeling meer, zelfs wanneer dat een (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf tot gevolg zou hebben. Na het uitzitten daarvan gaat veroordeelde proberen het op eigen kracht te redden.
De rechtbank stelt voorop dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de haar bij vonnis van 29 juni 2011 opgelegde bijzondere voorwaarde. Gelet op het standpunt van veroordeelde, inhoudende dat zij geen heil ziet in verdere klinische behandeling, moet de rechtbank helaas vaststellen dat voortzetting van deze behandeling zinloos is. Voor een succesvolle klinische behandeling is in de eerste plaats nodig dat er voldoende ziektebesef is en dat betrokkene gemotiveerd is om zich te laten behandelen, ook al levert dit de nodige strubbelingen op. Dat vergt wilskracht en doorzettingsvermogen. Veroordeelde ziet zelf blijkbaar niet in dat zij veel baat kan hebben bij deze behandeling. Nu veroordeelde binnen het in dit geval beschikbare juridische kader niet gedwongen kan worden om hieraan haar medewerking te verlenen, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan aan te sluiten bij de subsidiaire vordering van de officier van justitie. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie tot wijziging van de bijzondere voorwaarden dient te worden afgewezen, en dat de subsidiaire vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 120 dagen dient te worden toegewezen.
3 De beslissing.
De rechtbank wijst de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie d.d. 29 maart 2012 af. De rechtbank gelast dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 120 dagen, die bij vonnis d.d. 29 juni 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/801309-10, ten uitvoer zal worden gelegd.
Deze beslissing is gegeven door mr. Prenger, voorzitter, mr. Bakx en mr. Pick, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Vermaat en is uitgesproken ter openbare zitting op
2 augustus 2012.