ECLI:NL:RBBRE:2012:BX6407

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
6 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
250928 FT/RK 12.1059
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Hopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering op basis van de 10-jaarstermijn en hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 6 augustus 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot schuldsanering van een verzoeker die eerder in de periode van 16 mei 2006 tot 11 augustus 2008 onder de schuldsaneringsregeling viel. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op basis van artikel 288 lid 2, aanhef en onder d, van de Faillissementswet (Fw), dat bepaalt dat een verzoek tot schuldsanering wordt afgewezen indien de schuldsaneringsregeling minder dan tien jaar voor de indiening van het verzoek opnieuw van toepassing is geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden voor een uitzondering op deze regel, zoals vermeld in de wet.

Tijdens de zitting op 30 juli 2012 is de verzoeker gehoord, waarbij hij zijn situatie heeft toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat de verzoeker weliswaar heeft aangegeven dat zijn situatie is verbeterd en dat hij meer structuur in zijn leven heeft, maar dat dit niet voldoende is om de afwijzingsgrond te omzeilen. De rechtbank heeft benadrukt dat de wetgever met de wijziging van de Faillissementswet in 2007 heeft beoogd om de toegang tot de schuldsaneringsregeling te beperken en dat de hardheidsclausule in artikel 288 lid 3 Fw niet van toepassing is in dit geval.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om het verzoek tot schuldsanering toe te wijzen, aangezien de verzoeker niet voldoet aan de vereisten die in de wet zijn gesteld. De beslissing van de rechtbank is dan ook om het verzoek af te wijzen, wat betekent dat de verzoeker geen recht heeft op een schuldsanering op dit moment. Deze uitspraak is gedaan door mr. Hopmans en is openbaar gemaakt op 6 augustus 2012.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team insolventierecht
afwijzing schuldsanering
rekestnummer: 250928 FT/RK 12.1059
nummer verklaring: BRE0111002834
uitspraakdatum: 6 augustus 2012
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te Landsheerstraat 24
4811 SM Breda,
verzoeker.
1. Het verloop van de procedure.
- Het verzoekschrift met bijlagen;
- De aantekeningen van de griffier van de zitting van 16 juli 2012.
2. Het geding.
Dit strekt ertoe te beoordelen of de schuldsaneringsregeling kan worden verleend.
3. De beoordeling.
3.1 Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 30 juli 2012. Daarbij is verzoeker gehoord.
3.2 De rechtbank overweegt als volgt.
3.3 Gebleken is dat ten aanzien van verzoeker de schuldsaneringsregeling eerder van toepassing is geweest in de periode van 16 mei 2006 tot 11 augustus 2008. Deze toepassing is op laatstgenoemde datum beëindigd op grond van artikel 350 lid 3, onder c en d, Faillissementswet (Fw). In het betreffende vonnis van 11 augustus 2008 heeft de rechtbank overwogen dat "genoegzaam is komen vast te staan dat schuldenaar zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren nakomt, nu hij de bewindvoerder ook na 24 januari 2008 geen enkele informatie heeft verstrekt en geen bewijsstukken van sollicitaties heeft toegezonden. Daarnaast heeft schuldenaar vanaf mei 2008 geen boedelbijdrage meer betaald en heeft hij, naast de reeds op 24 januari 2008 bestaande nieuwe schulden in verband met onterecht ontvangen huur- en zorgtoeslagen, een nieuwe schuld laten ontstaan bij CZ-actief.".
3.4 Ingevolge artikel 288 lid 2, aanhef en onder d, Fw wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen indien minder dan tien jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, ten aanzien van de schuldenaar de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest, tenzij deze toepassing is beëindigd op grond van artikel 350 lid 3, onder a of b, Fw of op grond van artikel 350 lid 3, onder d, Fw, om redenen die de schuldenaar niet waren toe te rekenen. Met de invoering van de wet van 24 mei 2007 (Stb. 192), houdende wijziging van de Faillissementswet in verband met herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, heeft de wetgever bewust – ter vervanging van de vóór 1 januari 2008 geldende facultatieve afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2, onder a, Fw – gekozen voor de imperatieve afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2, aanhef en onder d, Fw. Met deze wijziging – zo valt af te leiden uit de parlementaire geschiedenis – is beoogd invulling te geven aan een van de hoofddoelstellingen van de nieuwe regeling, te weten beheersing van het toenemende beroep op de schuldsaneringsregeling en de daarmee gepaard gaande toenemende werklast voor rechter en bewindvoerder.
3.5 De rechtbank begrijpt uit de overwegingen van het beëindigingsvonnis van 11 augustus 2008, alsmede uit hetgeen verzoeker ter gelegenheid van de zitting heeft opgemerkt, dat de drie in artikel 288 lid 2, aanhef en onder d, Fw genoemde uitzonderingen zich in het onderhavige geval niet voordoen. Aldus leidt naar het oordeel van de rechtbank het imperatieve karakter van de onderhavige afwijzingsgrond ertoe dat het verzoek dient te worden afgewezen.
3.6 Aan dit oordeel kan niet afdoen hetgeen verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek heeft aangevoerd, namelijk – samengevat – dat de kans op een schone lei is toegenomen doordat er meer structuur en regelmaat in zijn leven is gekomen, hij meer inzicht en overzicht heeft gekregen in zijn schuldenpositie, hij begeleid wordt in het kader van budgetbeheer en hij voorts in een sociaal en emotioneel betere positie is komen te verkeren. Weliswaar kent artikel 288 lid 3 Fw een hardheidsclausule voor schuldenaren waarvan is gebleken dat zij hun eerdere problematiek onder controle hebben, maar in deze bepaling wordt toepassing van de hardheidsclausule nadrukkelijk beperkt tot de twee daar genoemde gevallen, namelijk het ontbreken van ‘goede trouw’ en de aanwezigheid van strafrechtelijk gerelateerde schulden. Deze gevallen doen zich in de onderhavige situatie niet voor.
3.7 Voor een uitbreiding van de toepassing van de hardheidsclausule in artikel 288 lid 3 Fw naar het onderhavige geval – eerdere toepassing van de schuldsaneringsregeling in de tien jaar vóór het verzoek – ziet de rechtbank geen aanleiding. Als overwogen, biedt de tekst van deze bepaling daartoe geen aanknopingspunten. Ook in de parlementaire geschiedenis heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden die grond geven voor de veronderstelling dat de bepaling – die binnen de systematiek van artikel 288 Fw dient te worden beschouwd als een uitzonderingsregeling – ook kan worden toegepast in het onderhavige geval. Wel valt, zoals hiervoor is overwogen, in de parlementaire geschiedenis te lezen dat de regel dat hernieuwde toegang tot de regeling wordt ontzegd aan schuldenaren op wie in de tien jaar voorafgaande aan het verzoekschrift de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest, past binnen het strengere toegangsbeleid van de herziening van de Wsnp (MvT, Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 942, nr.3, p.21). Met dit uitgangspunt lijkt bezwaarlijk verenigbaar een uitbreiding van de toepassing van artikel 288 lid 3 Fw naar niet in dit artikel uitdrukkelijk genoemde gevallen.
3.8 Het vorenstaande voert dan ook tot de slotsom dat het verzoek dient te worden afgewezen.
4. De beslissing.
De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hopmans, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.